Zijn wonderbaarlijke doelpunten tegen Club Brugge en Anderlecht in de play-offs leverden Wilfred Ndidi een heldenstatus op in Genk. Zijn heimat ligt echter 7000 kilometer zuidwaarts, in Lagos. Terugblik op het leven van Ndidi toen hij nog een Nat Boy was.

In het Igbo, de taal van circa 25 miljoen Nigerianen, betekent ndidi letterlijk ‘geduld’. Onyinye, de eigenlijke voornaam van de ranke Genkse middenvelder, staat synoniem met ‘geschenk van God’. ‘Mijn voornaam heb ik aan mijn grootmoeder te danken. Wilfred is eigenlijk een koosnaampje’, zegt Wilfred Ndidi. Hij zegt het op fluistertoon, met gedempte stem. Wie Ndidi goed wil begrijpen, moet even de ogen sluiten en zich onderdompelen in het broeierig hete Lagos. Naargelang de bron wonen er tussen de 8 en de 17 miljoen mensen in de meest bevolkte metropool op het Afrikaanse continent. Het is de hoofdstad van het Nigeriaanse nachtleven, de draaischijf van de oliebusiness, de geboorteplaats van muziekstijlen als juju, fuji en afrobeat en het epicentrum van de filmindustrie. Vandaar de bijnaam Nollywood. Een stad ook met een van de hoogste levensstandaarden in Afrika. De ogen van Ndidi flikkeren wanneer hij vrijuit over zijn geboortestad Lagos mag spreken: ’17 miljoen inwoners is een pak, hé? Bijna dubbel zoveel als in heel België. Je zou kunnen zeggen dat de stad uit haar voegen barst, maar ik hou wel van die drukte. Ik vergelijk het met een grote markt: het is er altijd druk en je bent er de hele tijd op elkaar geperst. Je ziet mensen op straat constant op en af wandelen, op zoek naar een manier om wat geld te verdienen. Ik merk wel dat er een grote middenklasse op komst is die er een Europese levensstijl op na houdt. De toeristen, ook blanken, vinden stilaan ook hun weg naar Lagos, want het is er redelijk veilig.’

Waar groeide jij op in Lagos?

WILFRED NDIDI: ‘Ik leefde met mijn ouders in het militaire kamp van Ikeja in het noorden van de stad. De barracks, zoals wij ze noemen. Mijn vader was beroepsmilitair en was daar voor onbepaalde tijd gekazerneerd. Elke familie beschikte over een bescheiden huisje. Ik weet niet hoeveel mensen er precies wonen, maar in oppervlakte is het gebied groter dan Genk. Het was een stad op zichzelf met winkels en restaurants. De zone was ultrabeveiligd, maar met een smoes geraakte je daar wel binnen. Hoe vaak heb ik niet met jongens van buiten het kamp gevoetbald.’

Was het aangenaam leven in zo’n kamp?

NDIDI: ‘Ik was er omringd door militairen. Met stiptheid en discipline werd er dus niet gelachen. Je moest je te allen tijde gedragen. Kleurde je buiten de lijnen, dan kon je van een willekeurige soldaat een oorveeg krijgen. Het rare was dat iedereen dat normaal vond, zelfs je ouders lieten begaan. (lacht) Voor de rest leidde ik daar het leven van een doorsnee Nigeriaanse jongen.’

Er zijn toch leukere jobs dan beroepsmilitair zijn in Nigeria?

NDIDI: ‘Een tijdje geleden moest je als militair ogen in je rug hebben omdat het land bestookt werd door terroristen (Boko Haram, nvdr). Moorden waren schering en inslag. De spanningen tussen het christelijke zuiden en het meer islamitische noorden zijn gelukkig gaan liggen. Het is er nu niet gevaarlijker dan elders in Afrika. Maar als militair ben je natuurlijk afhankelijk van het soort opdrachten dat je krijgt. Ik kan je verzekeren dat je er niet gerust op bent als je vader naar een oorlogsgebied als Soedan uitgestuurd wordt om er de vrede te handhaven.’

Met je papa in het leger was het logisch dat jij ook die weg zou volgen.

NDIDI: ‘Mijn vader, een sergeant die het bevel had over jongens die net uit de militaire school kwamen, heeft mij nooit gedwongen om in het leger te stappen. Om de zoveel tijd vroeg hij mij wel om te stoppen met voetballen. Hij had voor mij een bepaalde weg uitgetekend: naar school gaan, een diploma halen en daarna opklimmen op de sociale ladder. Voetbal was tijdverlies, vond hij. Toen ik naar Genk ging, hebben mijn ouders hun mening moeten herzien.’

In Nigeria zijn er zowat 500 etnische groepen. Tot welke stam behoor jij?

NDIDI: ‘Ik ben een Igbo uit de Delta State, een staat in het zuidoosten van Nigeria. Na de Hausa en Yoruba zijn de Igbo de belangrijkste groep van het land. Jay Jay Okocha, Nwankwo Kanu en Sunday Oliseh, drie van de beste Nigeriaanse voetballers, zijn ook Igbo. Tot voor kort bekleedden we sleutelposities binnen het overheidsapparaat. Nu is dat verminderd – de president is niet toevallig afkomstig uit het noorden.’

HERKANSING IN TOKIO

Nigeria is momenteel in de ban van het olympische voetbaltoernooi. Jij had er ook bij moeten zijn in Rio.

NDIDI: ‘Ik was van plan om te gaan, maar het bestuur van Genk heeft mij doen inzien dat clubverplichtingen belangrijker zijn dan de Olympische Spelen. De club heeft mij nodig om de groepsfase van de Europa League te bereiken en ik heb mij daarbij neergelegd. Over vier jaar ben ik 23 en nog net speelgerechtigd voor de Spelen in Tokio. Misschien krijg ik dan een herkansing. Met of zonder mij, Nigeria doet het altijd goed op de Spelen. Met de jaren hebben we een stevige reputatie opgebouwd. Ik kan alleen maar bidden dat mijn landgenoten met een gouden plak thuiskomen.’

De A-ploeg vergaat het minder goed. Tien jaar na jullie 9e plaats op de FIFA-ranking zijn jullie afgezakt naar een 70e plek.

NDIDI: (zoekt naar zijn woorden) ‘Daar kan ik weinig zinnigs over zeggen. De laatste twee jaar… Met de tijd gaan we er weer bovenop geraken. Dat kan toch niet anders met spelers als Onazi, Ighalo, Musa, Iwobi, Iheanacho en Echiéjilé? Ze zijn lang niet allemaal titularis bij hun clubs, maar ze hebben ontegensprekelijk talent.’

Nigeria was ooit het beste Afrikaanse voetballand.

NDIDI: ‘Met 160 miljoen inwoners heeft Nigeria een onuitputtelijk reservoir aan voetballers. Het zou logisch zijn dat we elk jaar de beste Afrikaanse voetballers voortbrengen. De waarheid is minder fraai: veel jongens houden niet echt van voetbal. Ze spelen omdat ze hun vrienden grof geld zien verdienen met voetbal. De drijfveer is verkeerd en dan krijg je een situatie zoals die waarin Nigeria nu verzeild is geraakt.’

Tot nu toe gaat jouw interlandcarrière met pieken en dalen. Je speelde drie oefeninterlands, haalde vorig jaar een paar keer de bank tijdens kwalificatiewedstrijden, maar de laatste maanden werd je niet meer opgeroepen.

NDIDI: ‘Ik prijs mij gelukkig dat de bondscoach aan mij heeft gedacht, voor de rest wind ik mij daar niet over op. Waarom zou ik ook? Het is geen oneer om er niet bij te zijn. Word ik binnenkort opnieuw opgeroepen, dan zal ik met plezier op een selectie ingaan. Een selectie aanvaarden is een teken van liefde voor je land. Omgekeerd is een interland goed voor je eigen pr en het is een manier om de harten van de fans te winnen. In Afrika heb je wel een groot probleem: de supporters haten het om te verliezen. Ik leg het liever uit aan de bondsvoorzitter of de regeringsleider dan overgeleverd te worden aan een paar razende Nigeriaanse fans. Die kunnen flink tekeergaan. Met de tijd leer je daar ook mee om te gaan.’

Je hebt een hele weg afgelegd. Een kleine vijf jaar geleden speelde je nog op straat, nu sta je dicht bij de Nigeriaanse nationale ploeg.

NDIDI: ‘Ik werd vrij laat ontdekt door de Nathaniel Boys, een van de beste opleidingscentra in Lagos en heel Nigeria. De accommodatie is top. Alles is tot in de puntjes geregeld: eten, studiemateriaal, het lessenrooster. Je leert er niet alleen voetballen, maar je wordt er als jongeman klaargestoomd voor het echte leven. Toen de academie in 2012 de deuren opende, was het niet de bedoeling om spelers te verkopen. Maar na drie titels in de Lagos Junior League, een competitie die enkel toegankelijk is voor studenten, stroomden de aanvragen van de Europese scouts binnen. Ik ben de eerste speler van de academie die een club in Europa heeft gevonden, maar de rest zal snel volgen.’

In september 2013 werd je in Nigeria tijdens een voetbaltoernooi met 150 ploegen ontdekt door Roland Janssen. Herinner je je die dag nog.

NDIDI: ‘Heel vaag. Ik weet alleen dat er veel ploegen aanwezig waren en dat Roland mij eruit pikte. Toen Genk mij enkele maanden later uitnodigde voor een test, bleef ik daar cool onder. Veel Afrikaanse jongens zouden het in hun broek hebben gedaan van de stress. Maar ik was het Europese voetbal al gewend, want met de Nat Boys reisden we vaak. Nu eens naar Portugal, dan naar Zweden. In het vliegtuig droomden mijn maats en ik van een Europese club, maar dat het zo snel zou gaan na mijn proefperiode bij Genk? Unbelievable. Ik heb zelfs geen minuut in de Nigeriaanse competitie gespeeld.’

800 METERLOPER

Bij Genk waren ze fel onder de indruk van je lange en lenige benen. Je doet blijkbaar met je benen wat sommigen met hun handen doen?

NDIDI: ‘Het zal je verbazen: ik heb mijn elastieken benen pas in België ontdekt. In Nigeria werd ik er nooit over aangesproken. Misschien daarom dat Peter Maes mij met Yaya Touré vergelijkt. I’ll get there. Met de tijd zal ik ook mijn techniek moeten ontwikkelen. Aan de academie werd daar onvoldoende de nadruk op gelegd. Daar kenden ze maar één woord: lopen. Dat werd erin gedrild. De opwarming bestond uit een loopoefening van dertig minuten. Niet in een wandeltempo, je moest een sprintje trekken aan 70 procent van je maximale snelheid. Versnellen, pauzeren, versnellen. Daarna mochten we met de bal aan de slag. Zo ging het elke dag. De trainingen waren meestal een langgerekte match. De trainer bootste ook wedstrijdfases na. Werd je tot bloedens toe geschopt, dan liet hij gewoon verder spelen. Ik denk dat Nigeriaanse coaches iets strenger zijn dan hier. Voerde je een oefening niet uit zoals het hoorde, dan mocht je beschikken.’

Die harde trainingen hebben jou wel geholpen. Jij kunt, volgens Peter Maes, een marathon lopen.

NDIDI: ‘Dat is licht overdreven. Ik zou er trouwens geen plezier aan beleven en halfweg doodgaan. Geef mij maar een kortere afstand: 400 of 800 meter. Maar ik hou van lopen. Voetbal is een loopsport, je moet constant in beweging zijn. Als je conditioneel sterk bent, kun je negentig minuten blijven lopen.’

Dat is een van de redenen waarom jij de nummer een bent op jouw positie.

NDIDI: (fronst de wenkbrauwen) ‘Dat zeg jij. Als mijn concurrent enkele matchen na elkaar goed speelt, dan is hij misschien vertrokken. Ik voel mij dus niet superieur aan de anderen, ik moet net als iedereen knokken voor mijn plaats. Met Maes kan ik het mij niet permitteren om te relaxen.’

Laat het mij anders formuleren: je bent op korte tijd een hoeksteen van Genk geworden.

NDIDI: ‘En toch zal er altijd iemand klaarstaan om mijn plaats in te nemen. Dat prent ik mij elke dag in. Als je je comfortabel begint te voelen, ga je automatische een metertje minder lopen. Voor je het weet, word je uit je knusse zetel geschopt.’

Wat zegt de interesse van Duitse clubs jou? Patrick Janssens maakt zich sterk dat Genk jou kan houden.

NDIDI: ‘Ik ga niet af op losse geruchten. Mocht het toch waar zijn? Ik zal je iets zeggen: ik ben nog niet klaar met Genk. Daarom ben ik niet bezig met al dat transfergedoe. Ik probeer te focussen op het heden.’

Tot slot: mogen we Genk een ernstige titelkandidaat noemen?

NDIDI: ‘Zeker weten. Maar je moet het niet alleen durven uit te spreken, je moet het ook tonen op het veld. Zo vroeg op het seizoen is het onmogelijk te voorspellen wie van de titelkandidaten de betere ploeg heeft. In ons eigen stadion zijn wij good to go. De fans steunen ons, schreeuwen ons vooruit, en daar halen wij ons voordeel uit. Nu moeten we ook iets doen aan onze uitreputatie. Genk kan de titel winnen, op voorwaarde dat we ook buitenshuis regelmatiger gaan presteren.’

DOOR ALAIN ELIASY – FOTO PHOTONEWS

‘Kleurde je als kind buiten de lijnen, dan kon je van een willekeurige soldaat een oorveeg krijgen.’ – WILFRED NDIDI

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content