Al twee keer versloeg Knack Roeselare dit seizoen Noliko Maaseik, ‘maar rationeel gezien starten wij zondag niet als favoriet.’ Roeselaretrainer Emile Rousseaux over de bekerfinale én over zijn coachfilosofie.
Emile Rousseaux: “De bekerfinale blijft een ‘speciale’ wedstrijd. Over een ‘belangrijke’ wedstrijd spreek ik liever niet omdat ik in mijn spelersgroep momenteel te weinig pure klasse heb. Zes, zeven jaar geleden was er door het gunstiger fiscale regime voor sportclubs meer budget beschikbaar in het Belgische volleybal en telde Roeselare een aantal échte topspelers in zijn rangen. Mannen als Depestele, Márquez, Contreras, Nikic of Hardy gaven een fond de jeu, een basisniveau aan het spel, dat maakte dat er maar een viertal belangrijke wedstrijden per seizoen waren. De andere waren nauwelijks meer dan een formaliteit omdat die spelers met hun klasse en ervaring voor een duidelijke kloof zorgden.
“Nu moeten we als financieel correcte club kiezen voor jonge spelers, buitenlanders en Belgen, op een moment dat ze nog betaalbaar zijn. Het gaat om jongens met veel potentieel, maar nog zonder de ervaring of regelmaat om een basis te geven aan je spel. Daardoor is élke wedstrijd op dit moment belangrijk. We hebben het tot dusver goed gedaan, maar we hebben ook heel veel pluimen verloren onderweg. We verloren een set in Herk-de-Stad, thuis tegen diezelfde ploeg zelfs bijna twee. Zowel tegen Puurs als tegen Menen moesten we één set prijsgeven op verplaatsing en twee thuis. Ook tegen Waremme en Guibertin verloren we een set, en zelfs één in eigen zaal tegen hekkensluiter PNV.
“Als je die cijfers gaat vergelijken met Maaseik, dan blijf ik erbij dat zij zondag als favoriet aan de bekerfinale beginnen. Zij verloren in de competitie twee keer van ons en één keer van Antwerpen, maar in alle andere wedstrijden samen verloren ze slechts één setje (het interview vond plaats voor de slotspeeldag met onder meer Antwerpen-Maaseik op het programma, nvdr). In tegenstelling tot Maaseik hebben wij veel energie verloren in wedstrijden tegen ploegen die niet in de top drie staan.”
Aan de bomen schudden
“Daarnaast kan ik je nog verscheidene redenen geven waarom Maaseik, rationeel gezien, sterker zou moeten zijn dan wij. Ze beschikken over een aantal spelers met uitzonderlijke capaciteiten. Met alle respect, maar wij hebben geen speler in onze rangen met de fysieke en technische kwaliteiten – balcontrole en agility, beweeglijkheid – van Wounembaina. Simon Van de Voorde meet dan weer 2m08, een ontegensprekelijk voordeel voor een middenman. Daarnaast is er de ervaring. Wie bij ons had er al een volledige Champions Leaguecampagne gespeeld voor aanvang van het seizoen? En hoeveel Champions Leaguewedstrijden hebben pakweg Maan en Klinkenberg met Maaseik gespeeld?
“Daarbij komen we bij een punt dat minstens even belangrijk is als individuele kwaliteiten, namelijk dat Maaseik qua automatismen veel verder staat dan wij. Als ze willen, kunnen ze identiek dezelfde ploeg opstellen als vorig jaar. Meerdere spelers volleyballen zelfs al drie jaar samen. Voor de manier waarop ze bij Maaseik een duurzaam project opbouwen, kan iedereen in het Belgische volleybal trouwens alleen maar veel respect opbrengen. Dat is niet elk jaar opnieuw aan de bomen schudden, kijken welke vruchten er nu gevallen zijn en hopen dat je er een goede confituur mee kunt maken. Voor de meeste clubs, ook voor Roeselare, is dat spijtig genoeg wel zo.
“Het is evident dat een nieuw samengesteld team verder staat na vijf maanden dan bij het begin. We hebben al veel wedstrijden samen gespeeld, máár nog relatief weinig samen getraind. Sinds 4 oktober hebben wij, op twee weken na, elke week twee wedstrijden moeten spelen. Dat is voor mij als trainer de grootste moeilijkheid waarmee ik geconfronteerd word. Ik ben in hart en nieren een opleider. Naast resultaten proberen te behalen, wil ik tegelijkertijd het aanwezige potentieel van de spelers ontwikkelen zowel op fysiek, technisch, tactisch als mentaal vlak.
“Ik zie waaraan ik moet werken, maar ik krijg weinig tijd om dat te doen. Als er twee wedstrijden per week op het programma staan, kan je immers niet zo zwaar trainen als je zou willen. Je moet altijd een bepaalde frisheid bewaren om tijdens de wedstrijd deftig te kunnen presteren. Je mag een speler ook niet te zeer mentaal in moeilijkheden brengen door hem te veel te confronteren met zijn minpunten, want twee dagen later moet hij in zichzelf geloven. Dat is het grote verschil met mijn vorige job als coach van de nationale junioren. Toen kon ik toewerken naar twee belangrijke doelen, een kwalificatietoernooi en een kampioenschap. Tussendoor kon ik zonder problemen mensen confronteren met hun minpunten of fysieke trainingen inlassen die op langere termijn renderen. Ik kon met andere woorden tijd creëren om spelers groeimogelijkheden te bieden.”
Snakken naar play-offfinale
“De rationele logica maakt Maaseik dus favoriet, maar daarnaast is er ook het emotionele aspect. Hoe reageert een speler als hij voor 5000 toeschouwers twee of drie fouten maakt in receptie? Hoeveel van zijn niveau gaat hij verliezen? Het zal eropaan komen het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds de emoties die de bijzondere omstandigheden met zich meebrengen en anderzijds de redelijkheid die nodig is om je spel onder controle te houden. In dat opzicht biedt die wedstrijd voor een jong team een zeer interessante leercontext en is het qua ervaring voor de spelers wél een belangrijke wedstrijd.
“Als wij goed spelen, kunnen we lastige klanten zijn voor Maaseik. Dat hebben we in de competitie bewezen. En natuurlijk hopen we dat we dat in de bekerfinale opnieuw kunnen tonen. Omdat we redelijkerwijze de underdog zijn, zou winnen extra voldoening geven. Let op, het zou nog niet betekenen dat we beter zijn dan Maaseik. Je moet altijd denken: hoe vaak zouden we winnen als we tien keer tegen hen moeten volleyballen?
“De play-offfinale halen is ons belangrijkste doel dit seizoen. Ik begrijp de redenering dat wij, gezien het verloop van de reguliere competitie, naar voren geschoven worden als een van de drie kandidaten voor twee plaatsen, maar het zal geen gemakkelijke opdracht worden. Het gaat immers niet alleen om wat je presteert tegen Maaseik en Antwerpen, maar ook om wat je gaat verliezen tegen de zogezegd minder grote concurrenten. En wat gebeurt er als een van die ploegen start met twee vlotte zeges? Zulke resultaten geven vertrouwen en dan is een verrassing hoegenaamd niet uit te sluiten.
“Net zoals bij de spelers en bij mezelf de wil heel groot is, snakken ook de supporters en het clubbestuur na twee jaar opnieuw naar een finale. Maar we moeten de zaken realistisch durven bekijken en beseffen dat we er niet met kop en schouders boven uitsteken. Na de voorbije twee seizoenen weten ze hier wel dat verwachtingen niet altijd ingelost worden. Je mag hopen, maar je kan niets als vanzelfsprekend beschouwen. Zeker met het play-offsysteem is het essen-tieel om op het juiste moment fysiek en mentaal in vorm te zijn.”
Geen traditionele coach
“De brede kern waarover ik kan beschikken, is een voordeel. Toegegeven, gedeeltelijk hebben wij in de competitie een aantal sets verloren doordat ik de risico’s genomen heb om iedereen te integreren in zowel op papier makkelijker als moeilijker wedstrijden. Op dat gebied ben ik geen traditionele coach. Misschien ben ik te veel een opleider. Voor mij bestaat opleiding niet zonder risico’s te nemen en zonder vertrouwen te geven aan jonge mensen.
“In de entourage van de club werden veel vraagtekens geplaatst bij die aanpak, maar nu constateer ik verheugd dat het goed heeft uitgepakt. Ik beschik over dertien meteen inzetbare spelers. Dat neemt niet weg – en dat is het probleem van een opleider – dat ik nog veel gebreken zie in het leerproces. Volgens le politiquement correct moet je altijd positiveren. Tot op een bepaald punt klopt dat ook wel, maar niet oneindig. Als je 2000 euro moet betalen aan de belastingen en je hebt er maar 1000 op je rekening, dan heb je een probleem. Dan kan je moeilijk zeggen: ‘Denk daar niet te veel over na. Je zou ook maar 500 euro op je rekening kunnen hebben.’ Ik geloof sterk in psychologie, maar niet in een overdreven positivisme. Dat vormt een obstakel voor je ontwikkeling omdat je dan bepaalde problemen niet wilt zien.
“Laat ik in dat verband de woorden van Bill Neville (voormalig Amerikaans bondscoach en vermaard opleidingscoach, nvdr) gebruiken. In een leerproces zijn er vier stappen. De eerste stap is ‘ik weet niet dat ik het niet weet/kan’. De tweede stap is ‘ik weet dat ik het niet weet/kan’. Dat is al een belangrijke stap: je komt tot het besef dat er een aantal mankementen zijn en je aanvaardt dat. Onder begeleiding van de coach en de werksfeer moeten dan positieve golven gecreëerd worden om eraan te werken en te verbeteren. De derde stap is ‘ik weet dat ik het weet/kan’. Dat wil zeggen dat je de zaken kan doen zoals ze verwacht worden, maar dat ze veel aandacht, focus vragen. Als je de focus verliest, verlies je ook de competentie. De laatste stap is formidabel ‘ik weet niet dat ik het weet/kan’. Je denkt niet meer na, je doet het automatisch goed.”
Probleem met externe experts
“Tien jaar geleden zou ik als opleider pur et dur deze job niet hebben kunnen uitvoeren. Nu heb ik genoeg maturiteit om mijn wensen opzij te zetten voor de absolute prioriteit, en die is zo veel mogelijk wedstrijden winnen. We leven in een concurrentiële wereld. Ik ga dus niet te veel in mijn kaarten laten kijken wat technische en tactische zaken betreft, maar ik wil je wel vertellen dat ik heel veel aandacht besteed aan de service. Als je niet goed serveert, wordt het ontzettend complex in blok/verdediging en ik wil het net gemakkelijker maken. Goed serveren, betekent niet noodzakelijk heel hard serveren. Hendrik Tuerlinckx, bijvoorbeeld, serveerde vorig jaar meer aces, maar hij stond per wedstrijd gemiddeld twaalf keer aan de opslag. Dit seizoen is dat negentien keer. Wat is dan het beste?
“Om de spelers er attent op te maken en te laten begrijpen wat voor het team een goede inbreng is, moet je veel met hen communiceren. Communicatie is voor mij dan ook een sleutelbegrip. Tot vorig seizoen werkte Roeselare samen met een psychologe. Die samenwerking heb ik beëindigd. In de eerste plaats was dat een budgettaire keuze. Ik heb ervoor geopteerd om een fitnessruimte te laten installeren in Schiervelde om powertraining met balactiviteit te vergemakkelijken. Voorheen vond de krachttraining plaats op vijftien minuten van de zaal. Wie na de training nog zin heeft om al is het maar tien minuutjes naar het krachthonk te gaan, kan dat. Vroeger gebeurde dat niet, want een kwartier in de wagen en een kwartier terug om maar eventjes te poweren, dat doe je niet.
“Ten tweede heb ik conceptueel gezien een probleem met al die externe experts. Als coach ben ik uren per dag constant met mijn groep bezig. Ik zie hoe moeilijk het is om een goed beeld te vormen over wat er zich mentaal afspeelt. En dan komen die experts een paar uur langs en zij hebben het door. Zijn zij dan superintelligent en ben ik een dommerik? Daar krijg ik soms een punthoofd van. Pas op, ik heb een heel fijn gesprek gehad met Eva (Maenhout, psychologe, nvdr) en ik geloof zeker in bepaalde aspecten van haar competenties, maar voor mij is psychologie als coach élke dag met mensen praten, ambities stellen, fouten kunnen toegeven.
“Als ik niet kan slapen na een nederlaag bekijk ik de video als het moet de hele nacht door, tot ik weet waarom we de wedstrijd verloren. Die passie, die betrokkenheid, dat enthousiasme zal je nooit vinden bij externen. Nu, de manier waarop ik dat enthousiasme uit, wordt niet altijd even goed aanvaard in Vlaanderen. Mijn collega’s vinden dat ik soms te uitbundig reageer. Maar ja, ik ben nu eenmaal een emotioneel en sociaal mens die zich laat leiden door zijn passie.”
DOOR ROEL VAN DEN BROECK
“Ik geloof niet in overdreven positivisme. Dat vormt een obstakel voor je ontwikkeling.”