Ex-doelman en intussen meer dan twintig jaar voetbalmanager, maar nog veel langer al actief in de immobiliënsector: het levensverhaal van de ‘West-Vlaamse Brusselaar’ Luc Devroe (51), tegenwoordig sportief directeur van KV Oostende. ‘Leraar of trainer zijn, dat is een roeping’, zegt hij. ‘Aan mij is dat niet besteed.’
Luc Devroe: ‘Ik ben geboren en getogen in Brussel. De kleuterschool deed ik er zelfs in het Frans. Ondertussen woon ik al 41 jaar in West-Vlaanderen, maar ik ben fier dat ik een Brusselaar ben. Mijn ouders waren West-Vlamingen. Mijn mama was kapster in Marke en mijn papa, afkomstig van Izegem, was een vertegenwoordiger van haarverzorgingsproducten van het merk Wella toen ze elkaar leerden kennen. Elk waren ze op dat moment al getrouwd en omdat het begin de jaren zestig in een West-Vlaams dorp een schande was om bij je man weg te gaan, zijn ze naar de hoofdstad ‘gevlucht’. Ook om dan dichter bij de hoofdzetel van Wella te zijn.
Het voorbije jaar is mijn vrouw getroffen door ziekte. Dan staat het leven wel even stil. Patricia is er altijd geweest voor de kinderen, ik was er niet.’ Luc Devroe
‘Mijn papa was een voetballiefhebber en nam mij van klein af aan mee naar matchen. Het was de tijd dat er vier Brusselse clubs in eerste speelden: Crossing Schaarbeek, Union, RWDM en Anderlecht. Elk weekend gingen we wel ergens kijken. In het seizoen 1974/75 zagen we alle thuiswedstrijden van RWDM. Ik was fan van Nico de Bree en van Johan Boskamp. Zelf ben ik beginnen voetballen bij Strombeek-Bever. Al snel stond ik daar in doel. Als er geen school was, gingen we sjotten in het park. Naar het schijnt stak mijn moeder mij nadien met kleren en al onder de douche. Hoe meer modder hoe liever ik dat had, hoorde ik nadien vaak zeggen.’
Business
‘Ik was tien jaar toen mijn ouders naar West-Vlaanderen terugkeerden, omdat mijn papa er met de papa van Patrick Turcq, die getrouwd was met mijn vaders zus, een groothandel in textiel begon. Daar sloot ik mij aan bij Racing Harelbeke. Na een jaar in het Sint-Jozefscollege in Kortrijk ging ik op internaat bij de paters van het Sint-Pauluscollege in Waregem. Dat was een fantastische school, kleinschalig, met slechts één richting, Latijn-Grieks, en met leraars die sporten enorm stimuleerden. Ik kreeg faciliteiten om te gaan trainen bij mijn club én met de nationale jeugdploegen op de Heizel.
‘In het textiel liep het in het begin fantastisch, met kopen en verkopen, maar toen werd de ambitie te groot, wilden ze zelf beginnen produceren, kochten ze machines en … dat is niet goed afgelopen. Ze zijn in concordaat moeten gaan. De vennootschap zat met een pak schulden en mijn vader was hoofdelijk aansprakelijk. Ik weet nog dat ze mijn speelgoed zijn komen opschrijven, onder meer het voetbalspel Subbuteo.
‘Mijn mama was in die tijd ook heel ziek geweest. Van alle dames die op dezelfde dag als zij in Leuven aan borstkanker werden geopereerd, is zij de enige die niet binnen de vijf jaar is gestorven. Ze zou uiteindelijk nog veertig jaar leven.
‘Dat tekent je allemaal wel als kind. Misschien ben ik daarom iemand die niet achterom kijkt. Toen was dat in elk geval het beste: voortdoen, aan wat voorbij is, kun je toch niets meer veranderen. Dat deden mijn ouders ook. Ze zijn dan in immobiliën begonnen. Ik was zestien en liep aan de kust al met potentiële kopers van appartementen rond. En eigenlijk ben ik dat altijd blijven doen.
‘Na mijn middelbaar ging ik rechten studeren, maar ik zat toen al bij Club Brugge en wijlen Antoine Vanhove vond dat niet stroken met de ambitie om in de A-kern te geraken. Zo ben ik in Torhout regentaat Frans, geschiedenis en godsdienst begonnen. Maar dat was niet echt een succes. In januari moest ik les geven en toen ik thuiskwam, wist ik: Luc Devroe zal nooit les geven. Ik vind: trainer of leraar zijn, dat is een roeping. Aan mij is dat niet besteed. Daar mis ik ook het geduld voor, vrees ik. Ik ben toen dus gestopt met school, ook omdat ik wist dat er thuis werk genoeg was.’
Keeper
‘Zeventien was ik toen ik als jeugdinternational naar Club Brugge ging, maar dat gebeurde op de verkeerde manier. Harelbeke vroeg vier miljoen frank (100.000 euro, nvdr). Maar er was toendertijd een wetgeving die zei dat als je ouders vijftig kilometer verhuizen je gratis van club kunt veranderen. En wij hadden een immokantoor aan de kust, zeventig kilometer verder… Maar meester Sustronck won de zaak voor Harelbeke en ik mocht een seizoen geen competitiewedstrijden spelen. Daardoor miste ik ook het EK voor UEFA-junioren. Het jaar erop kwamen ze wel tot een overeenkomst. Maar dan was het nog jarenlang vechten om bij de A-kern te geraken.

‘Uiteindelijk zou ik bij de eerste ploeg één keer in een officiële wedstrijd in doel staan. Dat was op 2 maart 1987 in Anderlecht. Een minuut of twintig voor tijd kreeg Philippe Vande Walle rood, nadat hij de bal in het gezicht van Frank Vercauteren gooide, en moest ik voor hem invallen. Bij de eerste corner vloog ik met bal en al in de goal, maar gelukkig werd het doelpunt afgekeurd omdat Arnor Gudjohnsen zowat bovenop mij zat. Die foto staat nog altijd op mijn bureau. Twintig jaar later, op 1 maart 2007, ben ik bij Club sportief directeur geworden.
‘Ik ben 1 meter 78,5 en voor een keeper op topniveau was dat eigenlijk niet groot genoeg. Je moet ook realistisch zijn: Vande Walle en BirgerJensen waren beter. Punt. Ik zakte af naar Sint-Niklaas en kende daar twee fantastische jaren met een titel in derde en een heel goed seizoen in tweede. Dat was mijn niveau. Daarna werd ik naar hier gehaald en dezelfde zomer ben ik voor vader Turcq immobiliën gaan doen in Luxemburg. Ik vertrok de maandagavond, kwam de woensdagmiddag snel af om te trainen en vertrok dan meteen weer tot de vrijdag. In tweede ging dat nog, als tweede keeper, maar in eerste niet meer. Toen werd ik derde keeper en keeperstrainer.
‘In januari 1996 ben ik gestopt. Ik was toen dertig. Eddy Vergeylen nam het risico om mij crisismanager te maken. We waren gezakt met honderd miljoen frank (2,5 miljoen euro, nvdr) schulden en mensen adviseerden hem om in vereffening te gaan, nog een klasse te zakken en daar schuldenloos opnieuw te beginnen. Maar als middenstander wou hij dat niet. Hij had mij als speler ook mee gekocht, met privégeld, en was met zijn decoratiebedrijf Dekotap een zakelijke partner geworden. Eddy Vergeylen is belangrijk geweest voor mij. Hij gaf mij de kans om sportief directeur te worden, zoals Mik Deraeve dat bij Roeselare zou doen, Filips Dhondt bij Club Brugge en Marc Coucke hier weer.’
Zelfstandig
‘Mijn ontslag bij Club Brugge was het eerste in mijn carrière en ik hoop ook het laatste. Bijna vier jaar lang probeerde ik er alles te doen wat ik kon voor de club, maar toen werd er een andere weg in geslagen en geoordeeld dat ik daar niet meer in paste. Zoals ik al vaker zei: ik organiseerde mee de herstructurering en schreef zo mijn eigen begrafenis. Ik voelde dat links en rechts de steun wegviel en dat het voor mij een eindigend verhaal aan het worden was. Maar ik ben niet rancuneus. ’s Anderendaags kreeg ik al een telefoontje en binnen de 48 uur ben ik weer in de immobiliënsector begonnen.
‘Mijn voordeel was: de pers maakte mij nooit af. Er werd alleen gezegd en geschreven dat ik thuishoorde in een familiebedrijf en niet in een multinational. Een van de verwijten die ik wel eens krijg, is dat ik het allemaal zelf wil doen. Ik begrijp dat: ik ben nogal vrij op mijn eentje, een eenmansbedrijfje een beetje inderdaad. Op die vier jaar bij Club Brugge na ben ik ook altijd zelfstandig geweest. Daar had ik op hun vraag het bediendenstatuut, maar ik werkte er wel alsof ik een zelfstandige was. Het was de enige periode dat ik niet twee jobs combineerde. Sinds anderhalf jaar doe ik dat hier ook niet meer, omdat er geen tijd meer voor is.
‘Mijn drive heb ik van mijn moeder. Zij is ook altijd zelfstandig geweest. Vier dagen na mijn geboorte, toen ze al veertig was, stond ze alweer in haar kapsalon. Ze werkte veertien tot zestien uur per dag en stond ’s nachts soms op om de strijk te doen. Net als ik was ze een slechte slaper. Het gebeurt dat ik midden in de nacht uit mijn bed kruip om achter mijn bureau te gaan zitten.
‘Vroeger kwam ik met vier à zes uur slaap toe. Mocht ik als een pater leven, dan zou dat in bepaalde periodes nog wel gaan. Maar ik leef niet sec. Ik leerde te genieten van het leven. Ik eet graag en ik drink graag iets. Bovendien sport ik zelden of nooit nog. Sinds drie jaar zit ik met een nieuwe heup, mijn knieën doen pijn en als ik eens ga lopen, raken mijn achillespezen ontstoken.
‘Ik zeg altijd: hard werken, dat is wat metserdienders doen. Wij zijn veel uren bezig en zitten vaak in de wagen, maar we werken met ons hoofd. Ik ben een mens van stylo’s. Je moet mij geen hamer en beitel geven, want dat komt niet goed.
‘Kopen en verkopen kreeg ik thuis met de papfles mee. Volgens mij kun je dat moeilijk op school leren. De rest hangt van mensen rond je af. Van mensen die je kansen geven, van relaties die je probeert te onderhouden. Maar je kunt niet voor iedereen goed doen. Ik probeer een rechte lijn aan te houden en meestal zeg ik wat ik denk. Een man zonder veel omwegen, af en toe een korte zot, schijnt het, maar dat is al veel verbeterd met verouderen. Mensen denken soms dat ik kwaad ben, terwijl ik dan denk: helemaal niet.’
Familie
‘Of mijn kinderen mijn immobiliënactiviteiten zullen voortzetten, weet ik niet. Dat zal van hun ambities afhangen. De jongste is aan zijn derde jaar choreografie in Tilburg bezig. De oudste is burgerlijk ingenieur-architect, maar laat hem eerst nog maar een jaar of drie zijn job uitoefenen. Dan is het aan hem om te beslissen. Zijn vrouw deed rechten en loopt momenteel stage bij een notaris. We zullen zien. Het is hún leven. Want je mag niet vergeten: er zijn periodes geweest dat wij zeven dagen op zeven werkten. Je vrouw is daar toch een heel belangrijke factor in.
‘Volgend jaar zullen Patricia en ik dertig jaar getrouwd zijn. Nooit is zij op het voorplan geweest. Ik wil ook niet dat mijn vrouw en mijn kinderen in de boekskes staan. Het voorbije jaar is ook zij getroffen door ziekte. Ze moest een heel aantal operaties ondergaan en er waren complicaties, ontstekingen (krijgt het even moeilijk). Dan staat het leven wel even stil. Patricia is er altijd geweest voor de kinderen… ik was er níét …. Ik ben haar eeuwig dankbaar, net zoals ook mijn ouders en schoonouders altijd een steun zijn geweest.
‘Het is zwaar geweest… (veegt de tranen uit zijn ogen). Ook omdat ik het veertig jaar geleden al eens meemaakte met mijn moeder. En je ziet: ik heb misschien een grote mond, maar ook een klein hartje. Dat heb ik van mijn papa, net als zijn koppigheid trouwens. Hij rookte veel, sigaartjes van het merk Mercator Fiesta Naturel, en hij zei altijd: ‘Als Luc bij Club Brugge een profcontract krijgt, stop ik meteen.’ Hij is toen effectief van de ene dag op de andere gestopt met roken.
‘Mijn papa was enorm getekend door de miserie van het bijna-faillissement en dat is nooit meer goed gekomen. Hij was verbitterd geraakt, doordat hij te goedgelovig was geweest, mee was gegaan in het verhaal van anderen en bedrogen was geweest. Zijn dynamiek was weg. Hij ging nog wel eens een pintje drinken en kwam kijken naar het voetbal, maar er zat geen dash meer in. Hij was óp.’
‘Ik moet bekennen: toen ik na mijn ontslag bij Club Brugge was teruggekeerd naar Roeselare, kreeg ik daar zelf ook dat gevoel. Ik dacht: als ik hier blijf, ga ik dezelfde weg op als mijn pa. Uiteindelijk vond ik bij KV Oostende een nieuwe uitdaging.’
Buitenland
‘Wat de toekomst mij nog zal brengen, weet ik niet. We zijn begonnen met een tienjarenplan, maar na drie seizoenen was het al gerealiseerd. Intussen werd het plan bijgesteld maar nog niet echt uitgesproken. Ik denk dat we daarover in januari op de ‘State of the Weireldploegsje’ van de voorzitter meer zullen vernemen. Feit is alleszins dat het Europese avontuur waar we afgelopen zomer in Marseille van proefden naar meer smaakt.
‘Iets wat ik nog niet deed, is in het buitenland werken. Er is ooit een aanbieding geweest uit Saudi-Arabië, maar mijn mama leefde toen nog en de kinderen waren nog thuis. Dat was op dat moment niet aan de orde. Maar misschien wordt dat ooit toch nog een uitdaging. You never know.
‘In elk geval ben ik geen mens om thuis te zitten. Neen, dat gaat niet. Ik hoop zeker tot mijn 65e of 67e te kunnen blijven doorgaan. Laat ons daar mee beginnen.’
‘Overlijdt mijn papa niet, dan was Lestienne niet naar Club gekomen’
Luc Devroe: ‘Mijn papa is gestorven op de dag van KV Kortrijk-Club Brugge in december 2009, in het ziekenhuis niet ver van het stadion. Op 1 november was hij nog bloemen gaan leggen op de kerkhoven en de week erna is hij ziek geworden. Er werd kanker vastgesteld en eind december was hij er al niet meer. Mijn moeder wou absoluut dat ik naar de wedstrijd ging en tijdens de rust kreeg ik telefoon dat hij overleden was. Normaal zou ik toen met de familie voor een weekje op vakantie naar Thailand zijn gegaan, maar ik ben uiteindelijk niet kunnen meegaan. Daardoor kon ik op 1 januari wel de transfer van Maxime Lestienne regelen. Overlijdt mijn papa niet, dan was Lestienne naar PSV gegaan in plaats van naar Club. Om maar te zeggen: toeval speelt ook een rol.’