Johny Thio, die vorige week op 63-jarige leeftijd overleed, verwierf in twaalf seizoenen bij Club Brugge een immense populariteit. Hij was een man van en voor het volk.
In zijn carrière gaf Johny Thio altijd de indruk vrij en vrolijk door het leven te fladderen. Hij toefde graag tussen het volk, dronk vaak een pintje en kreeg de bijnaam Johny Tuborg, ofschoon hij – zoals hij vaak lachend vertelde – nooit Tuborg dronk maar alleen Carlsberg. Het beeld dat hij door een te flamboyante leefwijze nooit het maximum uit zijn carrière haalde, is Johny Thio (geboren op 2 september 1944) blijven achtervolgen.
Johny Thio, afkomstig uit een arbeidersgezin en opgegroeid tegenover het stadion van Club Roeselare, is een van de beste flankaanvallers uit de geschiedenis van het Belgische voetbal. Hij was een rechtsbuiten uit de oude doos, iemand die met zijn ijzeren conditie de hele flank voor zijn rekening nam, een tegenstander even gemakkelijk links als rechts passeerde en de bal in volle loop voor het doel kon krullen. Dat kwam niet alleen door zijn aangeboren talent, maar vooral door ontelbare trainingsuren. Thio deed als het ware aan zelfstudie. Hij probeerde de bal in al zijn facetten te leren kennen, hij zwaaide op een bepaalde manier met de voet om effect te krijgen. Ooit verblufte hij tijdens een training zijn ploegmaats: van buiten het strafschopgebied schoot hij twintig keer na mekaar de bal tegen de paal.
Op zijn achttiende belandde Johny Thio, die zijn moeder al vroeg had verloren en op dat moment werkte als diamantslijper, bij Club Brugge. Twee jaar later debuteerde hij in de nationale ploeg. Hij scoorde twee keer in een door de Rode Duivels met 5-0 gewonnen wedstrijd tegen Bulgarije. De opgang van Thio viel niet meer af te remmen, al zou hij in de nationale ploeg, geremd door Léon Semmeling, niet verder komen dan 18 interlands.
Gestapo
Johny Thio was twaalf jaar lang een van de boegbeelden van Club Brugge. Hij behaalde met blauw-zwart in 1973 de titel, het eerste naoorlogse kampioenschap. Met Club pakte hij in 1968 en 1970 ook de beker. Thio kon vertederend vertellen over de enorme rijkdom die Club Brugge toen bezat: de unieke familieband en het gegeven dat de spelers zich verantwoordelijk voelden voor elkaar. Ook de intrede van de Hollandse kolonie had dat niet veranderd. Door de Nederlanders leerde hij wel zakelijk denken: toen Thio international werd, verdiende hij 3000 frank per maand, in het begin van de jaren 70 werd dat 85.000 frank. Ooit toonde Inter Milaan zijdelings belangstelling voor hem en was er ook interesse van Anderlecht, maar tot gesprekken kwam het nooit.
Als echte West-Vlaamse volksjongen was Johny Thio verknocht aan Club Brugge. Hij moest er in 1975 vertrekken toen Ernst Happel een nieuwe ploeg wilde opbouwen. Het was een bitter afscheid, versneld door een knetterende ruzie met Happel. Toen de Oostenrijker hem een lulvoetballer had genoemd, schold Thio zijn trainer uit voor Gestapo. Dat hij zich door niemand liet intimideren bleek al in zijn eerste seizoen bij Club. Toen de toenmalige draaischijf Toine Van Poelveerde hem een snotneus noemde, repliceerde de jonge aanvaller: “Jij mag binnen een paar jaar zelfs niet meer de veters van mijn schoenen vastbinden.”
Containerpark
Na zijn Brugse periode versaste Thio naar derdeklasser Zottegem en belandde later in een poel van ellende. De scheiding van zijn tweede vrouw bezorgde hem een zenuwinzinking en bracht hem aan de rand van de financiële afgrond. Ooit vertelde Thio dat hij toen 2000 frank bij zijn broer moest gaan lenen om verder te kunnen. Johny Thio trainde later nog een aantal verenigingen uit provinciale en runde tot drie keer toe een café, maar dat bevorderde zijn gezinsleven niet echt. Thio kende veel miserie, maar zocht de schuld daarvoor bij zichzelf. Hij stelde vast dat hij altijd uitging van de goedheid van de mens, dat hij veel gaf maar weinig terugkreeg.
Sinds 1997 werkte Johny Thio in een containerpark in Hooglede. Hij was ook privé tot rust gekomen en leidde een stabiel leven. Enkele maanden geleden ging hij met pensioen. Johny Thio overleed aan de gevolgen van een hartaderbreuk. S
door jacques sys