Voor de tweede keer al neemt Filip De Wilde afscheid van Anderlecht. Hij wil het graag proberen als hoofdtrainer.

Tijdens het interview rinkelt ergens een telefoon. Filip De Wilde (371 eersteklassewedstrijden met Anderlecht en met 80 Europese matchen nog steeds recordhouder voor paars-wit) maakt een beweging alsof hij erheen moet. “Je weet maar nooit wie er belt!”

Normaal zou hij op dit moment de koffers pakken voor een lange reis richting Borneo, maar dat plan werd in maart opgeborgen: er zou eens een geïnteresseerde club moeten bellen.

Bij je eerste afscheid in 2003, als speler van Anderlecht, nam je de bloemen in ontvangst en vluchtte je het stadion uit.

Filip De Wilde: “Op dat moment was het emotioneel moeilijk. Ik was heel sterk aan dat seizoen begonnen, raakte geblesseerd en werkte keihard om weer op niveau te komen. Na een aantal wedstrijden met de reserven gaf trainer Hugo Broos aan dat hij het niet opportuun vond om me mijn plaats terug te geven. Dat was een mentale dreun, vooral omdat ik zelf moest vragen hoe het zat. Ik heb de bloemen in ontvangst genomen en ben naar huis gegaan. Achteraf bekeken overreageerde ik toen emotioneel. De supporters scandeerden mijn naam, maar ik was er niet. Op dat moment overwoog ik te stoppen, maar ineens kwam Sturm Graz. Dat waren zes leuke maanden, en daarna kwam Lokeren. Na zes maanden voelde ik dat mijn lichaam het begaf. Uiteindelijk vroeg Peter Maes me om nog even Geel te depanneren in de eindronde.”

Hoe verliep het afscheid van Anderlecht dit keer?

“Nu koos ik om niet te wachten. Het is niet zo dat ik een voorstel afgewezen heb. Ik heb er nooit een gekregen. Herman Van Holsbeeck en de voorzitter hadden begin maart de intentie om mijn contract te verlengen. Toen ik vroeg of ik eind maart duidelijkheid kon krijgen, werden ze teruggefloten door het bestuur, dat wilde wachten tot na de play-offs. Ik wou dat niet. Ik wilde niet afhangen van mensen die geen idee hebben van waar ik in de praktijk mee bezig was. Dus hield ik liever de eer aan mezelf.

“Voor mij ging het om één zaak: is men tevreden over mijn werk met Silvio Proto en de anderen? In de pers werd een waas van twijfel getrokken over de staf. Ariël Jacobs was wakker en de rest sliep, dat was de teneur.”

Nood aan feedback

Het seizoen van Proto mocht er wel zijn.

“Van de shirts die per opbod verkocht zijn, was dat van Silvio het meest gewild. Dat zegt veel.”

Hoe keek je tegen Proto aan toen je voor het eerst met hem aan de slag ging?

“Een deel van de mensen was pro, anderen waren helemaal niet overtuigd. Silvio’s kwaliteiten zijn een goeie sprongkracht en explosiviteit. Technisch ziet het er soms een beetje raar uit, daar hebben we aan gewerkt, maar ik heb hem nooit willen veranderen, zeker niet omdat hij al 24 jaar was.”

Het blijft een impulsieve jongen, zoals hij reageerde bij Zulte Waregem en op Club Brugge.

“Dat is sterker dan hemzelf, maar het is al veel verbeterd tegenover een jaar of twee geleden, toen we op Standard speelden en een aantal kinderen hem verwijten naar het hoofd slingerde. Ik zei hem: ‘Silvio, reageer niet, dan stopt het vanzelf.’ Maar hij probeerde die gasten tot rede te brengen. Dat is een beetje naïef. Hij zou die dingen beter laten, maar je moet hem nu ook niet onder de valium steken, anders is hij zichzelf niet meer. Silvio heeft ook mijn manier van werken moeten leren kennen en appreciëren.

“Ik denk dat hij maar na verloop van tijd heeft weten te waarderen wat ik hem precies bijgebracht heb. Ook dit jaar was er een discussie: ik vernam via de media dat er een probleem zou zijn tussen ons. Ik ben altijd gewend geweest om mijn problemen zelf op te lossen, hij had meer nood aan feedback van mij. Daar hebben we in februari over gepraat, daarna heb ik daar meer op ingespeeld, maar ik ben niet iemand die na elke helft informatie gaat geven. Als je te vaak te veel input geeft, gaat iemand twijfelen. Dus ben ik altijd heel karig geweest met zo’n info, tenzij het echt nodig was. Ik denk bijvoorbeeld dat ik hem met de jaren verder van de doellijn heb kunnen halen, dat hij een grotere steun voor zijn verdediging is geworden. Nu bestrijkt hij meer terrein van voorheen. Toen ik met hem begon te werken was hij toch meer een lijnkeeper. Het gaat om een manier van denken: gaat een doelman voor een ultieme reflex, of probeert hij door een goeie positie in te nemen het doelschot te vermijden, waardoor de verdediging voelt dat ze rustig hoger kan blijven staan? Liever de offensieve positie waarmee je meer terrein bestrijkt. Dat is een van de dingen die altijd in de trainingen terugkeerde en die hij goed heeft opgepikt.”

Is hij een goeie leerling?

“Hij is zo ambitieus en leergierig dat hij van iedereen informatie wil. Terwijl ik vind dat hij af en toe dingen in vraag moet stellen en zelf een standpunt moet innemen: dit doe ik wel, en dat niet?”

Toch frappant dat je een signaal uit de media nodig hebt om je van een probleem bewust te worden, terwijl jullie dagelijks samenwerkten.

“Dat is zo, maar dat kan ook aan mij liggen, dat ik onvoldoende ingeschat heb waar hij nood aan had. Dat heeft ook te maken met de manier waarop ik al die jaren tegen het vak aangekeken heb, met een koppige eigen mening over hoe je als keeper het best functioneert. Als coach moet je dat waarschijnlijk iets meer inkleden. Maar ook toen die zogezegde problemen er waren, presteerde hij goed. Het is niet zo dat hij pas daarna echt goed werd.”

Als de keeper de uitblinker is, is dat geen compliment voor een kampioensploeg.

“Het gebeurt zelden dat een keeper uitblinkt in een kampioensploeg. Normaal heeft een doelman de neiging om zich te concentreren op de grote uitdagingen. Ik heb hem gezegd: Anderlecht heeft een goeie keeper nodig, maar wannéér dat het geval is, kun je niet voorspellen. Vaak is dat in kleine wedstrijden, waar iedereen denkt dat Anderlecht erover gaat lopen, maar waar de keeper meer werk krijgt dan in die toppers.”

Hoe kijkt hij aan tegen de strijd met Mignolet en Courtois om de plaats van beste Belgische doelman?

“Hij heeft daar in feite al een keuze gemaakt. Daarmee sluit hij het hoofdstuk nationale ploeg in feite definitief af. Als je zelf nog een beetje hoopt om titularis van de nationale ploeg te worden blijf je beter bij die groep. Dat heb ik hem ook gezegd.”

Peter Maes

Heb je het gevoel gehad dat er bij Anderlecht naar jou geluisterd is?

“Als het over mijn domein ging, hield men rekening met mijn mening. Ik heb vrij gauw aangegeven dat Silvio wat mij betreft de nummer één was, en de anderen twee en drie. Dat was voor hen misschien niet fijn om te horen, maar het was wel duidelijk. Thomas Kaminski wou ik vroeger al halen. Ik had hem nog getraind bij de nationale jeugdploeg, hij wou bij Gent weg, maar bij Anderlecht kon ik hem niets meer bieden dan de plaats van vijfde of zesde doelman, terwijl hij bij Beerschot meteen bij de kern mocht. Nu wordt hij normaal tweede keeper en Davy Roef derde: een signaal voor andere jonge gasten dat je bij Anderlecht ook kunt doorgroeien als je achttien bent. Dat is hier jarenlang niet meer het geval geweest. Daarom ook is het contract van Davy Schollen en Michael Cordier niet verlengd. Om voor de jonge doelmannen de weg naar de kern open te trekken.”

Als je beslissingen durft en kunt nemen, heb je al een onontbeerlijke eigenschap voor een hoofdtrainer.

“Knopen doorhakken kan ik wel. Ik vind: duidelijkheid en eerlijkheid duurt het langst. Daar heb ik me heel mijn carrière aan gehouden: niet voor het korte succes gaan, maar beslissingen durven te nemen die jou op lange termijn het beste lijken.”

Hoe moeten we ons Filip De Wilde als hoofdtrainer voorstellen? Als een type-Jacobs of een type-Mourinho?

“Er zijn nog types, hé. Ik heb qua trainers een serieus lijstje met wie ik gewerkt heb. Het meest vernieuwend voor het Belgische voetbal vond ik Aad de Mos. Voor mij was het de eerste keer dat de nadruk gelegd werd op balbezit en positiespel. Het idee dat je, door goed positie te nemen, een makkelijker balcirculatie kunt krijgen, was nieuw voor mij. Ariël werkt vaak met de hele groep, soms met 20 à 22 man, terwijl Aad zijn basisploeg nam, daar de reservekeeper aan toevoegde en dan zes tegen zes speelde, terwijl de anderen hetzelfde deden maar aan de andere kant, met de assistent. Die moesten maar boksen om bij die eerste elf te raken.”

Wist jij dat Ariël Jacobs zou afhaken?

“Neen. Ik heb dat pas de zondag van de laatste speeldag van de play-offs gehoord, kort voor de match. Hij heeft dat heel lang voor zichzelf gehouden, heeft er misschien ook mee geworsteld.”

Misschien kun jij de nieuwe trainer van Anderlecht worden?

“Het ligt niet voor de hand dat de keeperstrainer hoofdcoach wordt met een kern die hem altijd gezien heeft als keeperstrainer. Ik denk niet dat dat zou werken op dit moment. Stel dat ik op een bepaald moment had moeten overnemen, dat zou iets anders geweest zijn. Dat zou ik wel gedurfd hebben.”

Zou je dat twee jaar geleden gedurfd hebben?

“Ik zou daar toen niet klaar voor geweest zijn. Was ik onmiddellijk na mijn spelersloopbaan hoofdtrainer geworden, dan had ik alles moeten meemaken vanaf een lager niveau, op weg naar boven. Ik heb sinds een paar jaar mijn Pro License en heb toch vijf jaar kunnen werken in het meest professionele milieu in België. De laatste jaren heb ik veel geleerd waar een hoofdcoach zich op dit niveau allemaal mee bezig moet houden, met het organiseren van het functioneren van het hele apparaat, van de medische afdeling tot de scouting – als je daar al inspraak in hebt. Dat maakt het voor mij moeilijker om naar een meer amateuristisch niveau af te dalen.”

Je ziet je niet meteen werken bij Zele of Hamme, alleen bij profclubs?

“Zeg nooit nooit, maar als je op je 48e nog in lagere afdelingen aan de slag moet… Het kan wel dat je met een ploeg naar een hoger niveau doorgroeit…”

Zoals je vriend Peter Maes.

“Die is met Meerhout begonnen in vierde klasse. Overal waar hij geweest is, heeft hij zijn stempel gedrukt.”

Zou Peter Maes een goeie trainer zijn voor Anderlecht?

“Ik denk het wel. Op voorwaarde dat er heel duidelijke afspraken worden gemaakt. Omdat waar hij werkt, Peter de sportieve baas is.”

Dat kan niet op Anderlecht?

“Dat weet ik niet. Het is niet gemakkelijk. Als een club Peter Maes kiest, moet je weten voor welke aanpak en welke manier van werken je kiest. Die manier van werken is niet altijd de gemakkelijkste voor de spelers. Peter is veeleisend.”

Neerpede

Is Anderlecht een andere club geworden vergeleken met de tijd dat jij er keepte?

“Ja. Vroeger had je Michel Verschueren, twee secretaresses, twee mensen voor de boekhouding en een terreinknecht, nu werken er heel veel mensen. Met het trainingscentrum heeft Anderlecht een grote stap voorwaarts gezet. Als je een speler wilde overtuigen om voor Anderlecht te tekenen werd er vroeger vooral niet naar Neerpede gegaan, nu wel. Met die busjes elke dag van het stadion naar Neerpede, dat was zo amateuristisch…”

Speelt dat een rol? Denken spelers niet alleen aan geld?

“Dat was het enige argument dat Anderlecht vroeger had: geld. Nu heeft het iets meer. Ik denk dat we daarvoor Standard mogen bedanken. Die twee titels en vooral die Académie, dat heeft Anderlecht wel gepusht.”

Is Anderlecht klaar voor de Champions League? Jij hebt als speler nog die fameuze campagne 2000/01 meegemaakt.

“Wij hadden heel veel karakter in onze groep. De dag na een match op de uitlooptraining gingen Glen De Boeck, Lorenzo Staelens, Yves Vanderhaeghe en Patrick van Diemen wel erg hard door. De transfer van Jan Koller ging om veel geld, maar het was maar ‘die lange van Lokeren’ die naar Anderlecht kwam, niets meer. Over TomasRadzinski, die van Germinal kwam, waren er ook veel twijfels. Het was niet Dieumerci Mbokani, of Milan Jovanovic die van Liverpool naar België terugkeerde.”

Stel dat de nieuwe trainer van Anderlecht zegt: ik wil jou als keeperstrainer.

“Dat is een hypothese. Dan zou ik weleerst met die coach willen praten. De nationale ploeg zet ik naast Anderlecht, qua niveau, maar ik ga niet solliciteren bij Standard, Club of Genk want daar zitten competente keeperstrainers. Ik sta wel open voor een interessante aanbieding uit het buitenland.

“Ik kan me voorstellen dat ik met mijn bagage ook terechtkan in het sportief beleid van een club. Ik heb tenslotte een diploma boekhouder en ik spreek Nederlands, Frans, Engels, Duits en Portugees.”

Je hebt je geen kandidaat gesteld om technisch directeur te worden toen STVV een vacature uitschreef?

“Neen, omdat ik er op dat moment nog van uitging dat mijn contract bij Anderlecht verlengd zou worden. Anders had ik dat wel overwogen.”

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik kan met mijn bagage ook terecht in het sportief beleid van een club.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content