Belgische clubs moeten niet zeuren over verre verplaatsingen. Zelden zitten ze vier uur op de bus. Er is één buitenbeentje: Virton, een stadje dat zo ver in het zuiden ligt dat het bijna van de landkaart valt. Sport/Voetbalmagazine stapte in voor
Eind vorig seizoen barstte er een klein volksfeest los in de hoofdstad van de Gaume, dicht tegen de Franse grens. Na enkel jaren proberen mochten Les Verts van Virton met de titel in derde eindelijk hun terugkeer naar tweede klasse vieren. Hun enthousiasme werd niet bepaald gedeeld in die reeks. Laat elders in het Belgische nationale voetbal de naam ‘Virton’ vallen en er wordt gegarandeerd gevloekt. “Van de plaatselijke landschappen kan je zeggen dat ze ruw en mooi zijn, over het voetbal van Virton volstond het eerste”, grijnst Virtontrainer en voormalig Charleroi-icoon Frank Defays. “Als speler herinner ik me dat we bij de verplaatsing naar Virton vooral uitkeken naar het moment dat we weer op de bus naar huis mochten.” Het zijn nochtans niet de negentig minuten op het veld, maar de eindeloze rit erheen die van Virton een absoluut Belgisch buitenbeentje maken.
In elk krantenartikel hangen de woorden ‘Virton’ en ‘ver’ aan elkaar vastgeklonken als een Siamese tweeling. Virton zit geprangd op het drielandenpunt tussen België, Frankrijk en het Groothertogdom Luxemburg, en het is niet altijd even duidelijk waar het ene land eindigt en het volgende begint. Zeg nu zelf: waar elders dan in België vind je een stad met een Canadees-Indiaanse totempaal, een stadion dat met een vossenplaag zit en een vaak ondergesneeuwd trainingscomplex dat ‘Le Congo’ heet?
Maar de tegenstanders moeten niet zeuren: zij moeten maar één keer per seizoen de verre rit maken, die van Virton zelf moeten om de twee weken de bus op voor een eindeloze rit. Clubs als Waasland-Beveren, Aalst en KV Mechelen maken/maakten er dan weer een daguitstap van, en zakten met honderden naar Virton af.
Bus in panne
Het is zaterdagmiddag 13 uur als de spelers verzamelen blazen voor de wedstrijd van die avond in het verre West-Vlaamse Roeselare. De start ligt, om al wat tijd en kilometers te winnen, zo’n 20 kilometer ten noorden van Virton, aan de centraler gelegen oprit van de E411 in Habay. Coach Frank Defays zal zelfs pas zo’n 115 km verder opstappen in zijn woonplaats Namen. Een compromis om het ook voor hem leefbaar te houden. Ook de verst wonende speler, Romain Delaby die vanuit la Louvière vier keer per week 380 kilometer aflegt, krijgt op de wedstrijddag dezelfde korting van 230 kilometer. De hiërarchie op de bus is duidelijk: de technische staf blijft beneden rond twee tafeltjes, de spelers bezetten de hele bovenverdieping, met de jeugd voorin en de anciens rustig achterin. Ondanks de lange afstanden zit op afzondering gaan er niet in voor Virton. Te duur, lastig om te regelen voor de werkende spelers en bovendien ooit eens slecht bevallen. Die ene keer dat ze wel op hotel zaten, aan de Belgische kust, ging Virton met 7-2 de boot in bij Oostende. Nooit meer, hebben ze sindsdien gezworen. Alle verplaatsingen nemen zo al een flinke hap uit het budget. Door de reis en de maaltijd onderweg lopen de kosten op tussen de 1300 en 1800 euro per trip.
Hoe overleef je zo’n verre verplaatsing het best? Lezen blijft een populaire vorm van ontspanning, al is voetbal daarbij nooit ver weg. Enkele Franse spelers geven de katernen van de Franse sportkrant L’Équipe door en T2 Michel Lollier waagt zich aan de autobiografie van Zlatan Ibrahimovic. Er is ook een pokerset aan boord, maar de glorietijd van het kaarten blijkt toch grotendeels voorbij. Het zijn de tablets en smartphones die anno 2014 domineren, om muziek te beluisteren en films te bekijken, maar ook om het razend populaire Candy Crush te spelen.
Kapitein Guy Blaise (33)is al sinds zijn vijfde aangesloten bij Virton en is dus een absolute ervaringsdeskundige. Het allerbelangrijkste gadget, weet hij, is nog steeds eentje zonder bits en bytes. De aanvoerder stapt nooit zonder een stevig hoofdkussen de bus op. “Ik durf de uren die ik in een bus heb doorgebracht al niet meer te tellen. Vorig jaar waren we ook al de enige Luxemburgse club in derde klasse, dus veel beter zijn we nu niet af. Trouwens: als Luxemburgers zijn wij niet anders gewoon. Er zijn jeugdspelertjes uit het noorden van de provincie die elke dag anderhalf uur in de wagen zitten om in Virton te komen trainen. Na al die jaren op de weg kijk ik nog van weinig op. Ik herinner me een reis met een kapotte bus waarbij we in elk tankstation moesten stoppen om de olie te verversen. Maar het toppunt was toch de wedstrijd in de eindronde van een paar jaar geleden. We waren op weg naar Oudenaarde toen de bus op tien kilometer van het stadion plots met kapotte remmen in panne viel. We hebben daar een eeuwigheid staan wachten voor we weer verder konden. Onze kinesisten zijn ons dan maar te midden van de straat beginnen in te tapen, vlak voor onze match van het jaar.” (lacht)
Ook het comfort liet de voorbije jaren vaak te wensen over, herinnert keeperstrainer Xavier Danloy zich. “Een van de vorige busmaatschappijen was een echte ramp. Vooral omdat ze ons in een minibus hadden gestoken, waardoor we de hele tijd als sardientjes op elkaar gepakt zaten. Maar het ergste was de verschrikkelijke geur die in de bus hing. Ik heb de chauffeur vriendelijk verzocht om naar de dichtstbijzijnde winkel te rijden en daar onmiddellijk tien bussen deodorant ingeslagen.”
Wat verder op de bus zit aanvaller Grégory Molnar, een van de elf (!) Fransen van het team. “Toen ik tien jaar geleden voor het eerst in België kwam spelen, heb ik onmiddellijk besloten dat ik zou blijven. De mensen zijn hier veel warmer en het voetbal leeft ook veel meer. In de lagere afdelingen in Frankrijk komt geen kat nog naar het voetbal kijken. De meesten van onze Franse spelers zijn dicht bij Virton komen wonen, anders moet je de hele tijd in de wagen zitten en dat is niet uit te houden. Ik vind dat we ons trouwens al goed geïntegreerd hebben, want we zijn al van wijn naar bier overgeschakeld. (lacht) De Gaume rond Virton is een fijne streek, maar het helpt wel als je getrouwd bent of al kinderen hebt, want echt swingen doet het hier niet. (wijst naar ploegmaat Gary Raboteur) Hij komt uit Parijs en loopt nu al vier jaar te klagen dat hier niets te beleven valt. Ik denk dat hij de vervuilde lucht en de files mist.” (lacht)
Een paar vreemde kronkels tonen hoe weinig grenzen er bij de spelers nog toe doen. De Fransman Molnar heeft na tien jaar een Belgisch paspoort en steekt dagelijks de Luxemburgse grens over naar het Groothertogdom Luxemburg, waar hij voor Europese instellingen werkt. De Belg Blaise maakte dan weer de andere beweging: hij vond zijn vrouw in het Groothertogdom, ging er ook wonen en maakt nu telkens de omgekeerde beweging terug om te komen voetballen. Zijn verhuizing leverde Blaise op zijn 30e zelfs nog een onverhoopte carrière als Luxemburgs international op. De teller staat voorlopig op 29 wedstrijden. Hij heeft zelfs al drie keer gewonnen.
Trots van Luxemburg
Virton speelde vorig jaar kampioen in derde klasse met de beste aanval en de beste verdediging. Toch haalde het acht versterkingen binnen. Zes van die acht kwamen van over de Franse grens. Virton zou graag meer Belgen aantrekken, maar spelers uit het Luikse en het Brusselse halen meestal hun neus op voor een transfer. Hetzelfde geldt voor de spelers uit het Groothertogdom Luxemburg, die thuis vorstelijk betaald worden. Daarom mikt Virton noodgedwongen vooral op Franse ‘revanchards’, vaak werkloze spelers die bij kleine clubjes aan de slag waren en in Virton een – weliswaar bescheiden – profcontract kunnen tekenen. Dat is historisch gegroeid, beaamt Frank Defays, als hij even later opstapt in Namen. “Er is veel talent in Frankrijk, maar de plaatsjes zijn er enorm duur. Bij ons zullen Franse spelers niet rijk worden, maar krijgen ze wel de kans om zich in de etalage te spelen, zoals Karim Belhocine dat hier ooit gedaan heeft. Onze club heeft een sterke jeugdwerking, dat heeft ze al bewezen met Thomas Meunier (Club Brugge, nvdr) en Renaud Emond (Waasland-Beveren, nvdr). We zouden graag enkele jongens per seizoen naar de hoofdmacht brengen, alleen hebben jongeren vaak weinig geduld. Er zijn er veel die afzakken naar provinciale en die je nooit meer terugziet.”
Om vijf uur arriveert de bus aan de Holiday Inn in Gent, waar de selectie de voeten onder tafel schuift voor een maaltijd. Om kwart voor zes gaat het verder naar Roeselare, waar de spelers rustig stadion en grasmat verkennen. Terug in de kleedkamer gaat de stereo aan. “Andere generatie”, schudt Frank Defays het hoofd. Daarna volgt de tactische uiteenzetting – zonder pers – en het vervolg van de opwarming. Het trage vingergeroffel van Defays op een tafeltje in het trainerszaaltje verraadt zijn stijgende nervositeit. Voor de aftrap is er een eerbetoon voor een slachtoffer van het noodweer van de dag ervoor. Autohandelaar Caryll Catry was op weg naar de beloftematch van zijn zoon op Virton toen hij ter hoogte van Namen de controle over het stuur verloor. Hij wordt herdacht met een minuut stilte. De wedstrijd zelf is een tegenvaller voor Virton, dat zijn kansen laat liggen en met 2-0 onderuit gaat.
Een ontgoocheling voor de twintig dappere supporters die vandaag ook 600 kilometer afgelegd zullen hebben, maar die ondanks de numerieke minderheid het thuispubliek zelfs een groot deel van de wedstrijd overstemden. Voor de kortere afstanden wordt een supportersbus ingelegd, maar deze keer moesten de Virtonsupporters, bij gebrek aan voldoende belangstelling, zelf met de auto komen. De aanhang van de Luxemburgers heeft sinds de jaren tachtig de curieuze gewoonte om de Marseillaise aan te heffen, ooit begonnen als eerbetoon aan een Bretoense speler. Iedere keer als hij mocht invallen, begonnen de supporters spontaan het Franse volkslied te zingen. Een stukje folklore dat in Vlaanderen niet altijd in goede aarde valt, vertelt Michel Georges. De clubsecretaris betreurt vooral dat de belangstelling voor de thuiswedstijden dit jaar mager is. De afgelopen jaren voetbalde Virton gemiddeld voor 1200 toeschouwers, maar na de promotie is dat gemiddelde zelfs licht gedaald, hoewel de groen-witten veilig in de middenmoot staan en al verrasten met gelijke spelen tegen Eupen en Moeskroen en zelfs met 2-5 gingen winnen op Sint-Truiden.
“Het is een beetje eigen aan de streek. Echte Gaumais zijn warme mensen, maar helaas ook klagers. De mensen die per se wilden dat we vorig jaar kampioen speelden, zijn diezelfden die nu klagen dat er te weinig spektakel te zien valt. We halen zelfs minder volk dan vorig jaar in derde klasse.” Een beperkt publiek, weinig sponsorpotentieel, het eindeloze reizen: alle andere clubs in de streek botsten al op dezelfde limieten. Namen en Bertrix kamperen in vierde klasse, rivaal Bleid-Gaume transfereerde zichzelf de provincie uit en heet nu BX Brussels. Is het Virton dan wel allemaal waard om in tweede klasse te blijven? Het regionale hart van Michel Georges begint te bloeden als hij de vraag hoort. “Maar er wordt in België al zo weinig over ons gepraat! Als Luxemburgers hebben we soms de indruk dat men van onze provincie liever een natuurreservaat of een vakantiepark maakt. Wij voelen ons, alle verhoudingen in acht genomen, soms als het Belgische Corsica. Daarom is het voetbal zo belangrijk voor ons om te tonen dat wij ook meetellen. Virton is op dat vlak de trots van Luxemburg. We missen grote sponsors en onze infrastructuur is beperkt, maar het voetbal leeft hier wel. We zijn aan het onderhandelen met het Zuid-Franse Saint-Etienne om in de toekomst samen te werken. Dat zou al een goede stap vooruit zijn, met een mooie club die onze waarden deelt.”
Grootmoeders keuken
Het is ruim halfelf als de hele delegatie zich weer aan boord van de bus begeeft. Het verlies, de bittere kou en de opgestapelde vermoeidheid hebben hun sporen nagelaten. Iedereen wil zo snel mogelijk naar huis, niet het minst de buschauffeur die bang is om zijn maximaal toegestane werkdag van vijftien uur te overschrijden. Bij de spelers boven is het stil, aan de twee tafeltjes van de technische staf overheerst de zinloosheid van de hele expeditie. Zaterdag om 13 uur ’s middags vertrokken en ’s nachts pas om twee uur terug thuis, dat is best lang voor een bescheiden vergoeding. De verlossing komt er of all places aan een tankstation in Moeskroen, als de kinesist terugkomt met een buit van zes blikjes bier en twee zakjes chips. De blikjes worden opengetrokken, het hele gezelschap schuift rond de tafeltjes en de toon wordt gemoedelijk, als die van onder oude vrienden. De tactische nabespreking wordt naar morgen verschoven, aan de orde nu is grootmoeders keuken. De beste bereidingswijzen van koeientong worden besproken, de verdiensten van buitenlandse kazen worden afgewogen en ook de grootste geheimen van het worsten draaien worden verklapt.
De weg is nog lang, maar in hun hoofd zijn de Luxemburgers al thuis.
“Ik herinner me een reis met een kapotte bus waarbij we in elk tankstation moesten stoppen om de olie te verversen.” kapitein Guy Blaise