R. Antwerp F.C.
Onze bendes
‘Toen ik er opgroeide, moesten buschauffeurs in Nairobi bij elke rit een commissie afstaan aan een bende. Daarnaast verdienden die bendes geld met de ophaling van het vuilnis. Daarvoor betaalden de inwoners hen. De regerende bende in onze wijk was: de Jeshi. Maar op een dag werden zij verjaagd door de Mungiki. We zagen het gebeuren door het raam van onze klas. Ik was zeven. Er brak een verschrikkelijk gevecht uit, met honderden mensen aan elke kant. Er kwamen wapens aan te pas. Sommige mensen stierven. Onze lerares was die dag nog banger dan wij, ze kroop onder een tafel. Wij moesten ons ook verbergen, want enkele bendeleden liepen de school binnen in een poging om te vluchten. Het is erg om te zeggen, maar zulke dingen hoorden bij het milieu waarin wij opgroeiden. Het was min of meer de norm voor ons. Maar het was heel intens. Als je zo’n jeugd overleeft, overleef je alles.
‘De Mungiki namen hun bende heel ernstig; leden moesten eerst een eed afleggen. Eens je was toegetreden, kon je niet meer uit de bende; anders werd je vermoord. De Mungiki waren veel bruter dan de Jeshi. Dat merkten we ook toen de Mungiki een voetbalploeg startten en we tegen hen moesten spelen. Als je iemand van hun team tackelde, bestormden andere Mungiki het veld. Ook als je op een geldige manier tegen hen scoorde, maakten ze problemen. Je kon zelden op een normale manier winnen van de Mungiki. Als ze in de gaten kregen dat ze zouden verliezen, zorgden ze er vaak voor dat de wedstrijd niet kon worden uitgespeeld.’
Mijn voetbalheld
‘Dankzij Dennis Oliech kon Kenia in 2004 voor het eerst in meer dan tien jaar nog eens naar de Afrika Cup. Ik herinner me nog goed de beslissende kwalificatiematch tegen Kaapverdië. We gingen met een hele groep vanuit onze wijk te voet naar het stadion, het was ongeveer een uur stappen. Toen Oliech de beslissende goal maakte, barstte het stadion uit. Op weg naar huis zongen we de hele tijd zijn naam.’
Mijn redding
‘Dankzij het voetbal bleef ik weg van bendes, criminaliteit en drugs. Dat was niet evident, want dieven droegen de mooiste kleren en bendeleden hadden de knapste liefjes. Maar mijn vrienden en ik gingen echt op in dat voetbal. Wij hadden geen tijd om op het slechte pad te geraken, want de volgende ochtend was er weer een training. En als ik al in de verleiding kwam om te stelen, dan was er nog altijd mijn moeder. Toen ik eens van school was weggelopen om een balletje te trappen, zette zij mij eens goed op mijn plaats. Ik was bang van die andere kant van haar. Maar ze had gelijk. Mijn broer verbood ze om op te trekken met een voetballer die ook een dief was. Die jongen is intussen dood, mijn broer niet.’
Ons gezinsbudget
‘Tijdens mijn jeugd zag mijn moeder in haar kapsalon soms een week lang geen enkele klant. Mijn vader was bij de brandweer, maar verdiende hooguit 200 euro per maand. Het gebeurde dat we een paar dagen geen eten hadden. Gelukkig konden we op zulke momenten terecht bij de buren, al waren die zelf ook niet rijk.
‘Toen ik voor het eerst de kans kreeg om naar een buitenlands toernooi te gaan, mocht dat niet van mijn moeder. Ze zei dat ik moest studeren. Maar een jaar later, toen er niet veel geld en eten in huis was, kon ze niet meer weigeren. Ze wist dat het wat kon opleveren. Ik trok naar Noorwegen, verdiende daar enkele kronen en nam die terug mee naar Kenia. Mijn ouders waren daar heel blij mee. Toen zat ik bij de U13.’
Onze stemmen
‘Ondanks alle problemen in mijn land ben ik heel trots Keniaan te zijn. Soms zie ik op internet een discussie tussen Kenianen en maakt dat mijn dag helemaal goed. Als er iets gebeurt, maken Kenianen er één seconde later al een grap over.
‘Een minder fraaie kant van ons volk is de manier waarop wij onze politici verkiezen. We zijn geneigd niet de beste leiders te kiezen, maar wel politici die tijdens hun campagne geld geven aan de bevolking en zo als het ware stemmen kopen. Mijn generatie zet zich daar nu tegen af en zegt: toon ons liever welk beleid je wil voeren in plaats van geld in onze handen te duwen.’
KRISTOF DE RYCK