‘SOMS KOMT MIJN ZOONTJE THUIS MET : GENT IS DE BESTE’

© BELGAIMAGE - CHRISTOPHE KETELS

Hij droomt niet van het Nederlands elftal en een stap hogerop hoeft ook niet per se. Ruud Vormer zit bij Club Brugge op zijn plek en voelt zich thuis in de buurt van Gent. Met zijn gezin zou hij hier nog jaren kunnen blijven. ‘Soms moet je ook kijken naar wat je hebt.’

Na dagen vol van regen richt Ruud Vormer zijn hoofd op. De eerste zonnestralen in lange tijd verwarmen zijn gezicht. Met de jas open, zijn handen in de zakken gestoken loopt hij door zijn straat, op weg naar de basisschool waar zijn zoon van vier de schooldag bijna heeft afgesloten.

Als Valente zijn papa ziet, springt hij hem in de armen. Even later loopt hij met zijn fiets in de hand naar het park, samen met papa Ruud, mama Roos en zusje Julie van zeven maanden in de kinderwagen. Voor zijn Belgische omgeving klinkt Valente als een Nederlandse jongen, thuis horen ze hem echter vaak wat Vlaamse woorden of uitdrukkingen gebruiken.

En zijn klasgenootjes weten het: dat zijn vader die voetballer is. Ruud Vormer, van Club Brugge. Als ze de middenvelder zien staan buiten, kloppen ze op het raam en zwaaien ze. ‘Soms komt Valente thuis met: Gent is de beste’, zegt Vormer lachend. ‘Dat hoort hij dan op school. Daar zingen ze liedjes van de Buffalo’s. Of hij de liedjes kent? Ik hoop het niet, haha…’

Ruud (28) en Roos (31) Vormer wonen sinds twee jaar in een dorp in de buurt van Gent. Weg van de drukte, dicht bij de rust van de natuur en dorpse gemoedelijkheid. Meer heeft Ruud Vormer niet nodig naast zijn bestaan als voetballer. ‘Lekker thuis zijn, lekker met mijn gezin eropuit’, zegt hij. ‘Dat is het belangrijkste voor mij. Ik heb dat nooit gehad hoor; dat ik zo nodig op stap moest of altijd maar de deur uit wilde. Mijn wereld bestond uit voetbal, voetbal, voetbal. Nu nog. Ik heb nooit heel veel vrienden gehad. En mijn vrienden van nu zijn nog altijd die van vroeger. Met hen heb ik op de basisschool gezeten en gevoetbald bij mijn amateurclub. En een paar vrienden heb ik gaandeweg door het voetbal leren kennen. Is voor mij prima zo. Daar heb ik toch helemaal geen zin in, joh, om een grote vriendengroep te onderhouden.’

VERDRIET

De keuze om hun leven in het Oost-Vlaamse dorp op te bouwen, kwam voort uit een praktische overweging. Toen Vormer in 2014 voor Club Brugge tekende, zat zijn vrouw Roos nog middenin de afronding van haar specialisatie spoedeisende geneeskunde in Rotterdam. Voor Vormer is het vanuit Gent een half uur rijden naar de club, voor Roos werd de afstand naar Rotterdam van tweehonderd kilometer teruggebracht naar honderdvijftig. Aan de keukentafel kijkt Ruud Vormer zijn vrouw aan. ‘Het was echt niet gemakkelijk, hé?’, zegt hij. Roos schuift haar man een latte macchiato voor de neus. ‘Achteraf denk ik weleens: het was eigenlijk niet te doen’, zegt ze. ‘Ruud ging van de ene op de andere dag naar Brugge. Ik zei: ‘Ruud, je moet gaan. Dit is je kans.’ Maar ik bleef wel achter met een kindje van twee. Zo zie je het ook liever niet voor je. Daar heb ik verdriet van gehad, maar ik heb me sterk gehouden. Als Ruud mij verdrietig zou zien, zou hij niet gegaan zijn of het nog moeilijker gehad hebben.’

RUUD VORMER: ‘Ik had meestal één dag in de week vrij, dan reed ik naar haar toe. Als Roos een dag vrij had, kwam ze naar hier. Ook hadden we een meisje in dienst dat op Valente paste. Zo hielden we het vol. We waren het ook wel een beetje gewend van de tijd dat ik bij Roda JC voetbalde, maar nu hadden we een kleine. En die mis je dan hoor…’

Eind vorig jaar rondde Roos Vormer haar studie af. Sinds februari werkt ze als spoedarts in een ziekenhuis in Gent. ‘Roos heeft het super gedaan. Zo’n opleiding doen, dat op en neer rijden en een gezin hebben… Echt, ik ben zó trots op haar. Ze is mijn steun en toeverlaat. Met alles wat ik doe.’

BIEFSTUKJE

Inmiddels verwelkomde het stel een tweede kindje en is er rust in de thuissituatie. Vormer is een vaste waarde bij Club Brugge, Roos vond werk vlak bij de deur. In september zijn ze al tien jaar samen. Op een feestje in Bloemendaal aan de Nederlandse kust zag hij haar voor het eerst. ‘Ik zag een mooie meid en was achttien jaar. Dan moet je actie ondernemen. Maar het was moeilijk in het begin, hoor. Oh, ik ben zó vaak naar Amsterdam gereden, waar zij woonde. Ik zag meteen: dit is ze, dit zit goed. Maar Roos was niet direct overtuigd.’

ROOS VORMER: ‘Ik had niets met voetbal, wist er niets van. Dat mechanisme snapte ik niet. Ik dacht dat hij alleen maar bezig was met zijn hobby. Waar is het echte werken?, dacht ik. En: hoe ga ik dit vertellen thuis? Ik vond hem steeds leuker worden. Mijn moeder reageerde positief: ‘Ach, kijk gewoon hoe het gaat. Het is ook niet meteen voor het leven als je iemand net hebt ontmoet.’ Toen dacht ik: ik geef hem een kans.’

Met Roos ontdekte Vormer de wereld buiten zijn geboorteplaats Hoorn, een kleine stad in Noord-Holland. Verder dan voetbal had hij tot dan toe niet gekeken. ‘Ik ben in een veilige omgeving opgegroeid, een leven met familie en voetbal en weinig stress. Heerlijk vond ik het. Echt, ik heb een topjeugd gehad. Maar Roos was daarin heel anders. Ze is ook drie jaar ouder. Zij trok er meer op uit en…’ Roos grijnst.

‘Waar denk jij nu aan?’, vraagt hij. Zijn vrouw schudt lichtjes haar hoofd. ‘Die ene keer met die biefstuk?’ Ze lachen. ‘We waren uit eten en ik had een biefstukje besteld. Die ober vroeg hoe ik ‘m wilde. ‘Medium?’, vroeg hij. Dus ik zei: ‘Doe maar large.’ Ik dacht: lekker groot stukkie. Haha… Tja, wist ik veel op die leeftijd. In het begin voelde dat best onwennig, hoor. Onveilig. Maar dat had ook te maken met dat ik voor het eerst bekeken werd. Ik was voetballer en mensen begonnen me te herkennen. Dat vond ik helemaal niet fijn.’

MENTAAL ZWAAR

Vanaf zijn twaalfde maakte Vormer deel uit van de jeugdopleiding van AZ in Alkmaar. Hij bleef thuis wonen en nadat hij de middelbare school had afgemaakt, richtte hij zich volledig op zijn sport. Toen hij negentien was, haalde Roda JC hem naar het diepe zuiden van Nederland. Vormer was toen net een jaar samen met Roos die in Amsterdam studeerde. ‘Roos was alleen in het weekend bij mij dus we namen een hond, Max, een Franse bulldog. Dan had ik toch iets. Superbeest, ontzettend lui maar zó lief. Dat vond ik heerlijk, lekker met hem wandelen. Ik sleepte hem gewoon mee naar buiten. Max is maar vier jaar geworden. Hij zat vol met kanker en kreeg overal bulten. Ik vond het verschrikkelijk dat we hem moesten laten inslapen.’

Bij Roda JC groeide Vormer uit tot een van de beste middenvelders van Nederland. Zijn transfer naar Feyenoord was een logische volgende stap, maar daar werd hij nooit helemaal de speler die hij had willen zijn. ‘De tijd bij Feyenoord heeft wel impact op me gehad. Mentaal was het daar heel zwaar voor me. Twee jaar lang niet spelen… Dan gaat het niet goed met me. En dan op maandagavond met het tweede elftal voor drie man moeten opdraven. Ken je dat? Ik zei weleens tegen Roos: ‘Ik stop hier mee. Ik lever mijn contract in en ik ga wat anders doen.‘ Als het tegenzit, kan ik best negatief zijn. Ik zal niet opgeven, maar als het niet loopt, ga ik veel nadenken. Dan kan ik zwaarmoedig zijn. Roos fleurde me dan weer op. Zij is áltijd positief.

‘Niet opgeven’, zei ze steeds. ‘Blijf hard werken. Dan komt er wel weer een mooie club.’ Toen kwam Brugge. Perfecte moment.’

DIE OUWE

Ook zijn ouders waren in de periode dat hij bij Feyenoord op de bank zat een grote steun. Zoals ze zijn hele leven waren geweest. Zijn vader en moeder stonden altijd langs de lijn. ‘Mijn moeder paste onze voeding voor mij aan. Mijn vader werkte bij de drukkerij van dagblad De Telegraaf en deed nachtdiensten om met mij op zaterdag naar het voetballen te kunnen, samen met mijn moeder. Dan was hij om zes uur ’s ochtends thuis en om half acht moesten we weer weg. En als ik dan slecht speelde. Oef! Dan maakte ik het mee hoor. Ja, zeker. Heel kritisch was-ie, die ouwe. Nog steeds trouwens. Dan zei hij: ‘Nu kan ik niet slapen. Dat komt door jou.’ Als jonge jongen vond ik dat pittig, dat die ouwe me zo afmaakte. Maar hij deed dat heel bewust. Ik zie nu ook waarom. Ik had dat nodig. Als ik een paar wedstrijden goed was, werd ik gemakkelijk. Dacht ik al gauw: oooh, het komt allemaal wel. Na de wedstrijd reden we samen van Alkmaar terug naar Hoorn. Ik dacht: nou, wel lekker gespeeld vandaag,en dan…’ Vormer tikt met de rug van zijn rechterhand in zijn linkerhandpalm, ‘zat hij er bovenop, hé. Pakte hij me op de dingen die ik slecht had gedaan. Moest ik huilen. Natuurlijk. Ik wilde horen dat ik het goed had gedaan.

‘Nu nog. Na elke wedstrijd bel ik mijn vader: ‘Ouwe, hoe vond je me?’Als-ie zegt: ‘Ruud, je was goed’, dan word ik blij. En eerlijk: de laatste tijd zegt hij dat vaak. Voor het eerst laat hij zien hoe trots hij is. Maar ik had het niet anders gewild, hoor. Hij maakte me niet af om het afmaken. Hij weet precies hoe ik ben en wat ik nodig heb. Hij weet wat ik kan en wil me op die manier tot de grens van mijn kunnen brengen. Mooi toch?’

ROTJOCH

Vormer kijkt naar buiten. In de tuin staan een paar speeltoestellen van de kleintjes en liggen enkele voetballen over het gras verspreid. ‘Ik ben benieuwd hoe ik dat later ga doen bij Valente. Ik zou het mooi vinden als hij gaat voetballen. Hij vindt het nu leuk, maar misschien wordt hij wel dokter. Hij moet doen wat hij leuk vindt. Als hij wil gaan voetballen, zal ik hem zo goed mogelijk helpen. Ik vraag me af hoe ik als vader zal zijn dan. Ik ben een kritisch persoon, weet ik van mezelf. Als hij niet honderd procent geeft, pak ik hem daarop. Ik vind ook dat je dat moet doen. Je moet altijd gas geven.

‘Dat doet niet iedereen, hoor. Nee, ook niet in het topvoetbal. Ik zie het om me heen gewoon. Bij mijn collega’s. Bij Feyenoord ook. Jongens die het er een beetje bij doen. Ja, dat kan. Dan moet je heel goed zijn. Die gasten hebben zo veel talent en compenseren daar veel mee. Voor mij is dat onmogelijk. Elke dag honderd procent gaan kan niet, maar mijn hele leven is aangepast aan het voetbal. Ik pak elke middag mijn rust, let op mijn voeding, snoep nooit, doe geen gekke dingen en in de dagen voor de wedstrijd ga ik zelfs niet met de kids en Roos op stap. Heb ik van Timmy (Simons, nvdr) geleerd. Die is veertig, hé? Staat daar nog steeds gewoon elke week. Ik denk dat dat weleens wordt onderschat: wat je er als voetballer voor moet doen en vooral laten. Dat rusten is niet altijd leuk, hé. En lekker even een hamburger eten gaat ook niet. Alleen na de wedstrijd. Het is belangrijk dat je die momenten vindt om het even allemaal los te laten.’

ROOS VORMER: ‘Toch heb je die momenten heel weinig, dat je het echt even kunt loslaten. Alleen op vakantie. En dan is hij de eerste drie dagen superirritant. Oooh, zo chagrijnig.’

RUUD VORMER: ‘Dan ben ik gewoon een vervelend rotjoch.’

ROOS VORMER: ‘Dan moet hij afkicken van het ritme en de structuur. Hoor je hem continu bezig: ‘Het is nu twaalf uur, hoe laat zullen we naar het zwembad gaan en hoe laat gaan we eten en wanneer zal ik weer gaan hardlopen?”

NEDERLANDS ELFTAL

Doelen heeft Vormer zich als kind altijd gesteld: profvoetballer worden, zo hoog mogelijk spelen. Nu hij daar is, merkt hij dat die drang wat is afgenomen. Vormer tekende niet voor niets bij in Brugge tot 2020. ‘Ik zal niet ontkennen dat het weleens moeilijk is om steeds anderen die stappen te zien zetten. Roos zegt weleens: ‘Als er een mooie club uit Duitsland komt, wat zullen we dan doen?’ Maar ga ik daar dan spelen? En zijn die kansen reëel? Ik ben die periode bij Feyenoord niet vergeten. Ik moet spelen om gelukkig te zijn. Ik ben 28 en soms moet je ook tevreden zijn met wat je hebt. En kijk wat ik hier heb: ik speel elke week en de supporters zien me graag voetballen.’

Vormer ziet nog verbeterpunten. De gele kaart die hij pakte in het Champions Leagueduel met FC Porto komt ter sprake. In de slotfase van de wedstrijd maakte hij een onnodige overtreding. ‘Dan gaan zij rondtikken en dan word ik gek. Dat irriteert mij vreselijk. Dat is natuurlijk stom, dat moet ik nog een beetje leren.’

ROOS VORMER: ‘Je ziet ze ook altijd aankomen hoor, die gele kaarten.’

RUUD VORMER: ‘Dan voel ik me een beetje vernederd. Dan komen ze aan mijn trots en ga ik nog even een tackletje doen.’

Hoe dan ook: Vormer is een belangrijke speler geworden in België. ‘Dat heb ik eigenlijk niet eens echt in de gaten. Als ze me aanspreken op straat realiseer ik me dat ik het wel aardig doe. Of ze dat in Nederland ook zien? Ik denk het wel, ja. Maar weet je, daar ben ik niet mee bezig. Met hoe ze me daar zien. Het Nederlands elftal? Daar kijk ik niet naar. Nee, joh. Dat is geen droom. Nee, echt niet. Nooit gehad ook. Ik weet niet hoe dat komt. Ik kijk ook naar wat er al loopt, hé. Je moet realistisch zijn. Misschien wordt de Belgische competitie in Nederland onderschat, misschien is dat wel zo, ja. Ik wist ook niks van deze competitie voor ik naar Brugge kwam, maar nu ik er eenmaal inzit, zie ik dat die misschien wel waardevoller is dan de Eredivisie in Nederland.’

De middenvelder sloeg al eens een bod af van Lokomotiv Moskou. De Russische club bood hem in zijn laatste fase bij Roda JC een zak vol roebels. ‘Zag ik niet zitten. Wat moet ik daar doen dan? Dat leven daar… Zo ver weg…’ De bedragen in China komen ter sprake. Vormer grijnst. ‘Die bedragen… Dan zou ik ook gaan. Natuurlijk. Gaan met die banaan. Dan gaat Roos gewoon even mee hoor, de kinderen zullen daar een mooi leven leiden in China.’

ROOS VORMER: ‘Oh, lijkt me afschuwelijk. Ik kan misschien nog even hier blijven dan?’

RUUD VORMER: ‘We hebben afgesproken dat we dat niet meer doen: zonder elkaar leven. Ik wil dat ook niet meer. Zonder Roos en mijn kinderen… Nee. Ik kan niet meer zonder hen. Dus wie weet zit ik hier nog wel acht jaar. Zou ik prima vinden. Echt.’

DOOR MAYKE WIJNEN – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘De ober vroeg hoe ik mijn steak wilde. ‘Medium?’ Ik zei: ‘Doe maar large.” RUUD VORMER

‘Ik zal niet opgeven, maar als het niet loopt, ga ik veel nadenken. Dan kan ik zwaarmoedig zijn.’ – RUUD VORMER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content