Veel erkenning kreeg Michel Bruyninckx niet in België voor hij onlangs de wijk nam naar Qatar, maar bij Anderlecht weten ze het baanbrekende werk van de door hersenonderzoek gefascineerde voetballeraar wél naar waarde te schatten. ‘Sommige oefeningen die wij onze jeugd vandaag voorschotelen, zijn zelfs revolutionair te noemen. ‘

Triggerfinger”, zegt Dirk Gyselinckx, “is ook eerst naar Nederland gemoeten voor het in België bekendheid verwierf. Ik zeg met de hand op het hart dat wij hier ongelooflijk veel talent hebben lopen. In meer dan de helft van onze internationale toernooien wordt een Anderlechtspeler tot beste speler uitgeroepen. Maar wij erkennen geen talent. Wij zijn zó negatief ingesteld.”

Gyselinckx is technisch coördinator in de jeugdopleiding van Anderlecht. Zeven jaar geleden arriveerde hij er bijna gelijktijdig met Jean Kindermans, de technisch directeur jeugd. Is Kindermans van het gereserveerde type, dan is Gyselinckx zijn aanstekelijke tegenpool. Beide mannen zijn het zeker niet altijd met elkaar eens en het duurde zijn tijd voor Gyselinckx erin slaagde de ideeën van Michel Bruyninckx ingang te doen vinden in het Brusselse instituut. Bruyninckx ontwikkelde de B&M Methode, een vernieuwende en op wetenschappelijk hersenonderzoek gebaseerde benadering van jeugdvoetbal en jeugdopleiding. Gyselinckx was zijn rechterhand aan de topsportschool in Leuven.

Lionel Messi,” begint hij zijn verhaal, “heeft bij Argentinië nog nooit gepresteerd wat hij bij Barcelona presteert. Hoe komt dat? Sla er sociologisch onderzoek op na: de identiteit van een jeugdspeler wordt beïnvloed door de spelers rond hem. Als je samen aan iets bouwt, heb je een relatie met elkaar. Dat is wat er gebeurt in La Masía, de jeugdacademie van Barcelona. Barcelona heeft één ding goed beseft: je moet een pedagogisch concept ontwikkelen. Een klimaat creëren waarin er buiten een voetbalcultuur ook een leefcultuur is. Een cultuur waarin men respectvol met elkaar omgaat. Waarin jongens samen opgroeien en op een serene, evenwichtige manier worden opgevoed. Daardoor hebben ze ook respect voor elkaar wanneer ze in de eerste ploeg komen. In plaats van ego’s krijg je normale mensen. Wij begrijpen dat niet. Bij de jeugd van onze eerste klasse gebeuren er meer dan 500 transfers per jaar. Hoe kunnen we dan verwachten dat er ploegsfeer ontstaat, dat kinderen leren sámen spelen in plaats van tegen elkaar? Een kind leert pas als het in een consistente omgeving zit waarin het zich goed voelt en waarin zijn individueel leren wordt bevestigd door de groep . Een goede ploegsfeer is een noodzakelijke voorwaarde.”

Revolutionaire trainingen

Anderlecht trok er lessen uit. Sinds enkele jaren doet het veel minder jeugdtransfers. Hooguit drie nog per leeftijdscategorie. “Wij proberen groepen nu zoveel mogelijk bijeen te houden”, zegt Gyselinckx, die zijn mosterd haalde bij Michel Bruyninckx. Bruyninckx, tot februari technisch directeur van de jeugdacademie van Standard, ging deze maand samen met José Riga aan de slag in de inmiddels beruchte Aspire Academy in Qatar. “Michel is het voetbal holistisch gaan benaderen. Alles gebeurt via de hersenen. Vroeger was er een scheiding tussen lichaam en geest, maar van dat dualisme van Descartesje pense, donc je suis – heeft hij gezegd: we gaan het verenigen.”

Kindermans: “Dat besef was hier niet aanwezig. Ons opleidingsplan bestond uit techniek, tactiek, fysiek en mentaal, waaronder vooral mentaliteit werd verstaan. Dankzij waarheden ontdekt in de neurologie, de psychologie en de sociologie zijn we beginnen na te denken over de context waarin een kind zich moet kunnen ontwikkelen. Michel is erin geslaagd bepaalde zaken wetenschappelijk te bewijzen. Wij hebben zijn ideeën opgepikt, maar de moeilijkste stap is altijd de omzetting naar aangepaste oefenstof. Daar hebben wij de laatste twee, drie jaar hard aan gewerkt, met als resultaat een mooi en revolutionair vademecum van specifieke oefenstof.”

Gyselinckx: “Michel is de inspirator geweest, maar doordat ik in de topsportschool in Leuven mee op zijn kar ben opgesprongen, hebben we elkaar sterker gemaakt. Hij heeft me het alfabet aangereikt, ik heb er mee de woordjes en de zinnen rond gebouwd. Met al het respect dat ik voor hem heb, denk ik dat Anderlecht meer dan zijn steentje heeft bijgedragen aan de B&M Methode. Wij hebben zijn basisconcept vertaald naar moderne pass- en trapvormen, afwerkingsvormen, positievormen en gestructureerde wedstrijdvormen.”

Kindermans: “Aanvankelijk stond ik sceptisch tegenover Michel. Ik vond zijn benadering te wetenschappelijk en in deze wereld staat de deur nu eenmaal niet open voor voetbalwetenschappers. Vaak overstijgen zij het niveau van de meeste voetballeiders. Tot we op aandringen van Dirk op een gezond kritische manier zijn gaan stilstaan bij wat hij vertelde en samen met de trainersstaf bepaalde van zijn principes zijn gaan vertalen naar methodiek en didactiek. Zoals het principe van tijd en ruimte: waarom er niet stáán, maar er kómen? Of ook: waarom is bilateraliteit zo belangrijk? Omdat de tijdspanne waarin je een beslissing moet nemen almaar kleiner wordt. Jordan Lukaku trapt zowel links als rechts. Dennis Praet trapt met links bijna zo hard als met rechts. Zelfs Davy Roef kan met zijn twee voeten overweg. Dat hebben we er allemaal in gehamerd. Ik durf te zeggen dat sommige oefeningen die wij onze jeugd vandaag voorschotelen ten opzichte van vijf, zes jaar geleden zelfs revolutionair zijn te noemen.”

Het veld als doolhof

Gyselinckx staat op en neemt een vuistdik boek van Kindermans’ bureau. The Future Game heet het en er is aan geschreven door Engelse voetbaleminenties als Trevor Brooking, Stuart Pearce en Ray Clemence. “Zij zijn beginnen na te denken over hoe het voetbal zich over tien jaar zal hebben ontwikkeld. Wij leiden nu tienjarigen op die pas over tien jaar performant moeten zijn. Dus moeten we rekening houden met het voetbal dat in 2022 zal worden gespeeld.”

Maar wat is dat, het voetbal van de toekomst? Gyselinckx: “Een voetbal met veel meer korte passing en teams die op balbezit kunnen spelen. Uit onderzoek blijkt dat de ploeg die het meeste balbezit heeft, meestal ook wint. Dat Chelsea en Inter ook de Champions League hebben gewonnen, valt onder de spreekwoordelijke uitzondering. Dus: veel meer korte passing, veel meer beweging, hogere snelheid van de bal. De bal is ook veel langer in het spel, de lange ballen zijn er allemaal aan het uitgaan. Het nemen van beslissingen, het juist bewegen, de snelheid van informatieverwerking gekoppeld aan een technische uitmuntendheid worden ontzettend belangrijk.”

Volgende vraag: welk profiel van trainer past daarbij? “Daarvoor zijn we in Ierland gaan kijken, in een studie van de rugbybond. Daaruit hebben we onder andere geleerd dat de trainer een teacher is geworden, een leraar. Vervolgens hebben we onze clubvisie uitgewerkt. Daar staat bijvoorbeeld in dat wij 70 procent rendabel balbezit nastreven. En wat moet je hebben om op balbezit te spelen? Technisch vermogen én een collectief. Dat betekent dat de spelers rond jou moeten leren zich te verplaatsen op het juiste moment en in de juiste ruimtes. Met andere woorden: je moet het individu kunnen koppelen aan het collectief. Dus moet je spelers langer bij elkaar houden. Tot onze U16 is er nog heel weinig verloop van spelers.”

Nieuw is het baanbrekende inzicht dat een voetbalveld voor een kind niet hetzelfde is als voor een volwassene. “Een kind ziet een voetbalveld als een doolhof. Hoe ga je dat collectief balbezit dan aanleren? Hier komt Michel met zijn ‘breincentraal leren’ in beeld. Als je kinderen mét elkaar moet leren spelen, moet je hen niet tégen elkaar uitspelen. Je zal moeten onderzoeken hoe zo’n kind leert. Hoe zijn hersenen in elkaar steken. Dan weet je dat je geduld moet hebben met een kind. Dat je veel moet herhalen. Dat je een goede omgeving moet creëren.”

Zelf nadenken

Essentieel in de op het breincentraal leren geïnspireerde oefenstof is dat spelers voortdurend rekening moeten houden met elkaar. Kindermans: “Vroeger was iedereen met zichzelf bezig, nu is het: wij allemaal samen. Iedere Anderlechtspeler weet dat als hij een pass verstuurt, hij ervoor moet zorgen dat hij in de kortst mogelijke tijd opnieuw in balbezit kán komen. Als elf spelers op een veld met die filosofie bezig zijn, kan de man in balbezit nooit in problemen komen. Want tien andere jongens zijn aan het vechten om ook in balbezit te kúnnen komen. Via onze opleidingsfilosofie en interne clinics die we voor onze trainers organiseren, proberen we dat in heel onze opleiding te laten doordringen. Dat is een werk van lange adem.”

Gyselinckx: “Wat ik van Michel heb geleerd, is dat je spelers in verbinding moet brengen met elkaar zodat er aandacht en concentratie moeten zijn. Spelers moeten in functie van elkaar leren te bewegen. Daarvoor moet je hen constant in een waarneemstand brengen. Als we voortdurend geconcentreerd en met aandacht voor elkaar werken, dán pas gaan we iets leren.”

Kindermans: “De uitdaging is om een speler tot denken aan te zetten. Vroeger moest hij uitvoeren. In onze huidige manier van trainen is het niet meer de trainer die aangeeft wat er moet gebeuren, het zijn de spelers die dat bepalen. Hoe wek je dat op? Door droge oefenvormen actief te maken. Dat wil zeggen: er een tegenspeler aan toe te voegen. Weerstand dus. Of door een oefening in de andere richting te laten verlopen. Zo moeten spelers hun brein opnieuw aanspreken. Ze moeten nadenken, niet alleen over zichzelf, maar ook over hun medespelers, de bal, de tegenstrever en de buitenspellijn. Het kan niet meer verwateren. En wat zie je dan? Dat je na een uur trainen gasten hebt die mentaal op zijn.”

Het brein meten

If we know how to learn, we can learn in a better way – als we weten hóé we leren, zullen we béter leren. “De spieren zijn de slaven van de hersenen”, zegt Gyselinckx. In die redenering selecteer je niet de grootste, sterkste of technisch vaardigste speler, maar de speler met het grootste leerpotentieel. De trainer die erin slaagt dat brein te raken, haalt het meest uit zijn speler.

Kindermans: “Misschien zeggen we over tien jaar aan een jongen die we willen aanwerven: mag ik uw brein meten? Zoals we nu al fysieke testen doen of van een twaalfjarig keepertje een polstest afnemen. Ik ben overtuigd dat we over afzienbare tijd meetapparatuur op het hoofd van een speler zullen zetten om zijn mogelijkheid tot breinbeïnvloeding te bepalen. Is dat te laag, dan nemen we hem niet op in ons opleidingscentrum.”

Zeggen dat hij gelooft in de maakbaarheid van de voetballer gaat Kindermans te ver. “Het woord ‘maakbaar’ vind ik overdreven. Ik zou zeggen: beïnvloedbaar. Ik ben overtuigd dat je via deze methodiek de speler kunt beïnvloeden om hem beter te maken. Maar je kunt niet van iedere speler een topper maken. Daarvoor heb je een zeker basistalent nodig. Ik weet dat Dirk er anders over denkt, maar ik zeg dat talent de basis is van alles. Ik heb soms de indruk dat de B&M Methode zegt: geef me tien spelers, ik zet er B&M op en over tien jaar zijn het allemaal uitstekende voetballers. No way. Beethoven en Mozart zaten op hun vijfde al te tokkelen op hun piano of viool. Dat zijn de virtuozen naar wie wij ook op zoek zijn.”

Gyselinckx: “Wat is talent? Volgens sommigen is het een abc’tje, maar talent is zeker ook cultuurgebonden. Het is een eigenschap van de mens die maar naar boven kan komen in de juiste context. Dan pas kan het leiden tot uitzonderlijke prestaties. Met die context kom je op het terrein van het breincentraal leren. De nieuwe trend is nu om ook ruimtelijk inzicht mee te nemen onder de noemer talent. Dan zit je opnieuw bij het brein.”

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Je moet onderzoeken hoe een kind leert, hoe zijn hersenen in elkaar steken.” Dirk Gyselinckx

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise