Student journalistiek Alain van Veldhoven deed een stage bij Sport/Voetbalmagazine. Alain is de zoon van Harm. Een van zijn opdrachten lag dan ook meteen voor de hand: zoon interviewt vader. ‘Omdat ik erg intens met mijn job bezig wil zijn, heb ik wel het gevoel dat ik veel relaties afstoot.’
Het is raar om je vader te interviewen. Zeker wanneer het gesprek voor een deel gaat over de tijd waarin ik nog niet geboren was. Toch is die periode essentieel om een juist beeld van Harm Van Veldhoven te krijgen. Van jongs af al lonkte België naar hem als het land van de mogelijkheden. Hij bouwde er zijn carrière en zijn leven op, om uiteindelijk als Belg door het leven te gaan. “Bij jouw geboorte wou ik een stukje duidelijkheid scheppen”, zegt hij me daarover. Hier gaan we, pa.
Belgische invasie
Je zegt soms dat je de oorlog nog meemaakte. Zo rampzalig waren de jaren zeventig toch niet?
Harm van Veldhoven: “Ik ben in 1962 geboren in Luyksgestel, een erg afgesloten dorp in het Nederlandse Noord-Brabant. Elke zondagmorgen ging iedereen er naar de kerk. Wie uit het dorp vertrok, was al een zonderling. Lommel en Luyksgestel liggen vlak naast elkaar, maar ertussen bevond zich nog effectief een grens met slagbomen. Mijn ouders hadden geen wagen en dus fietste ik maar. Ons gezin was traditioneel en bescheiden. Elke zaterdagavond kregen we een kommetje chips en een glas cola. Dat was het feest van het weekend. Als we ons echt goed hadden gedragen, kregen we zelfs een Mars. Omdat mijn vader en moeder respectievelijk uit een gezin met vijftien en twaalf kwamen, waren ze thuis ook niets anders gewoon. Zelf waren we met vier kinderen, maar nooit kwamen we iets te kort. Van hogere studies was wel geen sprake. Ik was nogal ondernemend en al gauw besliste ik om niet mijn hele leven in dat dorp te blijven. In de jeugdploegen van VV De Raven was ik een beetje beter dan de meesten en zo werd het een passie van me om iets in het voetbal te doen. Via het Kempisch elftal kwam ik in het Noord-Brabantse elftal, waarmee ik onder meer tegen Marco van Basten en Frank Rijkaard speelde. Van Basten werd achteraf mijn jeugdidool. Het mooie was dat mijn naam in die selectie-elftallen altijd genoemd werd in een rijtje met spelers van PSV, Feyenoord en Ajax.”
Kon je dan ook niet naar zo’n club?
“Ja, op mijn zestiende kon ik naar PSV, maar hoe ging ik dat in godsnaam doen? Het mocht me niets kosten en alle verplaatsingen moesten per fiets gebeuren. Ik ging er dus niet op in. Een jaar later vroeg PSV me opnieuw. Het was de periode dat Kees Rijvers er trainer was en ze de Europacup wonnen. Ik mocht enkele keren met de A-kern meetrainen, maar ik kon die vijftig kilometer niet elke dag al fietsend blijven afleggen. Hoe fantastisch ik het ook vond om in dat wereldje te vertoeven, voor mij was het realistischer om bij Lommel SK in vierde klasse te gaan spelen. Ik was de eerste Nederlander in een vrij ervaren groep onder leiding van Pierre Berx. Ik herinner me verplaatsingen naar KFC Malmundaria en FC Blégny. Dat leek het einde van de wereld wel. We kregen daar een bak water om ons in te wassen. Even was ik terug in de oorlog beland.”
Je voerde ooit een aanval op België uit.
“België was inderdaad het land van de mogelijkheden voor mij.”
Maar in de letterlijke zin, bedoel ik.
“O ja, ik had nog de Nederlandse nationaliteit en werd opgeroepen voor mijn legerdienst. Ik werd gekazerneerd in Oirschot ( in het Nederlandse Noord-Brabant, nvdr). Ik was twintig jaar en had ondertussen een wagentje, een afzichtelijk groene Ford Escort. Bij het leger verkreeg ik een speciaal statuut, waardoor ik bij mijn grootvader – oma was pas overleden – mocht blijven slapen. Zo kon ik elke dag rechtstreeks van de legerdienst naar de training in Lommel. Ik zat dus nog in mijn legerkostuum wanneer ik de grens passeerde. Meestal zat daar dezelfde persoon, die me ondertussen al wel kende. Als hij me zag, ging de slagboom altijd automatisch open. Op een dag zat er echter een andere douanier die ineens zei: ‘Jij gaat de grens niet over met je Nederlandse legerpak. Geen denken aan, dat is officieel een invasie.’ Door dat gedoe kwam ik toen te laat op training.”
Op je vijfentwintigste leverde je je Nederlandse identiteitskaart in. Is dat te berouwen of werkte het bevrijdend?
“Persoonlijk vind ik het wel vervelend als er aan je wortels wordt gezeten. Maar voor jouw geboorte wou ik een stukje duidelijkheid scheppen: ‘Kijk, wij zijn Belgen.’ Daarom naturaliseerde ik me tot Belg. Het nadeel was dat ik nergens meer thuishoorde. Ik vond het frustrerend om Hollander genoemd te worden. Ik vond hen dikwijls arrogant en zo was ik niet. Toen ik wat ouder werd, kon ik dat al beter relativeren. Nu begrijp ik wel dat niet elke Nederlander arrogant is en dat degenen die het zijn daar niet per se verkeerd in zijn.”
Modder naar Gerets
Bij je transfers naar Ekeren, RWDM en nadien terug naar Lommel was je schoonvader je manager. Hoe ging dat in zijn werk?
“Jouw Lommelse moeder leverde me ook een fantastische schoonfamilie op. Mijn schoonvader Arthur Dingens is een mens van de wereld. Hij is administratief en communicatief erg sterk. Hij maakte mijn contracten op en voerde mee de besprekingen. Bij elke club waar ik passeerde, kennen ze hem nog.”
Je wou zelf graag weg bij RWDM. Klikte het niet tussen jou en trainer Hugo Broos?
“Ik speelde twee jaar onder leiding van Hugo Broos. Met hem heb ik steeds een haat-liefderelatie gehad, maar nu kan ik goed met hem door één deur. In die periode voelde ik mij niet begrepen als voetballer en ik discussieerde daar graag over met hem. Maar Hugo stond daar niet echt voor open. Ondanks die tegenkanting werd ik topschutter in tweede klasse en promoveerden we. Maar plots zette Broos me uit de basis. Hij heeft nadien een mooie carrière gehad en ging naar Club Brugge. Ik vertrok naar Lommel en misschien is het zo wel ontstaan dat Club Brugge nooit in Lommel kwam winnen.”
Dat kwam door de vete tussen Broos en jou?
“Ik wil dat zo niet zeggen, maar ik ging wel erg ver om te winnen. Wanneer Club op bezoek kwam, wou ik me bewijzen ten opzichte van Broos. De groep ging daarin mee, we wilden laten zien welke mentaliteit er in een kleine club kon heersen. Eigenlijk was ik in die wedstrijden constant aan het provoceren. Je zag het Brugse geweld dan in beweging komen. Ik herinner me pittige duels met LorenzoStaelens, GertVerheyen en FrankyVan der Elst.” ( grijnst)
En in andere wedstrijden hield je wel je fatsoen?
“Nee, op een bepaald moment speelden we bijvoorbeeld thuis tegen het Lierse van trainer Erik Gerets. Het regende en het werd hoe langer hoe meer een bikkelwedstrijd. Gerets kwam na een tackel van mij uit zijn dug-out en riep de scheidsrechter toe me van het veld te sturen. Ik had nog een klomp modder in mijn hand en wierp die naar zijn hoofd. Hij bukte zich nog net en keek me kwaad aan. Ik riep: ‘Hier, dat is onze grond, die wil je toch?’ Het sierde hem dat hij na de wedstrijd vertelde zijn eigen strijdlust in mij te herkennen.”
Wat blijft je vooral bij uit je trainerscarrière?
“Mijn ontslag bij Lommel SK en de reactie van de supporters toen. Ook de zege met Cercle tegen Club was onvergetelijk. Voor de eerste keer in dertien jaar wonnen we de stadsderby, na het laatste fluitsignaal zag ik overal om mij mensen in tranen elkaar omhelzen. De miraculeuze redding in mijn eerste jaar bij Roda JC verdient zeker ook een plaatsje in de top drie.”
‘Normale’ mensen
Waarom doen sommige trainers er zo lang over om op het hoogste niveau te raken?
“Bij heel veel clubs is de voetbalintelligentie eerder beperkt. Een bestuur zit soms sportief niet op de juiste golflengte, waardoor kwaliteit niet de nodige kans krijgt. Uiteindelijk val je door de mand met die manier van werken. Een club heeft nood aan een vaste hand, daarom vind ik het ook goed dat de licentiecommissies steeds strenger te werk gaan. Er zijn maar weinig voorbeelden van mensen die zich echt gestaag naar de top hebben gewerkt. Gerets is zo iemand, maar ook Ariël Jacobs.
“Het is ook veel beter om je eerst enkele jaren te ontwikkelen om dan echt klaar te zijn voor die grote opdracht. Leidinggevend met mensen omgaan is iets wat je moet leren.”
Vind je jezelf mediageniek genoeg?
“Vaak niet. Ik spreek meestal vanuit het oogpunt van het elftal en word daarom als niet spectaculair genoeg bevonden. Het valt me op dat sommige trainers alleen maar praten om zichzelf te lanceren, terwijl een coach er moet zijn voor zijn ploeg en niet andersom.”
Heb je als trainer al vrienden gemaakt in het voetbal?
“In elke club ontmoette ik fascinerende mensen, maar vrienden zijn dun gezaaid. Je moet goed beseffen dat succes gepaard gaat met aandacht. En dat je ook weer helemaal alleen staat als het tegenzit. Omdat ik erg intens met mijn job bezig wil zijn, heb ik wel het gevoel dat ik veel relaties afstoot.”
Is Martin van Geel, momenteel technisch directeur bij Feyenoord en eerder bij Roda JC, geen vriend geworden ondertussen?
“Ik heb het inderdaad nog maar weinig meegemaakt dat iemand zowel op sportief als op familiaal vlak op dezelfde manier over de dingen dacht als ik.”
Welke dingen zijn dat dan?
“Vooral de bereidheid om enorm veel op te geven om iets te verwezenlijken, maar daarnaast wel met respect voor de mensen rond je. Het begrip dat ik van Martin ervoer wanneer ik even tijd nodig had voor de mensen uit mijn omgeving vond ik erg belangrijk. Die combinatie is zeldzaam in de voetballerij.”
Welke rol speelt het familiale in je leven?
“In mijn thuissituatie vind ik voor een deel een vlucht uit het harde trainerswereldje. Hoewel het eerder een terugkeer naar de reële wereld is in plaats van het ontlopen ervan. Thuis begrijp ik weer waar ‘normale’ mensen mee bezig zijn. Als je moeder bijvoorbeeld iets heeft gekocht dat ze bij nader inzien toch niet zo mooi vindt. ( grijnst) Het leven is absoluut meer dan voetbal alleen.”
Europees ticket
Toen Feyenoord afgelopen zomer een nieuwe trainer zocht, circuleerden er drie namen: Van Gaal, Koeman en Van Veldhoven. Dacht je dat Van Geel jou zou vragen?
“We hebben wel contact gehad. Maar dat contact was er eerder vanuit een vriendschap, zoals twee mensen elkaar opzoeken wanneer er problemen zijn. We hebben het nooit gehad over de nieuwe trainer van Feyenoord. Ik lag namelijk nog bij Roda JC onder contract en hij kon zijn probleem best op een andere manier oplossen.”
Vorig seizoen verlengde je je contract bij Roda met één jaar, maar liet je een clausule opnemen waardoor je voor een klein bedrag alsnog weg kon. In die clausule stond ook specifiek om welke clubs het ging.
“Vanaf het moment dat bekend werd dat Van Geel Beenhakker bij Feyenoord zou opvolgen, voelde ik bij Roda enige ongerustheid dat ook ik zou vertrekken. Ik wou daarom intern snel duidelijkheid scheppen. Ik ben immers graag bij deze club. Zodoende verlengde ik mijn contract met één jaar, maar liet wel opnemen dat ik voor 15 juni nog tegen een kleine transfervergoeding kon vertrekken voor de top vijf in België of Nederland.”
Om welke Belgische clubs ging het?
“Dat zeg ik liever niet. Ik vind wel dat een trainer bij een club moet passen, daar heb ik dan ook rekening mee gehouden toen ik het lijstje opstelde.”
Stond je afgelopen zomer dicht bij een terugkeer naar België?
“Ik wil enkel terugkeren voor de top vijf. En er hebben inderdaad clubs geïnformeerd, maar op een bepaald moment verstreek die 15e juni. Kijk, tot nu toe was ik altijd bezig om ergens iets op te bouwen, vaak om zo ploegen die in de problemen zaten weer op de rails te krijgen, maar op een bepaald moment wil je meer. Ik heb nu een paar keer heel dicht bij een Europees ticket gezeten met clubs die dat normaal gezien niet ambiëren. Dan spreek ik over de seizoenen bij Beerschot, Roda en Lommel ( verloren bekerfinale, nvdr). Het prikkelt om er telkens zo dicht bij te zitten. Het is haast onmogelijk om structureel te concurreren met teams die op een budget draaien dat vijf keer zo groot is als het jouwe. Uiteindelijk geeft het financiële toch weer de doorslag. Ik wil weleens aan de andere kant staan en ondervinden wat het is om met die mogelijkheden te kunnen werken. Ik zit te hunkeren om na dit jaar een stap te maken, zodat ik in een fase kom waarin ik voor de prijzen kan gaan spelen.”
DOOR ALAIN VAN VELDHOVEN
“Elke zaterdagavond kregen we een kommetje chips en een glas cola. Dat was het feest van het weekend.”
“Het valt me op dat sommige trainers alleen maar praten om zichzelf te lanceren, terwijl een coach er moet zijn voor zijn ploeg.”