In de zomerserie speurt Sport/Voetbalmagazine in de provinciale reeksen naar ex-Rode Duivels bij wie het voetbalvuur nog steeds hevig brandt. Deze week deel twee: de 44-jarige Cisse Severeyns, die bij VV Gooreind in eerste provinciale voetbalt.

Sint-Antonius-Zoersel, iets meer dan tien kilometer van de Bosuil. Op amper een kwartiertje rijden van de thuishaven van RAFC Antwerp, waar Francis Severeyns eind jaren 80 furore maakte. De aalvlugge spits kroonde zich in zijn eerste periode bij The Great Old tot topschutter, tijdens z’n tweede passage scoorde hij op Wembley in de finale van Europacup II. Severeyns trekt met de glimlach drie uur uit voor een interview en heeft het hart nog altijd op de tong. Hij brengt nu natuurlijk niet voor niks huizen aan de man. Onder een flauwe lentezon en met heel wat bedrijvigheid op de achtergrond, want straks is er een braderie, blikt de Cisse terug op zijn voetbalcarrière. Die is echter nog niet afgelopen, want op zijn 44e streed hij met VV Gooreind afgelopen seizoen nog mee voor promotie naar vierde klasse. Waarom trekt de ex-Rode Duivel nog wekelijks zijn schoenen aan voor een partijtje in eerste provinciale?

Keeper

Severeyns begint zijn voetballoopbaan, zoals het cliché wil, onder de kerktoren. “Op mijn zevende sloot ik me aan bij Westmalle. Ik stond er de eerste twee jaar in doel en was naar verluidt een beloftevolle keeper. Tijdens een wedstrijd raakte een ploegmaat echter geblesseerd, waarop de trainer voorstelde om hem de keeperstrui te geven, en mij tot aanvaller te bombarderen. Ik maakte meteen een hoop goals en amuseerde me enorm, al haalde ik evenveel plezier uit het tegenhouden van ballen. Ik vroeg de trainer of ik de volgende match opnieuw als veldspeler mocht opdraven. Maar de derby tegen Antonia stond op het programma, dus dat lag moeilijk. Ik begon in doel, en zou enkel op het veld mogen komen bij een voorsprong aan de rust. Aan de pauze was het 2-0 in ons voordeel en ik verhuisde naar de spits. We wonnen uiteindelijk met 9-0, ik maakte alle doelpunten na de rust.

“Mijn eerste coach bij Westmalle was een slager en die had toevallig familie bij RAFC Antwerp, ook een slager. Zo raakte ik in contact met The Great Old. Dankzij mijn snelheid en neus voor doelpunten kon ik er meteen tekenen. Op mijn veertiende kwam ik er bij de scholieren terecht. Bijna meteen was ik er gelanceerd. Op mijn zestiende trainde ik al regelmatig mee met het eerste elftal, en als zeventienjarige kreeg ik mijn eerste profcontract.”

“Toen ik bij de eerste ploeg begon te trainen, was ik te egoïstisch. Ik kreeg regelmatig onder mijn voeten en incasseerde al eens een tik bij een dribbel te veel. Het maakte me wel mentaal sterker en ik leerde beter samenspelen. Onze coach was George Kess-ler. De Duitser stelde zich in het begin vaak negatief op tegenover mij. Maar Wim De Coninck nam het voor mij op, waardoor de trainer steeds meer in mij begon te geloven. Op mijn zeventiende raakte ik vast in de basis. Daarvoor moest ik wel erg hard knokken, harder dan de jongeren vandaag.

“Ook de cijfers in mijn profcontract waren niet duizelingwekkend. Per behaald punt kwam er wel 250 euro bij mijn basisloon. Omdat we steeds bovenin meedraaiden, verdiende ik uiteindelijk wel goed. Tijdens mijn carrière koos ik echter nooit enkel voor het geld. Nog voor mijn doorbraak bij Antwerp kon ik naar SK Lierse verkassen. Ik kon er veel meer verdienen, maar de toenmalige tweedeklasser vond ik een stap terug. Ik besloot in mijn carrière te investeren en te proberen door te breken bij Antwerp. Ook uitgaan deed ik nooit, enkel na de wedstrijd werd weleens een pintje gedronken. Ik leefde altijd voor het voetbal.”

Op een wolk

“In mijn derde seizoen bij the Great Old, in 1987/88, werd ik topschutter ( Severeyns maakte 24 goals en is na Romelu Lukaku de jongste topschutter ooit in onze eerste klasse, nvdr). Pisa Calcio, uit de Serie A, wilde me er daardoor graag bij. Antwerp liet me eerst niet vertrekken, maar uiteindelijk raakte alles toch rond. In Italië nam ik een vliegende start. In de beker, die er grotendeels voor de reguliere competitie wordt afgewerkt, was ik medetopschutter. De verwachtingen lagen bijgevolg meteen extreem hoog, ik werd bijvoorbeeld vergeleken met Gianluca Vialli(Italiaanse topspits die meer dan 250 doelpunten maakte, nvdr). De pers hemelde me op en ik leefde op een wolk. Het was de enige keer in m’n carrière dat ik niet met beide voeten op de grond bleef. Maar al snel viel ik van mijn voetstuk. Onze ploeg presteerde de eerste weken niet en we scoorden amper. Ik speelde zelf ook zwak en raakte bovendien geblesseerd. Mijn zelfvertrouwen verdween als sneeuw voor de zon en tezelfdertijd las ik alle kranten die me serieus onder vuur namen. Dat was de reden waarom ik later, als voetballer althans, nooit nog een dagblad in de hand nam. We degradeerden met Pisa en ik besloot Italië te verlaten. Ik wilde me opnieuw tonen aan de Belgische bondscoach, want het WK van 1990 naderde.”

En zich bewijzen was nodig, want Severeyns kon zich vooralsnog niet opwerpen tot vaste waarde bij de Rode Duivels. Hij verzamelde tot dan toe vier caps en moest zich vooral tevredenstellen met invalbeurten. Enkel in de oefenmatch tegen Brazilië stond Cisse van bij de aftrap tussen de lijnen, tegen Hongarije scoorde hij wel als invaller. Severeyns pakte zijn eerste cap in januari 1988 voor een wedstrijd in Israël. Eigenlijk kwam hij terecht in een verdoemde lichting, de opvolgers van de succesvolle generatie ’86. “Het was een volledig nieuwe groep”, zegt Severeyns. “En een wereldploeg hadden we zeker niet.” Of zijn generatie even uitbundig was naast het veld als de vorige? “Na de match gingen we wel iets drinken, maar extreem werd het nooit”, lijkt hij eerlijk. “We haalden uiteraard wel fratsen uit. Na mijn debuut tegen Israël waren we bijvoorbeeld in een kleine discotheek beland. Daar plukten enkele spelers de zeepjes uit het urinoir en legden die in een schoteltje met snoepjes. Franky Dekenne kreeg er eentje aangeboden en hij nam het graag aan. Toen hij het in zijn mond had, had hij snel door dat het geen snoepje was”, lacht Severeyns. “Een andere anekdote: voor de match tegen Tunesië verscheen er in de krant een bericht dat het mijn verjaardag was. Dat was helemaal niet het geval, maar de kok had dat artikel blijkbaar ook gelezen. Ik mocht het menu samenstellen en als ik het mij goed herinner, aten we die avond lekkere kroketjes”, knipoogt Cisse.

Legerdienst

Severeyns probeert het opnieuw in eigen land bij KV Mechelen. “In de voorbereiding speelde ik opnieuw de pannen van het dak. In 9 oefenwedstrijden maakte ik 36 goals. Maar het eerste seizoen viel door verschillende blessures volledig in het water. In het tweede en derde seizoen, 1990/91 en 1991/92, kwam ik gelukkig meer aan de bak. En hoewel ik niet altijd in de basis stond, werd ik tweemaal topschutter van ons team. We beschikten toen wel over heel wat talent: Philippe Albert, Michel Preud’homme en Lei Clijsters.

“Tijdens mijn periode bij de Maneblussers moest ik ondertussen ook mijn legerdienst doen”, herinnert Cisse zich. “In vergelijking met andere profvoetballers was de combinatie voetbal en leger niet zo vanzelfsprekend. Terwijl anderen zich amper eenmaal per maand meldden in de kazerne, werd ik er drie tot vier dagen per week verwacht. Na een wedstrijd liep ik zelfs nog regelmatig wacht.” Door blessures mist Severeyns een selectie voor het WK in 1990. Ook vier jaar later is hij er niet bij. “Ik zat in de voorselectie maar viel in laatste instantie af. Zonder een genaturaliseerde Josip Weber had ik de eindronde waarschijnlijk wel meegemaakt”, vertelt een zichtbaar ontgoochelde Severeyns. “Toch kan ik de keuze van toenmalig bondscoach Paul Van Himst wel begrijpen, Weber werd drie keer topschutter. Maar toch wringt het een beetje, ik had zó graag een groot toernooi gespeeld met de nationale ploeg.” Of hij tevreden is met zijn interlandcarrière? “Mja”, twijfelt Cisse. “Met mijn doelpunt alleszins wel, maar ik verdiende toch meer speeltijd bij de nationale ploeg. Luc Nilis, met alle respect, maakte zijn eerste doelpunt pas na dertig matchen. Mijn scorend vermogen lag hoger.”

Cisse wil meer speeltijd en vertrekt in de zomer van 1992 bij KV Mechelen. De snelle aanvaller kiest voor een terugkeer naar Royal Antwerp FC. “Kessler zei me nochtans dat je nooit mag terugkeren naar de ploeg waar je grote successen behaalde”, vertelt hij. “Maar ik waagde de stap toch. Ik voelde me goed bij Antwerp en had er net een stuk bouwgrond gekocht. De transfer heb ik me nooit beklaagd.”

Het eerste seizoen terug bij Antwerp is dan ook historisch te noemen. Het elftal legt een schitterend Europees parcours af met eindbestemming Wembley, waar het de finale van Europacup II speelt tegen Parma. “De Italianen klopten ons met 3-1, ik maakte het Belgische doelpunt, maar iedereen was in de wolken met onze schitterende prestatie. De meeste spelers vierden na de verloren finale met de fans, zelf zat ik teleurgesteld in het gras. Opnieuw geen prijs. Ik kon ook later nooit een titel of beker pakken, erg spijtig.”

Severeyns speelt in zijn tweede periode bij Antwerp vijf seizoenen op de Bosuil, waar hij ieder jaar goed is voor meer dan tien doelpunten. Meteen na zijn vertrek degradeert The Great Old voor het eerst in dertig jaar.

Onder het mes

Vervolgens kiest de spits voor een tweede buitenlands avontuur en tekent bij het Oostenrijkse Tirol Innsbruck. “De combinatie voetbal en privéleven was er schitterend”, zegt Severeyns. “Het professionalisme van de Oostenrijkers was vergelijkbaar met België. We hadden een sterk team en de samenhorigheid beviel me enorm. Bovendien ben ik een fan van schlagers!” (lacht)

Maar na amper een jaar zit het avontuur in de bergen er al op. “Ik kreeg een nieuw contract aangeboden, maar dat was erg prestatiegericht. Als ik niet minimaal de helft van de matchen speelde, moest ik meer dan de helft inleveren.” Een te grote opoffering voor de blessuregevoelige spits. “Blessures zijn spijtig genoeg een rode draad doorheen m’n carrière. Tijdens mijn periode als prof moest ik vijftien keer onder het mes.”

De Cisse keert in 1998 terug naar België, Germinal Ekeren is zijn nieuwe club. Na een jaar komt er een fusie met Beerschot. Ondertussen speelt Severeyns er maar de helft van de wedstrijden, opnieuw gooien blessures roet in het eten.

In het seizoen 2001/02 neemt de aanvaller afscheid van eerste klasse bij KVC Westerlo. “Trainer Jan Ceulemans had in het begin veel vertrouwen in mij, maar dat veranderde snel. Hij dacht dat ik een ander type speler was. Maar ik speelde al achttien jaar op het hoogste niveau, als hij dan nog niet wist welk type ik was… Tja. Ik kon bij Westel blijven, maar ik moest het volgende seizoen waarschijnlijk in de B-kern beginnen. Ik merkte ook dat het bestuur niet happig was om me naar een andere eersteklasser te laten gaan.”

Derdeklasser RFC Cappellen lijkt de ideale oplossing. “Het was kapitaalkrachtig, ambitieus en speelde in de regio. Na een tijd werkte ik er bovendien als pr-verantwoordelijke en zocht ik nieuwe sponsors voor de club.”

Zoon Dario

De ex-Rode Duivel speelt vijf seizoenen bij Cappellen wanneer hij opnieuw een stapje terugzet. Na een jaartje in bevordering bij Sint-Lenaerts, belandt hij bij Gooreind VV. ” Stefaan Janssens, een goede vriend en mijn huidige werkgever, vroeg me meerdere malen om de overstap naar Gooreind te maken. Ik stond er echter weigerachtig tegenover. In derde klasse kreeg ik al heel wat schoppen en ik vreesde dat tweede provinciale nog erger zou zijn. Uiteindelijk zei ik dat een transfer enkel mogelijk was als mijn zoon Dario ( nu 22, nvdr) ook voor Gooreind zou spelen. Janssens overhaalde Dario, zonder mijn medeweten, waardoor ik verplicht was om te volgen. We promoveerden meteen naar eerste provinciale.”

Dit seizoen miste Gooreind op een haar na de promotie naar vierde klasse. Het moest pas buigen in de finale van de eindronde, waarin Merksem zich sterker toonde. “Zelf speelde ik ongeveer de helft van de wedstrijden. Ik kan nog perfect negentig minuten aan, al is mijn snelheid serieus afgebot. (lacht) Ik word nog steeds niet graag gewisseld, zelfs niet in de 88e minuut. Want ik heb altijd het gevoel dat ik nog een doelpuntje kan maken. Hoe harder ik vroeger trainde, hoe beter ik in het weekend speelde. Nu ga ik niet meer iedere training voluit, anders ben ik op zondag niks meer waard. Er werd me ook al regelmatig gezegd om het rustiger aan te doen, maar dat lukt niet. Ook als ik tijdens de wedstrijd balverlies lijd, wil ik mijn fout meteen rechtzetten. Dan jaag ik mijn tegenstander op, desnoods tot aan de eigen hoekschopvlag. De laatste drie jaar ben ik spijtig genoeg vaak geblesseerd. Al zijn het niet altijd heel ernstige blessures, vooral spierscheurtjes en verrekkingen.”

Hoe vaak hij er al aan dacht om de schoenen aan de haak te hangen? “Ieder seizoen opnieuw”, lacht Severeyns. “Maar ik krijg enorm veel waardering van de trainers en ploegmaats. En dat heb ik eigenlijk wel nodig. Misschien stop ik niet vooraleer ik eens in hetzelfde elftal als mijn zoon kan spelen. Dario staat echter niet vast in de eerste ploeg. Zelf was ik vaak out, dus samen spelen zat er nog niet in. Ja, misschien is Dario wel mijn drijfveer om nog verder te voetballen. Ik hoop dat de coach ons volgend jaar eens samen in het elftal gooit.”

DOOR BART PLASSCHAERTS – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

“Zonder een genaturaliseerde Josip Weber had ik het WK in 1994 waarschijnlijk wel meegemaakt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise