Halfweg het kampioenschap zit Paul Kpaka al aan meer doelpunten dan vorig seizoen. Maar als Ajax hem toen al niet kwam halen, dan nu zeker ook niet. ‘Mijn kans komt nog wel.’
Anderhalf jaar geleden besliste RWDM bij de promotie naar eerste klasse om Paul Kpaka niet definitief aan te kopen bij Feyenoord. Officieel omdat het hem als spits in tweede klasse onvoldoende trefzeker vond.
Anderhalf jaar later blijkt die uitleg van een flinke misrekening te getuigen. Vorig seizoen vond immers alleen topschutter Wesley Sonck met dertig doelpunten vaker de weg naar het doel dan de Sierraleoner, die aan vijfentwintig stuks kwam. In de huidige jaargang lijkt het iets moeilijker te gaan. Tegen Anderlecht en Lierse miste Kpaka belangrijke kansen, waardoor zijn club naast kostbare punten greep. Maar schijn bedriegt, Kpaka zit nog altijd flink op schema. “Op dit moment heb ik alleen pech in de afwerking,” weet hij, “want ik scoor niet minder dan vorig jaar. Toen zat ik met de jaarwisseling aan negen goals, nu al aan tien. Ik heb veel progressie gemaakt, maar ik kan nóg veel leren.”
De twijfel en kritiek vanuit Molenbeek aan zijn adres, snapt hij niet.”Ik was hun beste spits in tweede klasse en voetbalde een heel jaar op hoog niveau. Ik was de beslissende speler. Duur kan ik ook al niet geweest zijn, want zij hadden de eerste keus om mijn contract bij Feyenoord af te kopen.”
Wat blij was hij met de kans die hij bij Germinal Beerschot kreeg. Nu nog kijkt hij aangenaam verrast terug op vorig jaar. “Ik weet nog dat ik stomverbaasd naar de trainer keek, toen hij me in het eerste gesprek voorspelde dat ik aan de zijde van Marc Degryse goed zou zijn voor vijftien doelpunten. Ik dacht dat hij in mijn plaats droomde, want ik vond dat nogal veel voor een eerste jaar in eerste klasse. Maar in mijn eerste wedstrijd maakte ik er al drie en toen zag ik dat aantal wel zitten. Uiteindelijk zijn het er 25 geworden. Ik was een beetje verbaasd over het gemak waarmee ik dingen oppikte. Vooral tegen de topploegen speelde ik mijn beste wedstrijden : tegen Genk, Anderlecht, Brugge. Daar putte ik heel veel vertrouwen uit. Die prestaties waren het keerpunt in mijn carrière. Vooraf hóópte ik dat ik het kon maken in eerste klasse; na enkele wedstrijden wíst ik het.”
Belangrijk, zegt Paul Kpaka, was dat hij vanaf het eerste gesprek met trainer Franky Van der Elst voelde dat hij hem vertrouwen zou schenken. “Hij zou me een kans geven opdat ik kon bewijzen dat ik mee kon in eerste. Hij geloofde dat zelf, maar natuurlijk volstaat dat niet om het ook te maken. Van zodra je die kans krijgt, is het aan jou. De manier van spelen in eerste klasse beviel me veel meer dan die in tweede, waar je als spits een mandekker op je krijgt en verder verloren loopt tegen een vijfmansverdediging. Meestal ook krijg je van achteruit een lange, hoge bal aangespeeld. Hier echter zoekt men altijd de combinatie. Er wordt opgebouwd, tot Marc of Philip Haagdoren de beslissende pass verstuurt. Voorin krijg je in eerste klasse meer ruimte en tijd met de bal. Omdat ik niet zo groot en sterk ben, geen echte diepe targetman ben, ligt de manier van voetballen in eerste klasse mij beter.”
Hij schrok toen al na een paar maanden de T-shirts met zijn naam als zoete broodjes verkochten in de clubshop. “Toen ik hier aankwam, kende niemand me. Ik was geen grote naam, ik had nog alles te bewijzen. Dat had als voordeel dat ik geen druk op me voelde, niemand verwachtte iets van me.”
Nog altijd leert hij veel van de oudere spelers : hoe hij moet afhaken, wanneer hij op het juiste moment diep moet gaan. Van oorsprong een rechtsbuiten moet hij nog leren om rustig te blijven wanneer hij voor het doel van de tegenstander opduikt. “Soms ben ik nog overhaast, maar ik ben dan ook nog maar 22. Je kan niet alles perfect doen in één tijd. Dat ik dit seizoen soms belangrijke kansen mis, heeft niets te maken met vorm. Ik heb gewoon pech. Soms scoor ik moeilijke goals waarvan niemand denkt dat ik ze zal maken, dan weer mis ik kansen die iedereen er al in zag. Dan baal ik. Weet je, ik ben graag belangrijk. Als ik een goal maak waardoor mijn team punten pakt, voel ik me op mijn best. Als de ploeg geen punten pakt omdat ik een levensgrote kans miste, dan werkt dat heel erg op me in. Ik moet nog veel leren, weet ik. Ik ben niet sterk als de bal van de flanken komt. Ik moet nog leren om snel voor de verdedigers te komen, ik ben ook niet kopbalsterk. Daar werk ik nog elke dag aan. Qua traptechniek en snelheid sta ik wel op een hoog niveau.”
Verbaasd was hij over de opmerking van Marc Degryse. Die vroeg zich af hoe Kpaka zou functioneren in een ploeg die doorlopend op de helft van de tegenstander voetbalt – en waar je dus als aanvaller veel minder ruimte krijgt. “Ik heb een jaar met Marc gevoetbald, maar dat heeft hij me nooit gezegd. Als dit zijn mening over mij is, had ik dat toen graag van hemzelf gehoord, opdat ik er had kunnen aan werken. Ik ben het niet helemaal eens met hem dat je bij Anderlecht minder ruimte krijgt. De ruimte die Jestrovic tegen ons kreeg, kreeg ík niet, evenmin tegen Club Brugge.”
Begin dit seizoen liet Kpaka nog de voorwaarden van zijn vierjarig contract verbeteren. “Ik word nu beter betaald, daar komt het op neer. Omdat ik heb laten zien dat ik een vlot scorende spits ben.” Na zijn succesvol debuutjaar in eerste klasse kreeg hij geen enkele concrete aanbieding. “Mijn manager Willy Hox hield me voortdurend op de hoogte van de clubs die me volgden, maar verder dan interesse ging het niet. Binnen de club zegden de verantwoordelijken ook dat ze geen enkel bod voor me kregen.”
Eén club was wél geïnteresseerd, weet hij zeker : “Anderlecht. Trainer Aimé Anthuenis wilde mij er heel graag bij. Maar toen hij Belgisch bondscoach werd, was het over. Naar de nationale ploeg kon hij me moeilijk meenemen ( grijnst).” Hij zou de stap naar de hoofdstad anders onbevreesd gezet hebben. “Als Anderlecht de som betaalt die Germinal Beerschot wil, waarom zou ik dan niet gaan ? Ik zou er, net als hier, veel moeten leren en met concurrentie omgaan, maar daar ben ik niet bang voor. Het enige wat telt voor mij, is of een trainer voldoende vertrouwen in me heeft om me op zijn minst een eerlijke kans te geven. Zoals het hier gebeurde. Hoeveel andere aanvallers er dan nog zijn, interesseert me niet. Dan is het aan mij om in die ene of twee wedstrijden waarin ik mag spelen, te tonen wat ik kan.”
Buitenlandse interesse was en is er voortdurend, maar nooit wordt het concreet. Feyenoord heeft nog niet gepolst om hem terug te nemen. “Ik zal nooit voor Feyenoord voetballen”, zegt Paul Kpaka een beetje bitter. “Waarom zou ik ? In hun ogen was ik niet goed genoeg. Ik was heel ontgoocheld toen ze beslisten om me naar de Belgische tweede klasse te sturen, al vond ik het op dat moment in mijn situatie de beste keuze. Liever wekelijks voor drieduizend toeschouwers voetballen met drie punten als inzet, dan op maandag- of vrijdagavond voor twintig kijkers in het tweede van Feyenoord lopen. Maar ik vond wel dat ik een kans had verdiend. Als ik nu zie hoe Thomas Buffel of Smolarek volop kansen krijgen in de Champions League, doet dat pijn. Bij de jeugd speelde ik met hen samen. Thomas was balvaster, ik zorgde meer voor diepgang. Ze kozen op mijn positie voor Buffel en toen was het over voor mij. Wat Buffel nu bereikt, had ik ook kunnen bereiken. Dat is jammer, maar het is voorbij. Ik stel het vast, maar ik ga er niet over klagen.”
Ook bij hoofdaandeelhouder Ajax ziet hij zich niet meteen terechtkomen. “Ik denk niet dat ik een Ajaxspeler ben. Tenminste : dat is de conclusie die ik voor mezelf moet maken. Ajax heeft tweeënzeventig procent van de aandelen van Germinal Beerschot en komt hier regelmatig onze wedstrijden volgen. Als ze me na vorig seizoen met 25 goals als debutant in de hoogste klasse niet goed genoeg bevonden, zullen ze dat wellicht nooit doen. Maar dat geeft niet. Als ik de prestatie van vorig jaar bevestig en nog een beetje sterker word, komt mijn kans om naar een grote club te gaan nog wel.”
door Geert Foutré
‘Wat Buffel nu bereikt bij Feyenoord, had ik ook gekund.’