Hoe een Brusselse kelner de piste van Braziliaanse voetballers in België introduceerde, en een spoor van misbruik, onrust en twijfel achterliet.

Rio de Janeiro. Tussen de dijk en de golven van de oceaan wordt dag en nacht gespeeld. Futebol o Futvolley. Zodra een gringo passeert, stoppen de artiesten hun spel. Ze spelen bij Vasco da Gama, Flamengo, Fluminense, bij de minder bekende teams America of Bangu, of gewoon nergens, maar willen Ronaldo achterna. Een scout hoeft zich slechts te bukken om het talent om te rapen. Maar inwoners van Rio aarden elders moeizaam. Niet zo die van Sao Paulo, waar de levenstandaard veel hoger ligt. FC Sao Paulo, Corinthians en Palmeiras kunnen hun betere spelers tegenwoordig meer dan behoorlijke salarissen aanbieden. Zij zijn dan ook minder geneigd alles achter te laten voor een carrière in Europa.

In het noorden van Brazilië ligt een nog onontgonnen gebied. De regio van Sao Luis de Maranhao is arm. Goudzoekers zochten er eerder hun geluk, vandaag wordt er tussen de stenen naar menselijk voetbalgoud gezift.

In Sao Luis krijgt een dokter van Libanese afkomst voetbalkoorts : dokter Cassas de Lima. Hij volgt de wedstrijden van Sampaio, Moto Club, FC Maranhao. En ontmoet een trainer, Bradei. Die vertelt hem over een verre kennis, José Rubulotta : een Argentijn van Italiaanse afkomst, die naar eigen zeggen ooit voor Sampdoria Genoa voetbalde. En die op dat moment vooral kelner is in een Brussels café. Bradei brengt dokter Cassas op de hoogte van de interesse van Rubulotta voor jong Braziliaans talent. Rubulotta schermt met connecties, noemt zich goed thuis in België, vooral in Anderlecht. Na een korte bezinningspauze raden de Brazilianen een zekere Ayrton Luis Oliveira aan Rubulotta aan.

Het succes van Oliveira opent de deur voor méér Braziliaans talent. Rubulotta engageert zich met Claude Bissot en Daniel Evrard en richt het makelaarsbureau AmeriFoot op. Dicht bij hen staat ook Roger Henrotay, op dat moment clubmanager van Standard Luik. In Brazilië gaat Bradei op talentenjacht, terwijl dokter Cassas voor de administratieve opvolging en afhandeling instaat. Hij zorgt ervoor dat de jonge voetballers het vliegtuig op geraken. Zo komen Alex Chaves, Carlos, Kiko, Dinga en Rubenilson in België terecht, al dan niet toevallig allemaal bij Standard.

Tot Rubulotta hoort van de plannen van Gérald Blaton, de steenrijke bouwmagnaat die FC Seraing overneemt en niet op een frank kijkt. Rubulotta keert het trio Bissot-Evrard-Henrotay de rug toe en wendt zich naar de kip met de gouden eieren. Een conflict kan niet uitblijven. Dat komt er met de ontvoeringszaak van Robson, één van de grootste talenten in Brazilië en voetballend voor Good Year, een amateurclub uit Sao Paulo. Hij was eerst voorgesteld aan Standard. Bissot en Christian Labarbe gaan hem ophalen in Brazilië, maar een delegatie van Seraing trekt de wacht op in Zaventem. In de verwarring rond de aankomst van de vrienden van Robson – Emerson, Zico en Rapace – organiseert Rubulotta de ontsnapping van Robson, die in het appartement van Rubenilson en Dinga op Sart Tilman arriveert. Daarna brengt hij hem een paar weken onder bij een tandarts in Henri-Chapelle, alvorens hem als aan Seraing te presenteren.

Francis Nicolay, toenmalig manager van Seraing en ook de gangmaker van de école des jeunes, herinnert het zich : “Standard en Seraing wilden Robson. Rubulotta stelde een ultimatum : wie de vier spelers samen pakte, zou Robson krijgen. Hij slaagde erin Blaton te overtuigen dat enkel Brazilianen en eventueel Argentijnen goeie voetballers waren. Hij pakte de familie Blaton helemaal in. Zò goed, dat verscheidene belangrijke vergaderingen zonder mij doorgingen in Brussel. Bij transfers werd ik dikwijls voor een voldongen feit gesteld. Op een bepaald moment hadden we een twintigtal Zuid-Amerikanen. Zij werden echt goed verzorgd en correct betaald, op administratief vlak was alles in orde. Maar ik vond dat ze soms echt verwend werden door Blaton. Sommigen verdienden in één maand waar hun vader drie jaar moest voor werken.”

Het probleem was dat de meeste van die Zuid-Amerikanen door Blaton duur ingekocht werden, ook al hadden ze niks gekost – omdat ze bijvoorbeeld in Brazilië niet aangesloten waren bij een club. Nicolay : “Rubulotta heeft een aantal mensen binnen de club opgelicht. Verder wil ik daar niets over kwijt, behalve dat ook sommige spelers niet altijd kregen wat hen door hem beloofd was. Ik weet dat Rubulotta aan Wamberto beloofde dat hij een ijskast zou sturen naar zijn familie, als extra premie. Die ijskast is nooit in Brazilië aangekomen.”

Rubulotta pikte de fictieve transfersommen voor zichzelf en zijn medewerkers in. Nicolay schat dat die bedragen “een kleine honderd miljoen” belopen. Dat kan onmogelijk verantwoord worden door zijn zogenaamde kostennota’s : een paar handgeschreven velletjes papier die hij achteloos indiende.

Eind vorig jaar kwam het socialistische parlementslid Eduardo Campos, afkomstig uit Sao Paulo, naar België in het kader van een onderzoek naar misbruiken in het Braziliaanse voetbal en vertakkingen naar ons land. Volgens hem bestaat er geen twijfel dat België “de draaischijf van die verfoeilijke mensenhandel” is. Campos komt zeggen dat er een en ander fout loopt op de Braziliaanse ambassade in Brussel : “Ze produceren daar valse paspoorts”. Gevolg is dat een hoge functionaris moet opstappen. “Hij zal niet de laatste zijn”, aldus Campos. “Ik wil dat er klaarheid komt. En vooral dat die kleine handelaars ophouden met onze kinderen als ordinare koopwaar te behandelen. Ik heb er niets op tegen dat Brazilianen hier hun kans wagen, ik vind het goed als ze zich hier kunnen verbeteren. Maar wie het ongeluk of de tegenslag van anderen uitbuit, krijgt met mij te doen. Ik weet waar ze zich verbergen.”

Deze maand was Campos een tweede keer in België. Het onderzoek is nog niet afgesloten, maar het Braziliaanse parlementslid hoopt op een serene aanpak van het dossier. Niet alle makelaars zijn immers malafide, en niet alle spelers zijn slachtoffers. Groot probleem voor het onderzoeksbureau met zetel in het Brusselse Terhulpen is het gebrek aan getuigenissen. De Brazilianen zwijgen. Zij willen niet terugblikken op wat voorbij is. Sommigen zijn bang.

Isaias, ex-Seraing, nu Sint-Truiden, verwoordt de dubbelzinnigheid van zijn gevoelens : “Rubulotta is een schurk, hij heeft me bedrogen. Anderzijds is het dankzij hem dat ik in België en Frankrijk de kans kreeg om te voetballen. Ik moet hem dus ook dankbaar zijn.”

“Ook ik heb veel problemen gehad met Rubulotta,” aldus Rubenilson, “maar hij heeft me wel weggehaald bij de juniores van Flamengo. In Brazilië moeten ze eerst voor eigen deur vegen. Doodseskaders maken er jacht op straatkinderen. Als Brazilië zijn jeugd beter zou verzorgen, zouden er minder geneigd zijn om alle heil van een buitenlands avontuur te verwachten.”

Wamberto zegt : “Ik ben niet bang om te zeggen dat Rubulotta me bestolen heeft. Hij is weg met geld dat mij toe kwam.”

Eduardo Campos hoopt dat anderen zullen getuigen : “Ze moeten niet bang zijn om zich bekend te maken; wij zullen zorgen voor wie met ons meewerkt. Niet alleen door hun vliegtuigticket te betalen, maar ook door ons te engageren om een contract voor hen te zoeken bij een Braziliaanse profclub.”

door Daniel Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content