Kritiek, twijfels, maar ook lof : het glijdt allemaal zo makkelijk langs hem heen. Stormen trotseerde hij, privé en in zijn werk, maar Dany Verlinden geeft zich niet gewonnen. “Ik ga door zolang ik kan.”
Net voor de winter werd Dany Verlinden gelauwerd. Tussen 3 maart en 26 september 1990 was hij de doelman in Europa die het langst op rij ongeslagen bleef (1390 minuten). De keeper uit het Brabantse Ourodenberg (Aarschot), die enkele jaren geleden zijn privéleven een drastische wending gaf en sindsdien een honkvaste Oostduinkerkenaar is geworden, kan dit jaar zijn vijfhonderdste wedstrijd in eerste klasse halen.
“God ja, wat moet ik daarover zeggen ?” Praten doet Verlinden sinds zijn zestiende met prestaties op het veld. Toen hij bij Club Brugge voor het eerst zijn mond opentrok, vroeg een ploegmaat : “Kan jij dan ook praten ?” Als hij straks zijn nieuwe contract tekent, gaat hij zijn veertiende seizoen bij Club tegemoet. Die contractvernieuwing vindt hij de normaalste zaak van de wereld. Aan een leven na het voetbal denkt hij nog niet. Ook al volgt hij twee keer per week Franse les.
Comment ça va ?
Dany Verlinden : Vorig jaar zijn ze ermee begonnen, via Berlitz. De meesten volgen Engels. Nederlands is er voor Nemec, de enige speler die erin geïnteresseerd was, en Sollied. Alle Franstaligen in een Vlaamse club, vind ik, zouden tenminste de moeite kunnen doen om Nederlands te leren, maar blijkbaar gaat ze dat in Moeskroen makkelijker af dan hier. Als ik de Franstaligen daar Nederlands hoor spreken, vind ik dat knap.
Waarom leer jij Frans ?
Omdat mijn vrouw de dubbele nationaliteit heeft; mijn schoonvader is Fransman. Een paar jaar geleden kende ik nauwelijks een woord Frans. Nu vind ik dat je in België minstens tweetalig moet zijn. Het is zoals met een trainersdiploma : je vraagt je af : waarom niet ? Ik ging toen mee omdat ik net in een echtscheiding verwikkeld was, veel thuis zat en veel tijd had. Ik heb het me achteraf niet beklaagd. Nu ook niet met dat Frans. Vorig jaar zijn we ermee begonnen, nu zijn we nog met twee over : Tjörven De Brul en ik.
Je hebt ook een cursus boekhouden gevolgd.
Na mijn legerdienst volgde ik drie jaar avondonderwijs boekhouden. Mijn trainer bij Lierse op dat moment, Ernst Künnecke, zei dat ik veel te jong was om alles op het voetbal te zetten. Ik was wel een uitzondering toen. Ook Filip De Wilde deed het, hoorde ik, en Tjörven De Brul beëindigde ook zijn studies. Olivier De Cock begon met rechten in Kortrijk, maar blijkbaar is het vandaag een stuk moeilijker aan de top. Ik vind : het is altijd een extra troef met het oog op je toekomst, en je hebt als prof toch veel vrije tijd. Begin jaren tachtig was de context wel anders : toen floreerde het voetbal minder en de kans dat iemand het financiëel maakt, was veel kleiner dan nu.
In augustus word je 38. Waarom ga je er nog een jaar mee door als voetballer ?
Ik heb zo vaak gehoord : ga door zolang je kan. Als ik in december van de ene blessure in de andere sukkel en ik kan het niet meer opbrengen om te gaan trainen, zal het zichzelf wel uitwijzen. Ik heb mogen kiezen : Vanhove vroeg me wat ik het liefst zou doen. En dat was nog een jaar doorgaan. Zij wilden dat ook het liefst. Daarom waren we er snel uit.
Doe en laat je er nog hetzelfde voor als pakweg vijf jaar geleden ?
Sinds vorig jaar train ik, na mijn buikspieroperatie als gevolg van een overbelasting, maar één keer per dag meer. Liefst in de voormiddag. Als ze met mij nog iets willen aanvangen, moeten ze me niet meer laten trainen zoals tien jaar geleden, want dan kan het over drie maanden afgelopen zijn. Als ik train, ga ik er honderd procent voor, maar het echte beulenwerk is er niet meer bij.
Heb je dat dan ooit wél gedaan, Dany ?
Een echt trainingsbeest ben ik nooit geweest. Zolang mijn aanpak samengaat met resultaten, hebben trainers daar geen probleem mee.
Er is bij Club vaak aan je getwijfeld.
Alleen onder Hugo Broos niet. Ik ben altijd een beetje gecontesteerd geweest. Daar leer je mee leven. Ik ben hier binnengekomen als tweede keeper nadat Club, met een Europees succeselftal, kampioen was geworden. Ik vond het normaal toen dat Philippe Vande Walle als titularis startte. Het eerste jaar onder Leekens was het net zo, maar het tweede jaar was ik wél titularis. Met Hugo was ik de nummer één. En Gerets had eerst zijn twijfels, maar niet meer toen het seizoen begon. Op dat vlak heeft hij zijn mening herzien, wat ik knap van hem vond. Vorig jaar na mijn blessure kwamen de twijfels. Omdat ze niet wisten hoe het zou evolueren, kochten ze Philippe.
Je verdedigt de trainers die aan je twijfelden.
Ik kwam bij Club als een indringer. Je had de clan-Vande Walle en de clan- Birger Jensen, die toen overstapte naar Lierse. Ik had het heel moeilijk met de supporters en dat is nooit helemaal goed gekomen. Als je dan eindelijk je kans krijgt en het publiek is ook nog eens tegen jou, wordt het moeilijk. Dan moet je resultaten afdwingen of je gaat eraan ten onder.
Jij hebt mensen altijd snel kunnen overtuigen.
Ik vond het positief dat de mensen die twijfelden, hun mening durfden bij te sturen. Zoiets moet je dagelijks op de training afdwingen. Ik pieker daar verder niet over, ik probeer mijn werk zo goed mogelijk te doen. Iedereen maakt fouten. In een elftal moet je dat van elkaar kunnen accepteren en beseffen dat je op elkaar aangewezen bent. Van sommige spelers ziet men veel door de vingers, maar als doelman word je beoordeeld op de goals die je tegenkrijgt, en als spits op de goals die je maakt. Een spits die vijf kansen mist, kan zijn match goedmaken met die ene beslissende goal. Een keeper mag tien goeie ballen pakken, als hij een twijfelbal binnenlaat komt hij in de problemen.
Het lijkt je allemaal niet zo te raken.
Ik heb ook moeilijke momenten doorgemaakt. Dan moet je het geluk hebben dat je je de volgende match meteen herpakt. Lukt dat niet, dan wordt het ook voor de trainer moeilijk om je vertrouwen te blijven geven. Als ik een goal tegenkrijg waarvan ik weet dat het mijn fout is, moet ik dat niet op een verdediger uitwerken. Doelmannen die hun frustratie uitwerken op hun verdedigers, daar heb ik het soms moeilijk mee. Niemand gaat met opzet in de fout. Wat heeft het voor zin een ploegmaat uit te kafferen die in de fout gaat ? Je duwt hem er alleen maar dieper mee in de put. Beter pak je hem positief aan, zodat hij nog iets kan rechtzetten in de resterende tijd van een wedstrijd.
Hoe lang blijft een tegengoal nawerken ?
Heel de wedstrijd door. Win je, dan valt dat van je af. Anders moet je hopen dat je je de volgende match herpakt, of je blijft het met je meenemen. Dat moet je proberen te vermijden. Ik kon me dikwijls meteen herpakken. Als je door ploegmaats in de steek wordt gelaten, is het soms moeilijk. Dan moet je even afstand nemen voor je in het publiek een verklaring geeft.
Analyseer je zulke fases achteraf met je verdedigers ?
Nee, dat is niet nodig. Elke maandag ontleedt de trainer de match, nadat hij ze nog een paar keer op video heeft bekeken. Hij wijst op de fouten, zonder iemand af te breken, want hij ziet in alles het positieve. Soms vraagt hij : waar zat je toen ? Gerets analyseerde ook, maar Sollied nog meer, nog uitgebreider. Het is de eerste keer dat ik zoiets mee maak.
Leer je op jouw leeftijd nog iets van een zoveelste trainer ?
Hij is de eerste trainer bij wie een voorbereiding niet verschilt van het werk tijdens het seizoen. Normaal is het vooraf afzien als een beest. Lopen in het bos en zo. Toen vond ik hem al een meevaller, want ik kijk traditiegetrouw op tegen het loopwerk in het bos. Ik weet nog dat we eens met Broos om half acht ’s morgens in het bos liepen in Delden en ik me afvroeg : waarom ben ik nooit geblesseerd in de voorbereiding, zodat ik dit kan overslaan ? Voor mij is deze aanpak een zegen. Ik stel vast dat we fysisch niet veel problemen hebben.
Veel van je ploegmaats zwaaien Sollied wierook toe. Overdrijven ze ?
Veel jongens speelden nooit voor een prijs, hé.
Af en toe hadden we het geluk aan onze zijde. Dan was het niet goed, maar als je wint vergeet je snel wat minder goed ging. Je krijgt soms iets te veel en soms iets te weinig, maar in tien maanden kom je altijd wel eens in een periode dat het tegenslaat. Dan moet je terugvallen op jongens die het verschil kunnen maken. Wij hebben een goeie ploeg als we met elf jongens op niveau presteren. Vallen er een paar terug op een normaal niveau, dan kunnen we tegen iedereen verliezen of gelijkspelen. Er is niemand bij ons op wie je kan terugvallen. Je kan toch niet van Timmy Simons verwachten dat hij in zijn eerste jaar op dit niveau alles in de hand neemt ? Plus dat wij te veel kansen missen.
Missen jullie een Van der Elst of een Staelens in de kleedkamer ?
Je dwingt respect af op het veld, niet in de kleedkamer.
Vorig jaar trok je wél “naar boven” toen de situatie met Anic ontspoorde. Velen hadden dat van jou niet verwacht.
Vroeger kon je terugvallen op andere jongens, zoals Franky of Caje ( Jan Ceulemans, nvdr). Vallen zij weg, dan moet je zelf je verantwoordelijkheid opnemen. Ik probeer met iedereen overeen te komen. Dat lukt niet altijd. Zo’n situatie had ik hier nooit meegemaakt, je kon dat niet laten gebeuren zonder later spijt te hebben. Op dat moment heb ik tegen Vital ( Borkelmans, nvdr) gezegd : kleed je aan, we gaan naar boven. Vijf minuten later zaten we boven. De trainer zat er al. Geen enkele speler had iets tegen de voetballer Darko Anic, het ging om zijn gedrag. Niet één keer, maar talloze keren. Een opeenhoping van akkefietjes, tot het uit de hand loopt.
En dan komt er een nieuwe trainer, die roept dat hij Anic graag een kans wil geven.
Voor het seizoen zijn De Brul en ik bij Sollied geroepen. Hij vroeg er onze mening over, stapte dan naar het bestuur en praatte tenslotte met Gert ( Verheyen, nvdr). Het is niet aan ons om te zeggen : ja of nee. Wij moeten als werknemers uitvoeren wat een club beslist, maar dit lag heel gevoelig. Je moet voor en tegen tegen elkaar afwegen. Een goeie Darko kan in elke ploeg mee, maar dan moet je in functie van hem spelen.
Nu worden Anic en Fadiga gemist.
Zij zijn weg. Khaliwou weg, hij moest niet weg. Wij konden hem moeilijk smeken om te blijven. Het is ieder voor zich.
Was je niet graag nog tien jaar jonger geweest, zodat jij ook nog eens naar een buitenlandse club kon ?
Ik ben niet iemand die omkijkt. Wie einde contract is, raakt nu eenmaal makkelijk weg. Eender wie. Als ik zie welke Belgische voetballers in het buitenland zitten die in België amper mochten meedoen, heb ik mijn bedenkingen. Maar ik ben niet afgunstig, ik ben tevreden met mijn carrière. Ik heb goed mijn boterham verdiend, maar ik ben niet binnen. Als je ergens tevreden bent, waarom dan weggaan ? Ik kom ook nog uit het oude systeem, toen clubs voor je konden vragen wat ze wilden. Een doelman is nog altijd dikwijls de laatste aan wie ze geld uitgeven. Tenzij voor de echte toppers, maar daar reken ik mezelf niet bij. Ik ben een goeie doelman op Belgisch niveau. Ik ken mijn kwaliteiten en mijn gebreken. Engeland bijvoorbeeld is geen competitie voor mij, daar ben ik tien centimeter te klein voor.
Heb jij een manager ?
Ja, maar ik doe mijn contractbesprekingen zelf. Behalve die ene keer toen ik van Lierse naar Club verhuisde. Mijn standpunt is : als ik tevreden ben met wat ik kan krijgen, moet ik me geen zorgen maken over wat een ander verdient.
Nooit benaderd door managers die je de hemel op aarde beloofden ?
Nooit. Ik had er geen behoefte aan. De club liet ook nooit mijn contract aflopen. Een jaar voor het ten einde was, werd er gesproken over verlenging – ik was nooit vragende partij. Het bedrag ging ook stelselmatig omhoog. Of dat zo ging omdat ik goedkoop dan wel goed was, moet je aan het bestuur vragen.
Nooit aanbiedingen gekregen uit het buitenland of van andere Belgische clubs ?
Nee. Ik heb dat nooit als een gemis aangevoeld.
Ook niet toen je riep dat je weg wilde omdat Gerets aan jou twijfelde ?
Toen wou ik aanvankelijk weg. Mijn hart zei dat ik moest blijven, maar ik voelde me te goed om mijn broek te verslijten op de bank. Maar ik hàd niets, heb nooit met een andere club aan tafel gezeten. Uit gesprekken met Gerets en het bestuur hoorde ik al gauw dat ik pas weg mocht als ze eerst een andere doelman hadden. Hoe kan je dat nu verkopen aan een geïnteresseerde club ? Zij wilden een andere doelman die even oud was als ik. Stanley Menzo. Dat wou Antoine Van Hove niet. Zet Antoine op dat moment het licht op groen, dan was Menzo hier. Later kwam Gerets toch een paar keer kijken en blijkbaar kon ik hem toch overtuigen. Op een dag nodigde Club me uit op een vergadering met de trainer. Die gaf aan dat ik mocht blijven van hem, terwijl de club bereid was een inspanning te doen om mijn contract te verlengen en mijn salaris te verhogen. Zonder dat ik iets vroeg, kreeg ik opslag én twee jaar bij.
Stel dat de trainer straks zegt dat hij Dejan Nemec in enkele wedstrijden aan het werk wil zien. Zal je je dan even collegiaal opstellen als toen een paar jaar geleden de komst van Geert De Vlieger werd aangekondigd ?
Toen was ik net geopereerd aan de buikspieren. Club wist niet wat het nog aan mij zou hebben, ik wist niet hoe snel ik zou terugkeren.
Ik zou het jammer vinden als Nemec plots zou mogen spelen, omdat ik normaal dit jaar nog aan 500 matchen in eerste klasse kom. Maar als er een visie achter zit, wie ben ik dan om daartegen in te gaan ? Ik had nooit problemen met collega’s. Bij Lierse kwam ik als vijftienjarige in de kern, ik moest nog zestien worden die zomer. Carl Engelen beschouwde mij toen als een indringer. Met Nader waren er geen problemen. Nader is een schitterende jongen, maar als een groep zich moet aanpassen aan een individu is dat soms moeilijk. Ik zie ook snel met wie ik te maken krijg. Nader werd binnengehaald als de beste Afrikaanse keeper, maar mijn eerste indruk was : goed, maar geen absolute top. Ik had niet het gevoel dat ik van hem bang moest zijn. Dejan heeft de kwaliteiten om in Club door te groeien tot eerste doelman, maar je moet hem een aanpassingsperiode geven. Hij is een schitterende jongen, die zich aanpast en de taal wil spreken. Hij kan een waardige opvolger worden van mij.
Als junior speelde je nog in de spits. Opvallend in de verhalen over vroeger is dat benadrukt werd hoe goed je meevoetbalde. Later kreeg je de reputatie een ouderwetse keeper te zijn, die niét kan meevoetballen.
Ik kan mijn plan trekken, maar het overkwam me enkele keren kort naeen dat ik in de problemen werd gebracht door mijn eigen verdedigers. Onbewust. Ze zoeken eerst een andere oplossing, maar als het echt niet lukt, mag ik het oplossen. Ofwel probeer je het dan deftig op te lossen, ofwel geef je er een lel op. Ik had de pech dat het een paar keer tegenviel, toen ik voor de eerste oplossing koos. Nu neem ik al een tijd geen risico meer.
Het klopt dat ik opgeleid ben toen je alles nog met je handen mocht pakken. De doelman is altijd moeten blijven mee-evolueren. Zet je morgen je spits in de goal, dan zal hij met zijn handen ook niet zo goed zijn als met zijn voeten. Ik werd beschouwd als een typische lijnkeeper. In principe moet je dan aan je gebreken werken, maar mijn trainer, Maurice Baeten, was niet iemand van het beulenwerk.
Klopt het dat je ook naar Anderlecht had gekund, toen je bij Ourodenberg zat ?
Ja. Een paar testen waren heel positief. Eén keer had ik zo weinig werk, dat ik na de rust bij de tegenstander in de goal moest gaan staan. Maar voor een transfer moest ik van school veranderen, en dat zag ik niet zitten. Daarnaast wilde mijn vader absoluut dat ze er ook mijn broer bij pakten. Dat zag Anderlecht niet zo zitten. Later testte ik op Lierse, en zij namen me meteen, met een huurovereenkomst voor vijf jaar. Maar al na één jaar lichtten ze die optie.
Je keept bij Club wel anders dan bij Lierse.
Bij een topclub gaat je niveau omhoog, omdat je er verplicht bent om te allen tijde geconcentreerd te blijven. Je weet dat je maar twee of drie ballen moet pakken. Vroeger teerde ik op intuïtie, mijn reflexen en enorme snelheid. Maar met het ouder worden verbetert dat allemaal niet. En dus word je slimmer. Maar mijn lichaam kraakt nog niet echt, de schade valt mee.
Raak je niet uitgekeken op zo’n jong milieu ?
Nee. Wie met jonge mensen omgaat, blijft zelf jong.
Deel je nog hun muzieksmaak ?
Nee. De Cock zorgt nu voor de muziek, of wat daar moet voor doorgaan. Ik vind het over het randje. Met Franky Van der Elst was het al óp het randje.
Vroeger was jij een gewillig slachtoffer van practical jokes. Nog altijd ?
Het eerste jaar was het erg. Ik denk dat ze de stilste nieuweling eruit kozen. Ik heb het allemaal meegemaakt : mijn fiets ingepakt met toiletpapier, mijn schoenen vastgeplakt aan het tapijt, een doos met een apparaat dat ik gewonnen had gevuld met gewichtjes. Ik gunde ze het nooit iets te laten merken, ik heb ze ook nooit met gelijke munt betaald. Ik zal wél iemand al lachend met zijn voeten op de grond zetten als hij zweeft.
De sfeer nu is anders. Vroeger kon echt alles. Gingen we na een match dikwijls maar om één uur ’s nachts naar huis; nu is iedereen meteen weg. De tijden zijn veranderd : het is moeilijker en veeleisender geworden. Zo’n manier van leven als toen kan je je niet meer permitteren.