Vorige week begon KV Mechelen als eerste club aan de voorbereiding. Met een nieuwe coach: Harm van Veldhoven (49). De Nederlandse Belg graaft in zijn ziel en vertelt over zijn afkomst, zijn evolutie en zijn manier om met mensen om te gaan.

Vanuit het kleine Luyksgestel wijst Harm van Veldhoven (49) over het weidse boerenland. “Daar”, zegt hij, “aan het einde van die weilanden ligt de grens met België. Dat is amper een kilometer van hier. Luyksgestel hoorde tot ver in de negentiende eeuw nog bij België. Je ziet het aan de naam, het viel onder het bisdom Luik. En Lommel was van Nederland. In 1838 hebben ze die dorpen geruild. De binding met België is er altijd geweest.

“Op dit veldje van voetbalvereniging De Raven ben ik grootgebracht. Mijn jeugd speelde zich af op deze paar vierkante kilometers. We kwam zelden buiten het dorp, een auto hadden we niet. Mijn vader was stukadoor en is op zijn 42e afgekeurd vanwege zijn rug. Als kind moesten wij dus al eens bijspringen om ook wat geld binnen te brengen of onze eigen broek te kopen. Die verantwoordelijkheid voelde je. Er was geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om aan mijn vader te vragen om ook eens een auto te kopen. Soms was dat wel vervelend, want op mijn 16e werd ik gescout door PSV.

“Ik kon in het tweede van PSV terecht. Dat klonk aantrekkelijk, maar ik moest dat dus allemaal met de fiets doen. ’s Morgens vroeg ging ik in Eindhoven naar school, ’s middags moest ik dan overblijven en ’s avonds in het donker naar huis. Dat was elke keer 25 kilometer heen en terug. Daarom koos ik uiteindelijk voor Lommel, dat was veel gemakkelijker. Lommel speelde toen in vierde klasse, dat was toch ook een behoorlijk niveau vergeleken met De Raven. We promoveerden dat eerste seizoen meteen. Ik was een aardige voetballer, maar hoe goed ben je echt als je op dat niveau speelt? Daar had ik geen idee van.

“Ik verdiende ook al wat geld bij Lommel. We promoveerden naar derde en kregen 1500 frank per punt, een kleine veertig euro. Ik trok mijn plan, wilde graag zelfstandig zijn. Luyksgestel voelde altijd als een heilig domein. Ik veranderde hard. Van iemand die altijd heel stipt was tot iemand die zich ging losmaken van zijn familie. Ik zag een wereld waar ik naartoe wilde gaan. Bij Lommel leerde ik mijn latere vrouw kennen. Zij is een echte Lommelse en was lerares Engels-Nederlands. Ze zei: ‘Wat ik doe, dat overbrengen van kennis, heb jij ook in je. Zou je dat niet in de sport willen doen?’ Dat sprak me aan, ik was nieuwsgierig en ben in Hasselt een opleiding leraar lichamelijke opvoeding gaan volgen.”

Mijn eigen weg

“Ik kwam op een leeftijd dat ik voor mezelf besloot dat ik een keuze moest maken. En dat was: afscheid nemen van het dorp. Dit was te klein. Door de sterke binding die je hebt met de mensen was het voor mij heel moeilijk om me te onthechten, om dit leven los te laten. Het voelde toch een beetje alsof ik mensen in de steek liet. In Luyksgestel is het zo: je hoort bij elkaar, je hecht je aan elkaar en je zorgt voor elkaar.

“Ik ben pas effectief prof geworden toen ik 26 was en naar Germinal Ekeren ging. Dat jaar is ook mijn zoon geboren en heb ik thuis gezegd: ik word Belg. Er was altijd gedoe met papieren, met mijn paspoort en verblijfsvergunning, maar voor mij was die naturalisatie vooral een gevoelskwestie. In België voel ik me prettig. Mijn ouders hadden er geen problemen mee, de mensen in het dorp ook niet. Die hadden er meer moeite mee dat ik veranderd was. In de zin van: minder sociaal. Maar ik kon dat leven zo niet vasthouden en moest mijn eigen weg gaan. De drang om mezelf te bewijzen en te ontwikkelen was te sterk. Mijn vrouw heeft me de wereld laten ontdekken. Bij haar voelde ik het houvast dat ik nodig had om die stap te zetten en optimaal te renderen.

“Alle stappen in mijn leven heb ik steeds heel bewust gezet. Van Lommel naar Germinal en dan naar Brussel, waar ik bij RWDM ging spelen dat net gedegradeerd was. Als trainer heb ik zowat dezelfde ervaring. Lommel, FC Brussels, Cercle Brugge, Beerschot, Roda JC en dan nu KV Mechelen. Dat zijn allemaal bijzondere ervaringen, die steeds iets hebben bijgedragen aan mijn persoonlijke ontwikkeling. Elke stap was verrijkend, aanvullend. Ik ontdekte andere culturen bijna, in hetzelfde land. Je kunt Antwerpen, Brussel en West-Vlaanderen niet met elkaar vergelijken. Het is alsof je van Groningen naar Amsterdam en Kerk- rade rijdt.”

Besodemieterd bij Beerschot

“Ik moet een bepaald gevoel hebben bij mensen om goed te kunnen werken. Ik werk vanuit de dialoog en samenhorigheid. Dat heb ik sterk ervaren bij Lommel, waar we vijfde werden en de bekerfinale haalden. Daar hebben we vanuit het collectief de kracht gevonden om iets af te dwingen en maximaal te presteren. Het is niet zo dat Harm van Veldhoven niet gedijt in een harde omgeving, als dan alle randvoorwaarden maar goed geregeld zijn en de doelstellingen helder. Ik kies altijd voor de sociale weg. Probeer spelers achter me te krijgen door ze te overtuigen en samen tot oplossingen te komen.

“De kracht die ik ontwikkeld heb, is dat ik me op alle niveaus en in alle situaties goed kan bewegen zonder concessies te doen aan mijn eigenheid. Mijn werkwijze en mijn aanpak komen uit mezelf, ik stem mijn programma af op wat ik zie gebeuren. Als mijn ploeg drie keer achter elkaar verliest, dan daal ik af, probeer ik heel dicht bij de spelers te komen. Het sociale gebeuren is dan het thema. Op zo’n moment zal ik niet het maximale uit het fysieke of sportieve proberen te halen, want dat kunnen ze mentaal gewoon niet opbrengen. En dan haal je het er ook niet uit. Je zou dan alleen maar frustraties krijgen. Voetballers die niet lekker in hun vel zitten, moet je geen pijn doen. Dus doe ik twee keer drie sprints in plaats van twee keer vijf. Op die manier worden doelstellingen gemakkelijker haalbaar en krijgen de spelers weer een goed gevoel over zichzelf. Daardoor kan ik ze beter bereiken, zodat het weer eenvoudiger wordt om sturing te geven aan het geheel. Ik denk dat ik daar het sterkst in ben.

“Mijn strategie maakt me zeer kwetsbaar. Pas als ik controle heb over het geheel, kan ik vanuit mijn procesmatige manier van werken tot succes komen. In een slechte organisatie krijg ik die grip niet en dan is het voor mij ook niet te winnen. Ik heb dat bij Beerschot meegemaakt. Het eerste jaar werden we vijfde, maar toen kwamen er andere praktijken aan het licht. Spelers verkopen buiten mij om, spelers aantrekken die ik niet kende, spelers beloven maar die nooit halen… Dan ga je bij mij een grens over, de grens van het vertrouwen. Ik voelde me besodemieterd. Ik probeerde in gesprekken met de club eruit te komen, omdat je altijd naar hun argumenten moet luisteren, maar het ging van kwaad tot erger. Begin november 2008 ben ik opgestapt. Ik had nog een contract voor anderhalf jaar, maar het ging mij helemaal niet om geld. Het bedrag dat ik meekreeg, was eigenlijk geen bedrag. Ik had ook kunnen blijven zitten en denken: jullie zoeken het maar uit. Dan laat je het erop aan komen en spring je er financieel beter uit. Maar ik kon daar niet blijven zitten, ik zou een wrang gevoel krijgen bij mezelf als ik het had uitgespeeld.

“Tien dagen later belde Roda JC: de ideale club om mij opnieuw te manifesteren. Dat is gelukt.”

Alles bespreekbaar

“Het begin bij Roda was moeilijk. Ik voelde dat ik weer helemaal op nul moest beginnen. In België ben ik gerespecteerd, hier maakten ze meteen brandhout van me. Gertjan Verbeek, bijvoorbeeld, die mij tijdens een persconferentie “een vervelende kerel” noemde. Zoiets kan killing zijn voor een collega. Als trainer heb je een resultaat nooit in de hand. Verlies je een paar keer, dan ben je na zo’n opmerking vreselijk kwetsbaar. Dat maakt het ook zo asociaal. Voor hetzelfde geld was ik eraan geweest.

“Ik had gemakkelijk iets kunnen zeggen om hem van repliek te dienen. In mijn binnenste was ik aan het branden, maar in mijn hoofd maakte ik meteen de schakeling: waarom zou ik in die laagte meegaan, wat kan ik daarmee bereiken? Ik ben toch wie ik ben? Dus ik vroeg hem: ‘Vind je dit nu echt nodig? Dit vind ik jammer.’ Op die manier was het voor mij geplaatst. Ik ben er trots op dat ik daar in een fractie van een seconde mijn ware ik kon tonen en me niet anders voordeed dan ik ben.

“Ik stel me heel bewust kwetsbaar op. Ik laat spelers mijn gevoelens zien en sta open voor de oprechte mening die ze hebben. Ik wil een band met mijn spelers, ik wil ze bereiken en doorgronden. Zo kom je bij iemand binnen, in zijn hart. Het is mijn manier om het uiterste uit mijn spelers te halen. Ik wil niet dat er dingen verborgen blijven of niet bespreekbaar kunnen zijn.

“Er is niks zo gemakkelijk als hard zijn. Dan overleef je altijd. Maar heb ik dan voldoening van mijn werk? Bereik ik dan mijn doelen? Kan ik dan nog wel alles vragen van mijn spelers? Ik denk juist dat die zogenaamde hardheid uiteindelijk ten koste gaat van de prestaties.

“Als mensen mij het etiket ‘soft’ opplakken, dan raakt mij dat. Dan denk ik: je moest je eens wat meer verdiepen in de achtergronden van een spelersgroep en doorpraten op iets. Het is niet meer zoals vroeger, toen een trainer kon roepen: ‘Vijf rondjes!’ Jongeren willen serieus genomen worden, ze willen dat je met argumenten komt. Zeker in Nederland. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat je juist door discussie en empathie veel meer uit mensen haalt. Het is de kunst de grenzen van het presteren steeds een beetje op te rekken, zowel tactisch, technisch als mentaal, zonder dat je mensen kwijtraakt.

“Ik heb er moeite mee om spelers te motiveren zonder dat ik ze kan belonen. In een groep zie ik vaak jongens die keihard werken, die ik niets kan verwijten en die ik toch elke week moet vertellen: ‘Wat je doet is fantastisch, maar ik kan jou in het belang van het team niet opstellen.’ Probeer dat maar eens uit te leggen aan iemand. Daar heb ik het moeilijk mee. Want na drie keer zegt die speler: ‘Flikker toch op! Als je me echt zo goed vindt, moet je me ook opstellen.’ Heeft-ie een punt. Je kunt daarmee je geloofwaardigheid verliezen.”

Mondiger Mechelen

“Ik toets bij de mensen om me heen of ik moet blijven. Ook bij mijn groep. Waarom niet? Ik vraag ze gewoon: ‘Hoe voelen jullie je in de huidige constructie, zijn jullie tevreden over mij, zien jullie perspectief voor jezelf?’ Dat probeer ik helder te krijgen. Vaak levert dat dingen op die echt uit hun binnenste komen. Zo krijg je heel leuke en mooie gesprekken. Maar het kan ook confronterend zijn. Dat heb ik al geregeld meegemaakt. Je komt soms voor ongelooflijke verrassingen te staan. Mads Junker heeft eens aangegeven dat hij niet altijd met plezier traint. Soms leest hij veel liever een boek. Hij zei: ‘Ik vind voetballen leuk, ik verdien er mijn geld mee, maar trainen hoeft voor mij niet altijd.’ Dan kan ik wel zeggen dat hij niet alles uit zijn carrière haalt, maar die jongen wil zich gewoon breder algemeen ontwikkelen. Dat is toch leuk?

“Je moet altijd openstaan voor andere gezichtspunten. Ik heb een sportpsycholoog eens gevraagd om vanuit zijn vakgebied naar ons als technische staf te kijken. Hij had een opmerking voor mij: ‘Ga tijdens de wedstrijden staan en blijf niet in die dug-out zitten. Zodat die spelers ook fysiek voelen: hij hoort bij ons.’ Dat vond ik een heel waardevolle tip, want ik denk dat het werkt. Door te gaan staan voel je veel meer binding met je team en straal je uit dat je samen met je spelers iets aan het neerzetten bent in die wedstrijd.

“Nederland is voor mij een goede stap geweest. Ik heb mijn grenzen weer verlegd, ben ook uitgedaagd om mezelf te ontwikkelen. Een nabespreking in België duurt meestal heel kort. ‘Jongens, is er nog iets?’ Nooit. In Nederland is er altijd discussie. Ik voel ook dat ik nu veel verder ben in het beargumenteren en bediscussiëren van de keuzes die ik maak. De spelers houden je wel scherp, je wordt als trainer constant gedwongen om na te denken. Bij Mechelen hoop ik de spelersgroep veel mondiger te krijgen dan ik in België gewend ben.

“Ik denk heel goed na over mijn carrière. Je kunt die niet plannen, maar wel heel bewuste keuzes maken die bij je passen. Ik heb geen zaakwaarnemer die voor mij de markt verkent of gaat lopen shoppen. Ik ben ook geen interessante trainer in de zin van: als je mij pakt, dan krijg je er die en die spelers bij omdat ze uit dezelfde stal komen. Ik zou niet eens willen dat een club mij om die reden zou nemen. Ik kies voor de natuurlijke manier, ik forceer niks. Ik doe eigenlijk gewoon zoals ik ben. Daardoor duren processen bij mij wat langer. Ik ben niet iemand van instant succes, maar ik ben uiteindelijk wel overal op een goede manier vertrokken. Als ik naar Beerschot rijd, gaat de voordeur open. Als ik naar Brugge of Brussels rijd, gaat de voordeur open. En als ik bij Lommel kom, rollen ze de rode loper uit.”

DOOR FRANS VAN DEN NIEUWENHOF – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Voetballers die niet lekker in hun vel zitten, moet je geen pijn doen.”

“Er zijn situaties geweest die ik respectloos vond, bijvoorbeeld met Gertjan Verbeek die mij ‘een vervelende kerel’ noemde. Dat kan killing zijn.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise