Zoals bij al zijn vorige clubs blijft Giuseppe Rossini ook bij Kortrijk een omstreden figuur. Maar ondanks de korte opstoot van fluitconcerten heeft de spits met Italiaanse roots er zijn draai gevonden. ‘Het oogt niet altijd mooi, maar Pino is een belangrijke schakel in het geheel.’

Na zes jaar in het profvoetbal kan Giuseppe Rossini voor het eerst in zijn carrière prat gaan op een onbetwiste basisplaats. Meer nog, na de winterstop rust het gewicht van de aanval van KV Kortrijk voor een groot deel op de schouders van de rijzige aanvaller. Rossini, die deze zomer 25 wordt, komt in het Guldensporenstadion eindelijk tot rust na vijf woelige jaren als invaller, eerst bij FC Utrecht (46 keer op het veld in 3 seizoenen) en daarna bij KV Mechelen (44 keer op het veld in 2 seizoenen). Pino geanalyseerd door drie trainers die de voorbije jaren met de Italo-Belg samenwerkten.

De dood van Di Tommaso

In april 2004, tijdens een beloftewedstrijd tussen RAEC Bergen en SK Beveren, wordt Giuseppe Rossini opgemerkt door Nol de Ruiter, een scout van FC Utrecht. De Ruiter, ooit nog assistent van Rinus Michels bij Oranje, zag wel potentieel in die lange ietwat houterige spits van Bergen. De zeventienjarige Rossini, geboren in het Italiaanse Bari maar opgegroeid in La Louvière, moest niet lang twijfelen toen de Nederlandse club hem benaderde. Het voorstel bestond erin dat Rossini zijn opleiding in Utrecht zou vervolmaken bij het tweede elftal, met uitzicht op een plekje in de A-kern.

Op die manier laaide de voetbaldroom van de Henegouwer weer op, na de immense ontgoocheling een paar jaar eerder. Op zijn vijftiende werd Rossini immers uitgerangeerd bij de nationale jeugd van Charleroi: niet goed genoeg. Hij was daarna via zijn thuisclub Houdeng weer bij Bergen terechtgekomen, maar Nederland, dat was pas écht een stap voorwaarts.

“Toen hij hier aankwam, was hij eigenlijk nog een kind”, vertelt John van Loen, op dat moment assistent van Foeke Booy bij FC Utrecht. “In het eerste jaar speelde hij altijd met de tweede ploeg, en daar stak hij erboven uit. Een seizoen later, in 2005/06, schoof hij dus door naar de A-kern. Maar in november 2005 sloeg het noodlot toe: David Di Tommaso overleed. David was niet alleen een belangrijke speler voor Utrecht, maar de Franse verdediger had Rossini onder zijn vleugels genomen. Pino, die zelf amper Nederlands sprak, verloor zijn beste vriend én begeleider binnen de ploeg.

“Rossini’s grootste probleem vond ik zijn wisselvallig temperament”, gaat Van Loen verder. “Hij was zo veranderlijk als het weer. Soms kon hij kritiek verdragen, maar meestal ging hij niet akkoord. Dan was het de schuld van de anderen, of zelfs van de trainer. Maar zo red je het niet als prof. Je kunt toch niet alleen maar schouderklopjes verwachten?”

Ook als voetballer ontbrak het Rossini nog aan maturiteit bij Utrecht. ” Pino werd weleens met mij vergeleken”, zegt Van Loen, die met zijn 1m94 en rode haardos de bijnaam ‘de vuurtoren’ kreeg. “Maar ik was toch een stuk balvaster. Als je zo lang en zo sterk bent als Rossini, mogen ze je niet zomaar van de bal kunnen zetten. Zijn sterke punten waren uiteraard zijn kopkracht en zijn goed schot. Aan zijn snelheid, loopacties en dus ook zijn balvastheid hebben we proberen te schaven.”

In zijn laatste twee seizoenen bij Utrecht mocht Rossini geregeld invallen, maar hij kwam slechts een paar keer tot scoren. “Hij had een bepaald image bij de supporters. Het was een spits die iets kon forceren in het slot van de wedstrijd, maar dat lukte hem niet altijd. Hij werkte ook niet altijd hard genoeg bij balverlies. De supporters floten hem soms uit, iets wat ik zelf ook bij Anderlecht heb meegemaakt. Anderzijds, die slechte wedstrijden wisselde hij af met een paar sublieme invalbeurten. Twee keer scoorde hij zelf het beslissende doelpunt in de laatste minuten. Op Heerenveen stond hij zo goed te spelen dat hij zelfs achter de bal ging staan bij een vrije trap. Iedereen op de bank dacht: wat gaat hij nu doen? Maar de bal week af op een been van een verdediger en viel in de goal: 2-3 voor Utrecht. De ontlading bij Pino was immens. ( lacht)

“Soms kon je hem verwensen omdat hij niet hard genoeg werkte, maar toch is het een aardige jongen die een plekje in mijn hart heeft veroverd. Bij ons heeft hij kunnen werken aan zijn tekortkomingen. Utrecht was voor Rossini de springplank naar de Belgische competitie”, besluit Van Loen.

De knokkende kapstok

In 2008 keert Rossini terug naar België. Het is KV Mechelen dat de spits, intussen belofte-international, overtuigt om aan een nieuw luik in zijn carrière te beginnen. “Voor ons was Pino een opportuniteit”, vertelt Peter Maes, op dat moment trainer van Mechelen. “Een jongen met wie ik graag wou werken. Zowel mentaal als technisch had hij nog heel wat progressiemarge.

“De belangrijkste evolutie die Rossini in Mechelen heeft doorgemaakt, is dat hij volwaardig profvoetballer is geworden”, weet Maes. “Ik heb hem leren knokken voor zijn plek, want ik had niet de indruk dat hij dat bij Utrecht ooit gedaan had. Hij vond het maar vanzelfsprekend dat hij bij Mechelen in de basis zou staan, maar toen hij aankwam was hij daar fysiek zeker niet klaar voor. Met Björn Vleminckx, Aloys Nong en Joachim Mununga was er op de koop toe stevige concurrentie. Uiteindelijk begreep hij wel dat hij zich écht zou moeten bewijzen voor mij.”

Rossini verzamelt over die twee seizoen een aantal basisplaatsen, maar een echte titularis bij Mechelen wordt hij niet. “Eigenlijk heeft hij zelden ontgoocheld als hij mocht spelen”, vindt Peter Maes, “en hij scoorde ook geregeld. Zijn rendement en statistieken waren goed. Maar ik moest keuzes maken voorin. Ik heb een paar keer geprobeerd om met Vleminckx en Rossini samen te spelen, waarbij ik Rossini als komende man gebruikte. Maar op het moment dat je laag staat als team, dan ben je niet zo veel met Pino, dan komt hij al snel geïsoleerd te zitten. Ik probeerde met Mechelen wel te evolueren naar een spelstijl waarbij we onze tegenstander hoog konden wegduwen, maar dat lukte nog niet altijd.”

Ondanks dat hij niet zo veel mocht starten, is Rossini Achter de Kazerne als mens toch een stuk volwassener geworden, vindt Maes. “Stelselmatig leerde hij met kritiek omgaan. Het positieve meenemen en negatieve zaken gebruiken om beter te worden.”

Net als bij Utrecht toch niet volledig tevreden met het aantal speelminuten, ging Rossini na twee jaar – voor het aflopen van zijn contract – al terug weg bij KV Mechelen. “Dat kan ik begrijpen,” zegt Maes, “maar anderzijds: als je vandaag de situatie van Mechelen ziet ( er zijnamper diepe spitsen, nvdr) … Misschien had hij dit seizoen bij Mechelen ook de kansen gehad die hij vandaag bij Kortrijk krijgt.”

Het doet Maes wel plezier om te zien dat Rossini bij KV Kortrijk zijn positieve evolutie voortzet. “Ik weet dat hij dit seizoen wél van in het begin voor zijn plek heeft gevochten. Vroeger was Pino nog te veel een typische ‘wachtende’ spits, maar nu betrekt hij zichzelf meer in het spel. Hij maakt echt deel uit van het team. Het oogt niet altijd even mooi, maar Pino is een belangrijke schakel in het geheel. Hij is de kapstok waar iedereen zich aan ophangt.”

Is Rossini dan toch een laatbloeier? “Lichamelijk niet, maar mentaal wel”, antwoordt Maes. “Net als Vleminckx is Pino zo’n speler bij wie iedereen altijd twijfelt of hij de volgende stap in zijn carrière wel zal aankunnen. Het verschil is dat Vleminckx er steeds voor knokt, en dat Pino het eigenlijk altijd moet krijgen. Maar hij is op de goede weg.”

Vallen als Jan Koller

Yves Vanderhaeghe, assistent-coach bij KV Kortrijk, bevestigt dat Rossini dit seizoen niets aan het toeval wou overlaten: “Tijdens de voorbereiding en de eerste maanden van het seizoen was hij enorm gretig. Ik denk dat hij tuk was op revanche, hij wou zich dit seizoen echt tonen. Dat leidde tot een ongeziene gedrevenheid, op training en in de wedstrijden. Ook in de zaken die hij normaal minder graag doet, zoals het loopwerk, was hij voorbeeldig. Door die professionele houding lag hij ook meteen goed in de groep.”

Na dat sterke seizoensbegin trapte Rossini enigszins op zijn adem. “Net voor Nieuwjaar merkten we wel dat hij eigenlijk niet gewoon was om in negentig procent van de wedstrijden te starten. Hij miste duidelijk regelmaat. En door zijn onverdroten inzet de eerste maanden leek er wat vermoeidheid op te treden. Hij kreeg het lastiger bij de looptrainingen en ook in de wedstrijden verzette hij wat minder werk bij de defensieve omschakeling.”

Rossini scoorde dit seizoen al acht competitiegoals, waarvan drie strafschoppen, maar werd door de eigen aanhang geregeld op de korrel genomen voor zijn gebrekkige afwerking van de vele kansen die Kortrijk creëert. “Toen men hem een paar weken wat uitfloot, was het niet slim om daarop te reageren. Dat hebben we hem ook gezegd. Een spits die kansen mist, krijgt kritiek, daarmee moet hij leren omgaan. En het is inderdaad een werkpunt voor hem: zijn efficiëntie moet omhoog. Als Pino een kans krijgt, gaat hij er altijd voor de volle 100 procent voor. Maar nu werkt hij nogal onstuimig af, alsof hij iedere bal per se in de winkelhaak wil jagen.”

Toch wil Vanderhaeghe ook de positieve kant belichten: “Het feit dat hij zo vaak in een kansrijke positie komt, heeft niet alleen met de aanvoer van zijn ploegmaats te maken. Het bewijst ook dat hij als spits de goede positie kiest. En dat zien de supporters ook wel. Het grootste deel van onze fans kan hem zeker waarderen.

“Zijn grootste werkpunt is volgens mij dat hij nog wat sluwer mag zijn op het veld”, vindt Vanderhaeghe. “Men heeft een beeld van hem dat hij veel overtredingen begaat, maar dat klopt niet. Heel veel verdedigers veinzen een fout, elke keer als hij met hen in duel gaat. Tegen KV Mechelen was het toppunt: daar begon de tegenstander doodleuk te insinueren dat hij ellebogen uitdeelde, en de scheidsrechter liep er nog in ook.

“Meestal is het eigenlijk omgekeerd, en worden er juist veel fouten op Pino gemaakt. Ik zou zeggen: als ze een fout op je maken, laat je dan maar vallen, hé! Wie viel er vroeger het vaakst op de Belgische velden? Hij woog nochtans 105 kilo … Jan Koller! Rossini is ook een boom van een kerel, maar hij wil nog te veel blijven rechtstaan. Langs de andere kant moet hij zijn sterk lichaam nog beter leren uitspelen. Ik zou Rossini graag meer assists zien geven. In principe heeft hij het perfecte lichaam om de bal goed af te schermen en hem dan weer af te geven.

“Als hij de perfecte spits was, dan zat hij niet bij KVK, natuurlijk”, besluit Vanderhaeghe. “Maar de balans is zeker positief. Ik denk dat hij dit seizoen zijn belang voor Kortrijk al heeft aangetoond. We rekenen op hem de komende jaren.”

DOOR BREGT VERMEULEN – BEELDEN: REPORTERS

“Zijn afwerking is nogal onstuimig,

alsof hij elke bal in de winkelhaak wil rammen.” Yves Vanderhaeghe

“Bij Utrecht was hij zo veranderlijk als het weer.”

John van Loen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content