In twintig jaar is de Premier League uitgegroeid tot de grootste competitie ter wereld. De topper Manchester City – Manchester United volgende maandag zal massaal gevolgd worden. Wij bevroegen bevoorrechte Belgen over voetbal en leven in Engeland.
The more things change, the more they stay the same. Het ziet er sterk naar uit dat de twintigste kampioen van de Premier League dezelfde zal zijn als de eerste. In 1993 ging de allereerste titel van de pas in het leven geroepen competitie naar het Manchester United van Alex Ferguson. Beste jonge speler dat jaar? Een zekere Ryan Giggs. Het is het begin van de suprematie van Man U, die als een rode draad door het verhaal van het Engelse voetbal loopt. Het moet zowat de enige zijn, want op die twintig jaar is de hoogste klasse geëvolueerd naar een miljardenbusiness met Italiaanse en Spaanse managers en Russische en Arabische eigenaars.
Hallo Televisie
20 februari 1992 blijkt de dag die het Engelse voetbal voorgoed zal veranderen. De grootste clubs besluiten zich los te rukken uit de Football League en hun eigen topdivisie op te richten. Die stap laat hen toe om zelf over televisie- en sponsoringgelden te onderhandelen. Elke club wordt aandeelhouder en deelt volgens een verdeelsleutel in de inkomsten. Het Engelse voetbal gaat dan al een tijd door een dal. Na het Heizeldrama in 1985 worden Engelse ploegen voor vijf jaar uitgesloten van Europees voetbal. Eens terug op het Europese toneel zien de trotse Engelsen zich op alle vlakken voorbijgestreefd door de Italiaanse Serie A en de Spaanse Primera División.
Vragende partij voor het ontstaan van de Premier League was betaalzender British Sky Broadcasting van mediatycoon Rupert Murdoch. Die betaalde in 1992 46 miljoen euro per jaar voor de televisierechten. De gok op betaaltelevisie was destijds niet zonder risico, maar het bleek de juiste. In 2002 waren de televisierechten al tien keer meer waard. Het huidige contract met de satellietzender brengt de twintig clubs elk jaar meer dan 700 miljoen euro op. Maar er zijn kapers op de kust. Volgend jaar zou het Arabische Al-Jazeera, eigendom van de emir van Qatar, meedingen naar de rechten. De Arabieren willen na de sceptische reacties op het binnenhalen van het WK voetbal van 2022 bewijzen dat ze wel degelijk een voetballand zijn. Ook in India en China groeit de populariteit jaar na jaar, al vertaalt zich dat door piraterij en illegale streaming nog niet altijd in groot geldgewin. Na de grote drie in de VS (NFL, NBA en de MLB) maakt het van de Premier League de vierde grootste sportcompetitie ter wereld. Wat dat concreet betekent? Hekkensluiter West Ham sleepte vorig jaar 46 miljoen euro aan televisierechten binnen. Dat is tien miljoen euro boven het totale budget van RSC Anderlecht.
Over het kanaal
Lang voor hedendaagse toppers als Kompany, Vermaelen en Fellaini maakten oud-internationals Philippe Clement en Geert De Vlieger de sprong over het kanaal. Clement ging in 1998 naar Coventry City, De Vlieger kwam tussen 2004 en 2006 uit voor Manchester City. Doelman Nico Vaesen speelde dan weer acht jaar in Engeland, eerst bij het bescheiden Huddersfield Town, later dwong hij met Birmingham de promotie af naar de Premier League. Ook door zijn werk als spelersmakelaar komt hij er nog vaak.
Clement: “Het leven in Engeland beviel mij en mijn gezin geweldig. Coventry was een grauwe stad, maar de landelijke streek errond was heel mooi en bovendien woonden we niet zo ver van het levendige Birmingham.”
De Vlieger: “Als je in de buurt van een grootstad als Londen, Birmingham of Manchester woont, voel je je sneller thuis, want daar heb je sowieso meer een mengeling van culturen. Als je zoals Jelle Van Damme in Wolverhampton terechtkomt, is dat een ander verhaal. In Manchester was het alleszins fantastisch wonen. De stad is de laatste jaren – zeker met het nieuwe stadsgedeelte – aan een heropleving bezig die toen al ingezet was.”
Vaesen: “De Engelse mentaliteit vond ik prachtig. Iedereen is er recht voor de raap – klinkt het niet, dan botst het. De manager spaart niemand en zal altijd zonder omwegen zeggen waar het op staat. Of je nu een vedette bent of een doorsneespeler. Dat is soms keihard, maar een kwartier later hang je wel weer samen aan de toog.”
De Vlieger: “Zelfs grote namen als McManaman of Fowler waren one of the lads als je iets met hen ging drinken. Anelka was het enige buitenbeentje op dat vlak, die had altijd een uitgebreide entourage om zich heen. Wat de clichés over rokkenjagende en drinkende voetballers betreft: van het eerste was ik niet op de hoogte, maar het tweede klopt alleszins volledig. Dat Engelse binge drinking, waarbij je je helemaal laveloos drinkt, zit er echt ingebakken in alle lagen van de bevolking – en dus ook in het voetbal. Heel vreemd is dat: ook mensen van wie je het niet zou verwachten, van de kinesist tot de materiaalman, kunnen op zulke avonden los door de deur gaan.”
Clement: “Mijn ouders hebben me nogal strikt opgevoed en ik had het moeilijk om me aan te passen aan die lossere cultuur. Voor mij betekent prof zijn dat alles in het teken van je sport staat. Daar bekijken ze dat toch iets anders. Zo was het traditionele English breakfast nog in zwang en zaten die gasten voor de training spek met eieren en worsten met witte bonen binnen te spelen. Ik herinner me dat er een Schot in onze ploeg zat die zelfs de opwarming niet mee hoefde te doen. Zijn opwarmingsritueel bestond erin om met een glas whisky in een warm bad te gaan zitten. Maar: als de ref affloot, begon hij wel te lopen als een gek.”
De Vlieger: “Dat heeft me aangenaam verrast: wat die toppers de nacht ervoor ook allemaal gedaan hebben, eens op het veld geven ze altijd het volle pond. Ook op training. En dan gaat het inderdaad af en toe tot op de rand. Met name Joey Barton was op dat vlak een heet standje.”
Schuifelen en schoffelen
Voetbaljournalist Jonathan Wilson stelt in zijn boek ‘Vier-Vier-Twee’ dat hoewel Engeland dan wel de bakermat van het voetbal is, het erg lang blind bleef voor de tactische en technische evoluties van de sport. Lang voor allerlei exotische voetballers er het mooie weer maakten, waren het de buren uit Schotland en Ierland die Engeland kennis lieten maken met the passing game. Voor de Engelsen primeerden inzet en robuust spel op technische hoogstandjes. Een kenmerkend voorbeeld was de driepassenregel: die bepaalde dat bij elke extra pass de kans steeg dat er iets fout zou gaan. Dus was het beter de bal in hooguit drie passen voor doel te zwieren. De lange bal was dan ook lange tijd het geliefkoosde wapen. Meer pingpong dan tiquitaca, toen toch.
Vaesen: “Zeker in de lagere afdelingen zit die voorkeur voor de directe benadering er nog in. Als keeper moest ik vooral sterk zijn op hoge ballen, uitvoetballen was bijzaak. Vraag Simon Mingolet hoeveel ballen hij ver weg moet trappen en dat zullen er ook 9 op de 10 zijn.”
Clement: “Ik speelde bij Coventry voor de verdediging en ik heb meer ballen over mijn hoofd zien vliegen dan ik er in de voet gekregen heb. Ook typerend is dat ze er fel op zitten. Zelfs op training passeerde er altijd een tackle of vier waarbij je je benen riskeerde.”
Vaesen: “De supporters vragen gewoon om die tackles, dat hoort bij de overgave die ze van hun team verwachten. De match begint niet als er afgefloten wordt, de match begint als iemand bij een tackle man en bal mee heeft. Meestal binnen de eerste vijf seconden. (lacht) Uiteraard zijn er steeds meer ploegen die prachtig combinatievoetbal tonen. Swansea is op dat vlak een verademing. Maar zomaar wat breien op het middenveld of een match met veel dode momenten, dat zullen de fans nooit pikken.”
De Vlieger: “De ommezwaai is er gekomen met de successen van Arsenal. Sindsdien staat Engeland veel meer open voor Europese en Latijns-Amerikaanse invloeden. Nu serveert het het beste van beide werelden: zuiderse flair in combinatie met het aloude verschroeiende Britse tempo, dat is de charme van de Premier League.”
Broodje garnaal
De vraag is hoe Engels die Premier League nog is. Slechts 1 op de 3 spelers die vorig jaar aan de start van een wedstrijd verschenen, was Engels. Het is zelfs al van 1999 geleden dat er nog een team met louter Engelsen op de mat kwam. Waar vroeger vooral de Londense topclubs als Arsenal en Chelsea een beroep deden op buitenlandse krachten, is die stroming nu alom aanwezig. Vorig jaar kwamen er in een match tussen Blackburn en West Bromwich 27 spelers tussen de lijnen met 22 verschillende nationaliteiten.
Al dat moois op het veld moet ook wat kosten. De clubs kreunen onder de schulden en verhalen de loonlast op hun aanhang. Op tien jaar tijd hebben de topclubs de ticketprijzen opgeschroefd van 4 tot 7 pond voor de goedkoopste tickets naar bedragen beginnend vanaf 45 pond. Alleen de clubs in het armere noorden, zoals Wigan en Blackburn, houden de prijzen bewust laag, omdat de recessie haar tol eist. Roy Keane, toenmalig aanvoerder van Manchester United, liet in 2000 al weten wat hij vond van die evolutie. “Tegenwoordig zijn sommige ‘fans’ op Old Trafford meer geïnteresseerd in hun broodje garnaal dan in wat er gebeurt op het veld. Die mensen kennen niets van voetbal. Ik denk dat ze het woord niet eens kunnen spellen.” Man U legde vervolgens in een brief aan de fans uit waarom de ticketprijzen gestegen waren. Het liet daarbij niet na Keanes nieuwe contract van 63.000 euro per week te vermelden. Tegenwoordig is het gemiddelde salaris in de Premier League 55 keer hoger dan dat van de rest van de bevolking. Dat valt zwaar in een land waar voetbal – in tegenstelling tot rugby en cricket – altijd de sport van het volk was.
Vaesen: “In België beseffen we te weinig hoe goed we het hebben. Hier heb je een grote middenklasse, daar is het verschil tussen arm en rijk veel extremer. Bij de succesclubs zal het altijd vol zitten, maar de kleintjes moeten zich afvragen of ze hun eigen aanhang niet aan het verstikken zijn.”
De Vlieger: “Dat zou jammer zijn, want de fans zijn fenomenaal. Die rivaliteit met Manchester United bijvoorbeeld leeft heel fel. Zo is het voor een Cityfan ondenkbaar om iets roods aan te trekken. Een keer was ik dat vergeten en kwam ik in een rode jas aan op de training. Tegen dat ik naar de kleedkamer gewandeld was, had ik al een opmerking of tien naar mijn hoofd gekregen. Ik ben die jas snel weer in de auto gaan leggen.”
Clement: “De beleving rond zo’n stadion is wat het Engelse voetbal zo uniek maakt. Voetbal is er echt traditie. Ik krijg nu nog kippenvel als ik denk aan die keer dat ik op Liverpool speelde en ze ‘You’ll Never Walk Alone’ zongen. Het mooie is ook dat fans van twee clubs vaak samen naar het stadion stappen. Dat zie je ook als Britten in een rij staan aan te schuiven: iedereen wacht beleefd zijn beurt af. Er zijn ook anderen, maar die weten dat ze voor de minste overtreding een stadionverbod krijgen en letten wel op.”
Vaesen: “Schitterend ook hoe supporters-legioenen in hun gezangen de draak met elkaar kunnen steken. Die typische Britse humor maakt het zo speciaal. In Engeland leven ze een hele week naar een match toe. Die zaterdagmiddag is echt heilig, van hun voetbal moet je afblijven.”
De Vlieger: “Toen ik bij City aankwam, hadden ze Maine Road pas enkele jaren verruild voor het City Of Manchester Stadium. Je voelde dat dat de fans niet helemaal lekker zat, dat ze hun weg nog een beetje moesten zoeken. Het is de laatste jaren natuurlijk allemaal heel drastisch veranderd, zeker nu veel clubs in buitenlandse handen terechtgekomen zijn. Het valt te hopen dat die authenticiteit nooit verloren gaat.”
DOOR JENS D’HONDT
“Wat de clichés over drinkende voetballers betreft: die kloppen volledig.” Geert De Vlieger