Lierse zoekt zijn weg naar het toekomstige topvoetbal in België. Een hobbelige en gecontesteerde weg, waarop een thuisnederlaag tegen STVV maar een momentopname is.
Het wordt nog iets tussen trainer Emilio Ferrrera en K. Lierse SK. Bij de ploegsamenstelling tegen Sint-Truiden werd de naam van de coach al op zijn Liers uitgesproken : “Onze trainer, Emiel Ferrera.” Die was zondag absoluut niet tevreden met de inbreng van zijn spelers. Ferrera is een man die eerst de verdedigende fundamenten van zijn team wil op punt stellen en intussen hoopt dat zijn creatieve spelers zich bij momenten artiesten op het veld tonen. Zondag lukte dat niet. Alle Lierse aanvallers die de A-kern op dit moment bevolken, kwamen aan bod, géén toonde zich geïnspireerd. Op kunstwerkjes is het nog even wachten. Het Lisp sukkelt met een dalende vormcurve. Lierse is nog geen topploeg. Het voetbalt een stuk efficiënter dan vorig jaar, maar hartverwarmend voetbal moet in de opbouwfase waarin het team zich bevindt nog niet meteen verwacht worden.
De belangrijkste strijd voert Lierse de laatste jaren naast het veld. Daar strijdt het verbeten om straks deel uit te maken van het kransje topklassers waar profvoetbal nog echt leefbaar is. Voor geel-zwart is die strijd niet gemakkelijk, gezien de enorme achterstand op structureel vlak. Toen Lierse vijf jaar geleden de titel won, was dat eerder het gevolg van een sportieve opstoot die de hele club in een stroomversnelling meesleurde dan het resultaat van een goed uitgekiende politiek. De honger die Erik Gerets toen op zijn spelers overzette, schudde het bijna ingedommeld provinciestadje en zijn goed geleide, maar bescheiden voetbalclub wakker. Toen Lierse de Champions League instapte, had het niet eens een eigen bespeelbaar stadion. Het werd in één naam genoemd met de voetbalgroten van deze aarde, terwijl het naast de spelers welgeteld één lid van de technische staf voltijds in dienst had (de hoofdtrainer).
Het gebrek aan een professionele structuur maakte dat Lierse aan die Champions League zo goed als niets overhield. De verhuis naar Gent leerde de club dat men dringend werk moest maken van een vernieuwde accommodatie. Voor Lierse ligt dat een stuk moeilijker dan voor veel andere eersteklassers. Samen met Anderlecht en KV Mechelen is het de enige eersteklasser die nog een stadion bespeelt dat op privé-grond ligt. In het geval van Lierse besloot men die privé-grond met eigen middelen aan te kopen en te voorzien van moderne faciliteiten, hoog nodig voor de voetbalfan en geïnteresseerde sponsor in deze moderne tijden. In de vorige accommodatie had Lierse een wachtlijst voor de business-seats maar kon het door plaatsgebrek nauwelijks geld puren uit extrasportieve inkomsten, omdat het geïnteresseerde sponsors ook nauwelijks iets kon aanbieden.
Meer dan tien miljoen euro investeerde Lierse in de aankoop van de gronden en de verbouwing van twee tribunes. Wie een wedstrijd als tegen Sint-Truiden bijwoont, ziet een club die nog hinkt op twee gedachten. Vanuit de hoofdtribune staat de overzijde en de linkerkant voor de ouderwetse, gezellige en risicoloze aanpak, een weg waarmee het streven om te behoren tot de toekomstige Belgische elite geblokkeerd wordt. De rechterkant én de hoofdtribune staan voor de aanpak van voorzitter Gaston Vets. Die voert op en naast het veld sinds vorig jaar een gewaagde en daarom gecontesteerde politiek. Want de oude Liersebeheerders herinneren zich nog hoe moeilijk het terugkrabbelen is nadat aan overinvestering wordt gedaan. De nasleep van de Bellemans-affaire hypothekeerde in de jaren tachtig tot halfweg de jaren negentig elke sportieve uitbouw. Toen Vets zich voornam om weer te investeren, vroegen sommige beheerders zich af of het allemaal zo groots, zo modern en vooral zo duur moest.
Vets beseft dat de club op een belangrijk kruispunt staat. Wil Lierse deel uitmaken van het kransje topclubs in de nabije toekomst, dan moest het zich enorme inspanningen getroosten waarvan het niet kan inschatten of die ook gerecupereerd gaan worden. Het alternatief was wegkwijnen in het gezelschap van de clubs die niet klaar zijn voor het voetbal van de eenentwintigste eeuw.
Hoe het niet moet, leerde manager Herman Van Holsbeeck alvast bij zijn vroegere club, het ter ziele gegane RWDM. Van Holsbeeck werd nog door de vorige voorzitter Freddy Van Laer gerekruteerd en werd vanaf zijn aankomst op het Lisp in september 1999 met argusogen bekeken. Een rasechte Brusselaar in een traditioneel nest waar zowat iedereen op en rond de club uit de eigen streek komt, dat wilde men wel eens bekijken. Al gauw zag Van Holsbeeck in bouwondernemer Gaston Vets de man die de club met een gedurfde politiek naar de eenentwintigste eeuw kon loodsen. Vets bouwde niet alleen tribunes, maar zorgde er ook voor dat de club op en naast het veld gestructureerd werd. Bij Van Holsbeecks komst had Lierse naast de spelers nog altijd maar twee man in vaste dienst : de hoofdtrainer en de secretaris. De hulptrainer én de manager, mensen uit eigen huis, runden de club na hun dagtaak.
Vandaag is het aantal werknemers meer dan vervijfvoudigd. Het secretariaat is bevolkt door zeven werknemers, secretaris en manager incluis. De technische staf bestaat sinds twee weken uit vier voltijdse trainers : naast de hoofd-en hulptrainer is er een conditietrainer én met Rik Van de Velde een coach die voltijds ter beschikking staat van de jeugd.
Met de jeugdwerking pakte Van Holsbeeck één van de heilige huisjes op het Lisp aan, waar alles al een paar decennia onveranderd was gebleven. Die jeugdwerking had ook haar waarde bewezen. Géén eersteklasser liet de voorbije twintig jaar méér spelers uit eigen jeugd naar de A-kern doorstromen. Maar aan de doorstroming naar de A-kern, de vervolmaking van jong talent schortte iets, vonden manager én trainer (ook al een Brusselaar). De spelers in de B-kern moeten professioneel begeleid worden omdat ze alleen zo beter kunnen worden, vindt de clubleiding niet ten onrechte.
Van Holsbeeck beseft dat op het Lisp een aantal mensen hem niet in het hart dragen, maar vindt dat geen reden om zijn aanpak bij te stellen. Niets doen, meent hij, staat gelijk met de klok terugdraaien. En wie dat in deze tijden van schaalvergroting doet, haakt definitief af en komt nooit meer terug bij de grote mensen. Lierse moet nu beslissen of het de komende jaren een rol van betekenis wil spelen dan wel genoegen nemen met een sportieve tweederangsrol waarin het zich troost met de palmares uit het verleden. Dat verleden heeft zijn waarde bewezen maar is zoals het woord het zelf aangeeft definitief voorbij. Dat bewijzen ook de recente perikelen van het nabije KV Mechelen, waar de gewonnen Europabeker ook het faillissement niet kon afwenden. Het klopt, geven Van Holsbeeck en de voorzitter toe, dat het gevoerde beleid financiële risico’s inhoudt. Maar als Lierse nog één lucratieve transfer doet, is het voor jaren uit de financiële zorgen.
Dat legt een zware last op de nog frêle schouders van een rastalent als Stein Huysegems, weten dat zo veel hoop op zijn marktwaarde rust. Die marktwaarde werd vorig seizoen door het verzamelde bestuur niet hoog genoeg bevonden om tot een verkoop over te gaan. Dat maakt dat geel-zwart dit jaar moeizaam de financiële eindjes aan elkaar knoopt. Van Holsbeeck weet wat dat betekent. Als het straks verkeerd gaat, gaan alle vingers meer dan naar de voorzitter in zijn richting wijzen en moet hij zijn conclusies omtrent zijn toekomst op het Lisp trekken. Want hij wordt straks afgerekend op het huidige beleid. Dat stoort hem niet : “Ik word daar ook voor betaald. De toekomst zal uitwijzen dat de weg die wij volgen de enige juiste is.”
door Geert Foutré
‘De toekomst zal uitwijzen dat de weg die wij volgen de enige juiste is.’ (Herman Van Hoslbeeck)