In alle clubs lopen mensen rond die in de schaduw een meerwaarde betekenen voor hun ploeg en die beter weten wat er in de spelersgroep reilt en zeilt dan de technische staf en het bestuur samen. Tijdens mijn Anderlechtperiode liepen er ook zo een paar rond. Jef de conciërge en zijn vrouw Maria bijvoorbeeld. Zij woonden in een schamel appartementje in de oude zittribune. Zij was de koningin van het waskot, hij heerste in het materiaalkot. Maria was een imposante rondborstige vrouw, Jef kon men onder een deur doorschuiven, wat een contrast. Maria was als een tweede moeder voor de spelers en je kon steeds bij haar terecht voor de was en de plas als je thuis bonje had. Bij Jef kon je terecht als je auto een wasbeurt nodig had, met een kleine vergoeding uiteraard.

Na een thuiswedstrijd gingen de spelers nooit naar de receptie vooraleer ze bij Jef en Maria waren binnengesprongen om een whisky’tje te drinken, dat kreeg men daar een beetje verder toch niet. Maria was niet mals in haar commentaren als zij vond dat je tijdens de match had zitten klooien! Ook onze vrouwen spraken veel met haar en als ze had vernomen dat we weer iets hadden uitgespookt wat volgens haar niet door de beugel kon, dan kon ze ons streng aankijken en was een sermoen niet veraf. Gewoonlijk sloot ze haar tirade af met de woorden: ” Salesgamins!” Jef stond dan gewoonlijk achter haar rug te gesticuleren dat we het ons niet moesten aantrekken wat ze zei. Eén keer had ze het gezien en voor hij het doelwit werd, vluchtte hij wijselijk naar zijn kot. Deze plaats had verschillende doeleinden. Johnny Dusbaba gebruikte het bijvoorbeeld als stapelplaats voor zijn brol die hij uit Den Haag meebracht en later wilde verpatsen aan supporters. Er was van alles te koop: van tv’s, video’s, wangedrochten van postuurtjes tot zonnebanken en zelfs lingerie. Ik verdenk Jef ervan dat hij ook zijn percentje meepikte.

Het kot werd ook gebruikt als rookruimte tussen twee trainingen. Als onze hulptrainer Martin Lippens onverwacht binnenkwam dan duwde iedereen zijn sigaret snel in de handen van onze conciërge, die daar soms met vier stinkstokken tussen zijn vingers stond. Martin knipoogde dan naar ons en vroeg aan Jef of hij kettingroker was geworden. Jef antwoordde dan met een uitgestreken gezicht: ” Joe, tes neig.” Als Lippens het lokaal had verlaten voegde hij er triomfantelijk aan toe: ” Hij heift het noeg alteid nie deu.”

Tijdens de uitwedstrijden was hij ook altijd van de partij. Hij moest de valiezen met materiaal naar de kleedkamer zeulen. Voor een match tegen Cercle Brugge ging het wel heel erg moeizaam. Toen de koffers later werden geopend vond men een aantal bakstenen tussen de truien, broeken en kousen, waarna Jef de legendarische woorden uitsprak: ” Bende kluutzakken!”

De dader is nooit ontmaskerd, wat een geluk was, want onze materiaalman dreigde ermee Algipan, een brandend goedje, in de broek te wrijven van de schuldige, wat veel schade had kunnen aanrichten aan de edele delen van die sukkelaar.

Voor elke training moesten we onze spullen gaan afhalen bij Maria. Men had om het gemakkelijk te maken speciaal een doorgeefluik geïnstalleerd tussen het washok en de massageruimte. Men moest op de schuifdeur kloppen waarna Maria het deurtje opende en ons de trainingskledij overhandigde.

Jean Plaskie had op een dag een van zijn briljante ingevingen. Hij plaatste zijn blote kont voor het doorgeefluik en klopte op het deurtje. Nietsvermoedend kwam Maria te voorschijn en werd geconfronteerd met het mooie uitzicht. We hoorden een gil, ze was in alle staten. Ik stelde voor het reanimatieteam te laten komen, maar dat bleek niet nodig te zijn. Maria zweerde bij hoog en bij laag dat ze nooit meer iets zou wassen of strijken van die “vetzak van Haren”. Hij moest zijn bazaar maar mee naar huis nemen. De Plas goot nog een beetje olie op het vuur door te beweren dat zij weleens door het doorgeefluik durfde te gluren als een speler zich in zijn blootje liet masseren. Toen was het hek helemaal van de dam. Ze bleef maar roepen: ” Da goe dane zievereir hem noeg bekloegen.” Fernand Beeckman, onze verzorger, probeerde Maria te evacueren, maar dat ging niet zonder slag of stoot. Jean Plaskie kocht een paar dagen later een doos pralines voor haar en na een tijdje waren ze weer de beste vrienden.

Gille Van Binst

“Da goe dane zievereir hem noeg bekloegen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content