Pierre Bilic

Ali Lukunku keert niet op zijn beslissing terug : hij zal het shirt van Standard Luik niet meer dragen.

Vier jaar zijn verstreken, zo snel kan het leven soms gaan. Op het einde van het WK in Frankrijk – in meer dan één opzicht : de wereldbeker van de Fransen – belandde Ali Lukunku in België. Hij was pas hersteld van een zware beenblessure. Monaco wilde hem wel houden, maar overwoog om hem uit te lenen aan St-Etienne of Ajaccio, waar hij dan naar zijn vroegere niveau zou kunnen toegroeien. Jean Tigana en Claude Puel hielden hem in de gaten, maar Lukunku gaf liever gehoor aan het appel van Luciano D’Onofrio en vertrok naar Standard.

“In het leven moet je nu eenmaal keuzes maken”, zegt hij. “Voordien had ik voor Monaco gekozen, liever dan voor Auxerre waar Guy Roux me nochtans per se wilde. Hoewel ik er niet veel heb gespeeld, heb ik me in Monaco toch verder ontwikkeld. Niet moeilijk als je samenwerkt met sterren als Anderson, Trezeguet, Henri, Ikpeba en noem maar op.”

Ook zijn keuze voor België betreurt Lukunku niet. Dit land zal altijd een plaats in het hart van de franco-Congolees hebben. En Standard ? “Ook”, antwoordt hij. Nochtans, tussen Standard en Lukunku was de temperatuur aan grote schommelingen onderhevig. Soms tropisch warm, dan weer Siberisch koud.

Zijn besluit staat vast. “Ik vertrek. Er komen momenteel bij Standard aanbiedingen binnen. Vanuit het buitenland, van Belgische clubs ook. Een paar maanden geleden scholden ze me hier uit voor klootzak en rotte appel. In de pers verklaarden ze dat ik maar naar iets anders moest uitkijken en dat was zes maanden nadat ik bij Standard een contract voor vijf jaar had getekend. Nu lees ik dat Michel Preud’homme zegt : Ali wil vertrekken, maar wij willen hem zeker niet buiten duwen. Neem me niet kwalijk : wat gezegd is, is gezegd. Ik ga weg omdat men wou dat ik opstapte. Toen het slecht ging, wilde men een zondebok naar wie men alle schuld kon schuiven en dat was ik. Je kunt niet van mening veranderen zoals van hemd. Nu loopt alles weer lekker maar wie zegt dat ze me over drie maanden niet opnieuw de vloer met me aanvegen ? Ze hebben gewild dat ik Standard verliet, wel, ik heb een oplossing gezocht.”

De naam van Rijsel werd recent geciteerd, net als die van Austria Wenen en enkele Duitse clubs. Lukunku: “Als ik zelf zou mogen kiezen, zou het vlug gebakken zijn. Ik zou graag bij Genk spelen. Daar zou ik zelfs te voet naartoe gaan. De sfeer is er geweldig. Positief, feestelijk, respectvol. En de club behaalt bijna elk jaar een prijs. Daniel Kimoni heeft me al dikwijls verteld over de ambiance bij Racing Genk.”

Maar kan Genk voldoen aan de voorwaarden van Standard. De Rouches eisen, zegt men, zeven miljoen euro voor Lukunku – een speler die nog tot 2006 onder contract ligt. Bovendien beseft Luciano D’Onofrio dat hij om een spits verlegen zit wanneer Lukunku Luik verlaat. Mogelijk denken ze bij Standard daarom veeleer aan een ruiloperatie – en dan willen de geruchten dat er een ruil met Alexander Kaklamanos van AA Gent op til is.

De waarde van alle voetballers gaat tegenwoordig in dalende lijn maar anderzijds waart het spook van de economische crisis nu ook in de grote voetballanden rond. Zodat de echtscheiding tussen Standard en Lukunku wel eens moeizamer zou kunnen verlopen dan de speler vermoedt.

Aan zelfverzekerdheid ontbreekt het Lukunku anders niet. Hij heeft zelfs gebroken met zijn manager, Didier Frenay. “Ik ben 26 jaar, ik geraak er zelf wel uit. Ik was het beu om af te hangen van een manager of de firma die hij vertegenwoordigt. Het is al erg genoeg dat je aan een club gebonden bent. Ik wil vrij zijn en de keuze maken die mij het best uitkomt. Ik consulteer een vriend die in België woont. Zijn mening interesseert me en ik zal er zeker rekening mee houden, vooral omdat hij niet uit het voetbalmilieu komt. Dat werkt. Ik denk soms dat mijn telefoon zal ontploffen : vele clubs willen me, geloof me.”

In 1998 maakte Tomislav Ivic een verdedigende middenvelder van Lukunku. “Na mijn blessure was het een overgangsseizoen voor mij. Ik moest die blessure en de revalidatie nog verteren, me ondertussen ook aanpassen aan een ander voetbal. Ik had in die tijd de reputatie verworven dat ik fragiel was : een onterechte reputatie. Standard wist dat ik een aanvaller was, daarom hebben ze me binnengehaald. En daar stond ik ineens in een positie die niet strookte met mijn potentieel. Ik heb gehuild van woede. Ivic is maniakaal met voetbal bezig, akkoord, en hij heeft Standard geherstructureerd. Maar tijdens de wedstrijd sloegen bij hem altijd de stoppen door, terwijl hij in de week de kalmte zelf was. Bij Valence had ik een fabuleuze coach, Léonce Lavagne, die tijdens de week liep te schuimbekken. Dan stond hij me voortdurend af te blaffen. Dat was zo indrukwekkend, daar werd je bang van. Maar voor een wedstrijd bleef hij rustig en dan zei hij : Ali, het zal wel loslopen. Je bent sterk, ik weet dat ik op jou kan rekenen. Voor zo’n man zou ik door het vuur gaan. Maar voor Ivic ? Op het einde begrepen we geen snars meer van wat hij bedoelde.”

De trainerswissels volgden elkaar op. Na de interim van Zeljko Mijac kwam het duo Jean Thissen en Henri Depireux, die Lukunku rechts op het middenveld zette en hem uitlegde wanneer hij wat hoe moest doen en waarom (“Toen ik de videocassettes bekeek, herkende ik mezelf niet meer, maar ik trok op rechts toch behoorlijk mijn streng.”) Ivic keerde terug (“Hij stond toen meer open voor de dialoog”), maar worstelde met gezondheidsproblemen. Dominique D’Onofrio nam even over, vervolgens installeerde Michel Preud’homme Lukunku eindelijk in de spits. Maar dan brak het bordeel uit en parkeerde Preud’homme zichzelf in de positie van sportief directeur.

Nadien ontscheepte Robert Waseige op Sclessin, maar na vijf wedstrijden werd hij op straat gezet. Volgens Ali Lukunku zouden de spelers zich bij Waseige moeten verontschuldigen. “Wanneer een ploeg wint of verliest, heeft dat in eerste instantie altijd met de spelers te maken, en pas nadien met de coaches. Ik beweer dat de spelers – sómmige spelers, om precies te zijn – er niet alles aan gedaan hebben om Waseige te helpen slagen.”

Dat heeft Lukunku eerder al verkondigd. Kan hij iets duidelijker zijn? “Ik heb nog nooit met zo’n aandachtige coach gewerkt, hij wist hoe de spelers psychologisch in elkaar staken. Ikzelf voelde me onder Waseige bevrijd. Hij voerde wijzigingen door. Het geeft een aangenaam gevoel wanneer je voelt of wanneer je uitgelegd wordt wat er van je wordt verwacht. Waseige stak ons allemaal een helpende hand toe. Zijn woordenschat is misschien iets te moeilijk voor de kleedkamer, waar niet alle jongens even goed Frans spraken of verstonden. Sommige spelers begrepen hem niet, of wilden hem niet begrijpen omdat hen dat niet goed uitkwam. Het is ronduit flauw hoe ze in die periode slecht liepen te voetballen en besloten de pers te boycotten omdat ze schrik hadden van de supporters. Ikzelf ben er altijd van uitgegaan dat supporters in alle omstandigheden hun ploeg steunen. Men heeft dan geprobeerd dat in mijn schoenen te schuiven, terwijl ik niet eens aan die vergadering heb deelgenomen.”

Wat volgde waren conflicten tussen spelers, clanvorming, roddelpraatjes, tot Dominique D’Onofrio de trein weer op de rails kreeg. Lukunku : “Alles wat er gezegd is, heeft me pijn gedaan. Ik ben tijdens de week geen werkbeest maar ik ben voldoende professioneel ingesteld. Ik heb het nodig om in de week rustig op te bouwen en dan in de match te ontploffen. Ik heb er nooit om gevraagd geblesseerd uit te vallen. Vorig seizoen trapte Gert Doumen, de doelman van RWDM, mij bijna doormidden. Was ik niet zo sterk gebouwd, dan was ik zeker een jaar out geweest, nu keerde ik na twee maanden al terug.

“Ik ben ernstig met mijn vak bezig. Ik drink graag een goed glas wijn, maar ik ben geen dronkaard. Ze noemen me een rokkenjager, maar ik heb altijd al meer vrouwen dan mannen rond me heen gehad. Voetbal is alles voor mij. En ik mag dan wel een stevig karkas hebben, voor u zit een gevoelig man. Men heeft me willen breken. Zoals toen ik op KV Mechelen bij de rust werd vervangen. Nadien heb ik de hele nacht geweend. De hele nacht, tot ’s morgens vroeg. De volgende dag wilde ik voor niemand de deur opendoen, ik wilde niet dat ze mijn rode ogen zagen. Ik durf dat nu wel te zeggen. Sommige mensen begrepen me niet. Ze zeiden me dat ik gewoon mijn geld moest pakken en me voor de rest niets aantrekken van alles wat er bij Standard gebeurde. Wel, voor mij is dat onmogelijk.”

door Pierre Bilic

‘Ik wilde niet dat de mensen zagen dat ik rode ogen had van het wenen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content