De coach van revelatie STVV heeft nog wat te verwachten van het leven. ‘Anders was ik er nu niet meer.’ Jacky Mathijssen voor en na de schedelboring.
Jacky Mathijssen : “Waaraan ik denk ? Zoals de meeste mensen die mij goed kennen, denk ik : de binnenkant van Jacky Mathijssen ? Je staat voor een onmogelijke opgave. Wat dat betreft ben ik iemand die vrij introvert is, of toch zeker zoveel mogelijk dingen voor zichzelf houdt. Dat komt ook omdat ik door het voetbal of door hetgeen ik hier nu doe, heel dikwijls in kwetsbare posities kom. Eén van de sterktes die je dan zelf in de hand houdt, vind ik, is dat je alle troeven voor jezelf houdt. Ik redeneer : wat ik in de hand heb, weet niemand. En dat kunnen vroeg of laat, ook over vijf jaar, mijn sterktes worden. Als ik ze nu op tafel leg, ben ik misschien ook gewonnen, maar het spel gaat verder natuurlijk. Daarom.
“Vroeger had ik dat nog feller, was ik nog introverter. Maar feit is alleszins ook dat ik niet graag bepeuterd word. Zelf ben ik ook niet iemand die bij anderen gaat peuteren, zelfs niet in de eigen familie.
“Als kind had ik een zekere verlegenheid. Terughoudendheid, schuchterheid. Iets wat ik geregeld ook hoor van mensen die in hun leven – tussen haakjes – iets bereikt hebben, in de sport of in de zakenwereld, als ze op tv of in bladen op hun kindertijd terugblikken. Ik vraag me af : nu bekijk je dat zo, maar was dat ook effectief zo ? Ik denk niet dat het verlegenheid was. Het heeft te maken met groei en evolutie in het je verbaal uiten en manifesteren. Het was trouwens ook alleen maar naar volwassenen toe, en ik heb het ook nooit als een probleem ervaren.
“Ik gooide mij wel nooit in een strijd zonder dat ik wist waaraan ik begon. Anderen deden dat wel en waren dan de ene keer de grote man en de andere keer de pineut. Dat risico nam ik niet. Ik ging niet zomaar direct reageren op bepaalde dingen die rond mij gebeurden, ik was iemand van : opletten, uitkijken, eerst denken, tijd nemen en dàn pas… Ik ben altijd iemand geweest die iets meer tijd nodig had en als de kans zich voordeed die ook heeft genomen. Ik denk hierbij aan de kleine, middelgrote problemen die zich in een club ook voordoen. Als ik het probleem ken, kies ik liever het moment uit dat ik het aanpak.”
“Ik ben afkomstig van Dilsen, een kerkdorp van een paar duizend zielen, en heb een zus die drie jaar jonger is. Mijn vader werkte 25 jaar in de mijn, meestal in de nachtdienst; mijn moeder was huisvrouw. Als je vader mijnwerker is, is het enige wat die man bezielt : ik moet ervoor zorgen dat mijn zoon niet ook in de mijn terechtkomt ! En dat heeft hij ook altijd zo gedaan. Voor de rest was ik toch redelijk vrij. Heel weinig regels. Wel een aantal voorwaarden die altijd moesten ingevuld worden, maar van daaruit was het plantrekkerij. Mijn ouders zeggen altijd : jij kon je plan trekken, wij waren gerust omdat wij wisten dat je grenzen kent; het zal de braafste en de makkelijkste niet zijn, maar hij zal op tijd weten wanneer hij ergens weg moet blijven of wanneer hij zijn mond moet houden.
“Mijn jeugd was : de ganse zomer zwemmen. Van 1 juli tot 31 augustus, van ’s morgens tot ’s avonds aan de Maas liggen of in de met water volgelopen grintgaten. Zwemmen, ravotten, vissen. Alles rond en met water. Dat is typisch voor Maaslanders. Je leert leven met het water. Ook met overstromingen. Er is geen paniek. Ondertussen zijn de winterdijken wat verstevigd, maar toen ik x-aantal jaren geleden achteraan buiten keek, wist ik : nu heb ik nog vier, vijf uur om de kelder leeg te halen, want het water komt eraan.
“Nu ik zelf ook een kleintje van 4 jaar heb, zeg ik : je kunt je kind verbieden om kort bij het water te gaan, maar ik vind dat ik mijn kind moet leren zwemmen. Zo redeneerde mijn vader ook. Ik kan me goed herinneren dat hij zei : kan je zwemmen op school ?Goed. We gingen samen naar het water, zwommen daar twintig minuten samen, waarna hij zei : oké, ik weet genoeg. Vanaf dan kon het. Als ik één ding heb overgehouden van mijn eigen opvoeding is het : maak je kind zo behendig en zo slim mogelijk, geef het zoveel mogelijk mee en laat het dan los.
“Voetballer worden, is nooit mijn droom geweest en daar ben ik heel blij om. Ik heb het geluk gekend dat ik nooit geweten heb dat ik kon voetballen. Mede daardoor heb ik een hele fijne jeugd gehad. Er hing mij geen objectief boven het hoofd. Nu zie ik er sommigen die met tien jaar al voorbestemd zijn. Zo worden kinderen al opgescheept met een last op het moment dat ze nog niet moeten weten wat het woordje last betekent. Je wordt niet geboren om verwachtingen in te vullen, vind ik. Als je daarvoor aanleg hebt of voorbestemd bent, zal dat vroeg of laat wel jouw kant opkomen. Zo is dat in mijn geval ook geweest. Ik was 19 jaar en zat nog in provinciale. Ik heb zelfs nog mijn regentaat lichamelijke opvoeding kunnen afmaken en ook nog twee jaar voor de klas gestaan.
“Krachtsporten lagen mij niet zo, maar zodra er een bal bij te pas kwam, was ik de beste. Bij krachtsporten zit je ook al snel bij vechten, hé. En dat hoefde niet, vechten, dat heb ik nooit gehad. Niet in het begin, toen ik een schouder minder breed was, maar later ook nooit. Dat zat er totaal niet in. Ik heb dat nog wel eens gehoord op een reünie : jij vocht nooit. Neen, hoewel ik niet de makkelijkste was, hoor ik ook nog regelmatig. Ik won graag, regelde het graag, zag oplossingen die anderen niet zagen en kon wel goed vechten met mijn mond.
“Elk voetballertje heeft een fase waarin hij keeper wil zijn, zeg ik altijd. Dat is zoiets van : ik heb hem vast, hij is van mij. Dat gaat voorbij, maar bij mij ging het niet voorbij. Ik liep ook nog wel graag eens op, maar iets in mij zei toen : neen, dààr, in de goal, jij. Ik voelde mij daar ook goed in, behendig, en ik denk dat het toch ook een vorm van bepalend kunnen zijn was, die mij toen misschien nog onbewust aansprak, van daar alleen te zijn, daar alleen iets kunnen forceren.”
“Ik denk nog wel eens terug aan het ongeval, ja, omdat dat back to basics was. Want, als je twaalf, dertien, veertien jaar profvoetballer bent, waar leef je dan ? Je hebt een bepaalde status en een bepaalde leefgewoonte gekweekt. En veel dingen die niet zo evident zijn, zijn dan de gewoonste zaken van de wereld geworden. Tot het moment dat je eens echt met de voeten op de grond geraakt en zegt : jongens toch, ik hoop dat ik morgen weer kan bewegen.
“Het was een thuiswedstrijd op zaterdagavond tegen RWDM. Er komt een voorzet die onderweg nog een klein beetje gedevieerd wordt, waardoor ik mijn instapbeweging ook een beetje moet corrigeren. Op dat moment komt er een aanvallende speler, Nyssonen was het, van schuin achter mij aangelopen. Hij wil mij ontwijken, maar botst met zijn knie tegen mijn slaap. Vanaf dat moment weet ik niks meer, tot het ontwaken ’s anderendaags in het ziekenhuis.
“Gelukkig had men snel door dat er iets ernstigs aan de hand was. En gelukkig was een van de beheerders van Lommel anesthesist. En gelukkig was die zijn vrouw net dokter van dienst op die wedstrijd. En gelukkig ook dat die anesthesist het privé-nummer op zak had van een chirurg in Genk met een hele serieuze reputatie. En gelukkig dat die man die avond niet alleen juist van wacht was, maar dat hij op het moment dat hij werd opgebiept ook nog eens zo goed als vertrekkensklaar was.
“De puzzel klopte perfect. Daarom denk ik dat het zo moest zijn. De chirurg zei achteraf zelf : het zijn die 20 minuten die je hebt gekregen. Iedere minuut meer had dramatisch, fataal zelfs kunnen zijn, want het was echt een tijdsprobleem. Er was een bloeding van een bloedvat op de hersenen die voor druk op de hersenen zorgde en de hersenen zonder zuurstof dreigde te zetten. Omdat men net op tijd een gat in de schedel kon boren en zo de druk kon wegnemen, is er geen hersenbeschadiging – of toch niet in die mate dat het merkbaar is, hoop ik (lacht).
“Mijn linkerkant was verlamd. Dat eens meemaken, is toch wel raar voor iemand die van zijn lichaam moet profiteren om zijn brood te verdienen. Als plots wegvalt wat heel je leven evident is geweest, dan weet je : dit is gedaan, er komt nu iets anders op mij af. En dan komen de vragen. Wie is er belangrijk ?Wie staat hier nu rond mij ? Heb je die mensen wel gegeven wat ze verdiend hebben ?Waar heb ik mij vorige week nog druk om gemaakt ? Je bewustzijn wordt ruimer, ja, dat kan je wel zeggen. Je wordt heel bewust. Er is dat gevoel van : kijk, het had gedaan kunnen zijn met mij en in welke omstandigheden was ik hier dan niet meer geweest ? Wat heb ik het laatst nog gezegd, geroepen of gedaan ?Zouden sommige mensen wel beseft hebben hoeveel je om hen geeft ? Je wordt met je neus op de feiten gedrukt, je wordt door dat accident verplicht om alles een keer te herbekijken, een aantal dingen waar je vroeger niet aan dacht.”
“Door dat ongeval heb ik mezelf in bepaalde dingen gecorrigeerd. Om jezelf te kunnen corrigeren, moet je je eerst bewust zijn van wàt er moet gecorrigeerd worden en waarom. En dat is niet simpel, hé. Als je van jezelf gaat zeggen dat je iets niet deed zoals het hoort, is het meestal omdat je tegen de lamp bent gelopen, hé (glimlacht). Je moet het ervaren, aan den lijve ondervinden. Dat ongeval heeft mij veranderd, ja. Maar wie merkt dat ? Wie kent je écht ? Ik denk dat de mensen die dicht bij mij staan, familiaal dan, nu meer respect en waardering voelen, dat ik het nu meer durf te tonen ook, dat ik het nu makkelijker heb om het te laten voelen. Vroeger dacht ik daar veel te weinig aan. Ik was veel meer met mezelf bezig.
“Ik had al een bepaalde vorm van fatalisme in mij en dat is daardoor nog wel voor een deel versterkt, in de zin dat het zo heeft moeten lopen, maar het feit dat ik er nu nog ben, heeft ook iets te betekenen. Je kunt fatalist zijn en zeggen dat niks je interesseert, maar ik ben er eigenlijk veel positiever uitgekomen, in de zin dat ik denk dat het feit dat ik er nog ben, wil zeggen dat er vroeg of laat iets zal gebeuren waarin ik een bepaalde rol ga spelen. Het feit dat ik er op die manier ben uitgeraakt, dat ik nog over al mijn krachten kan beschikken, zowel fysiek als mentaal, betekent volgens mij dat er nog ergens iets moet komen. Het kan voor mij persoonlijk zijn, maar het kan ook mijn dochter of mijn vriendin zijn waar vroeg of laat iets mee zal zijn. Mijn dochter was er toen trouwens nog niet. Dat is ook zoiets. Het eerste waar ik op dat moment aan dacht, was : ik wil hier iets laten. Het is geen toeval dat een jaar later bij ons een kindje kwam. Dat soort dingen. Als er niks meer was, zou ik er nu niet meer zijn. Wat precies weet ik niet.
“Een religieuze betekenis geef ik er niet aan, of toch zeker niet in de vorm zoals religie doorgaans gezien wordt. Ik denk niet dat je per se godsdienstig moet zijn om te geloven.. in natuurkrachten, ja. Ik denk dat ik het meer in die richting moet zoeken.
“Verder denk ik dat ik met dezelfde vragen zit als heel veel mensen. Als ik alle problemen in de wereld zie, ook in Antwerpen bijvoorbeeld, dan vraag ik me soms af of de mensen die naar een oplossing aan het zoeken zijn het niet zodanig ver zoeken en zodanig ingewikkeld maken dat de gewone basisgedachte vergeten wordt. Namelijk proberen andere mensen gerust te laten en te laten zijn wie ze graag willen zijn. Leven en laten leven, ja. Maar blijkbaar is dat dus niet mogelijk,, nog niet mogelijk misschien. Ik kan dat moeilijk plaatsen, maar je zou gewoon graag hebben dat… Als ik Désiré ( Mbonabucya, nvdr) hoor, dan denk ik : hoe kan dat ?!”
“Voor het seizoen heb ik mij hier een keer laten ontvallen : wanneer hebben we eigenlijk genoten ? Tenslotte haalden we vorig seizoen toch 53 punten, een record voor deze club. We kwamen tot de conclusie dat we eigenlijk niét genoten hadden. Toen heb ik mij voorgenomen om mij dit seizoen toch af en toe eens te laten gaan of toch iets meer. Ik moet bekennen : het lukt me wéér niet (lacht). Jules ( Knaepen, nvdr) heeft mij al een paar keer gezegd dat ik daar veel spijt van zal krijgen, omdat iedereen weet dat dit niet kan blijven duren, dat er in het voetbal nu eenmaal goeie en moeilijke momenten zijn. Hij heeft gelijk, maar waarschijnlijk moet ik eerst eens een moeilijk moment meemaken vooraleer…
“Ik ben een beetje een controlefreak, ja. Dat mag ook. Dat moet zelfs, vind ik. Je hebt ook binnen de club een bepaalde rol te spelen. Dat hoort zo. Gelukkig moet ik daar weinig moeite voor doen, om die rol te spelen. Als keeper kreeg ik ook altijd complimenten dat ik controle, rust had, terwijl ik mij in feite helemaal niet rustig voelde. Controle hebben is altijd beter, ook in deze club, hé. Als ik soms andere trainers bezig zie, zeg ik wel eens : verdomme, dat is een kwaliteit. Ik moet dat bij mezelf nog verbeteren, nog sterker maken. Wat er binnenin gebeurt, is op dat moment eigenlijk niet belangrijk. Iemand die probeert rust over te brengen, wordt geapprecieerd. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is in de kleedkamer.
“Ik denk dat ik tegelijk rustig en onrustig ben en dat ik dat nu nog altijd goed onder controle heb. Ik zeg tegen iedereen wat ik denk dat ik moet zeggen om de club en mezelf beter te maken. Dat ik dat ook niet àltijd in alle rust kan zeggen, weet men hier ondertussen ook. Maar goed, het wordt ook geaccepteerd. Er zit zeker een soort gevoeligheid in mij, ja, maar wat is daar verkeerd aan ? Niks, behalve dat gevoelig en kwetsbaar zijn niet bij het werk horen dat ik nu doe. Daarmee zitten we weer bij het uitgangspunt van dit verhaal.
“Gelukkig zijn er thuis mijn vriendin en mijn dochtertje. Dat is gewoon een zegen voor mij. Zeker weten.”
door Christian Vandenabeele,
‘Gevoelig en kwetsbaar zijn, hoort niet bij deze job. Ook daarom hou ik zoveel mogelijk voor mezelf.’
‘Het lukt me ook dit seizoen weer niet om mij af en toe eens iets meer te laten gaan.’
‘Dat ongeval heeft mij veranderd. De mensen die dicht bij mij staan, voelen nu meer respect.’