Het heeft wat langer geduurd dan hij had verwacht, maar nu staat ook Laurent Fassotte er. ‘Misschien,’ zegt hij, denkend aan Emilio Ferrera, ‘heb ik wel iemand nodig die ervoor zorgt dat ik niet indommel.’

Hij staat er op het hele interview in het Nederlands te doen. Dat is opmerkelijk voor een 24-jarige Luikenaar uit Verviers, maar Laurent Fassotte houdt vol. Bijna twee uur lang vindt hij de juiste antwoorden op de vragen. Slechts een zeldzame keer informeert hij naar de juiste gevoelswaarde van woorden die hij gebruikt. Fassotte wachtte er niet mee om Nederlands te leren tot hij naar Lierse trok, zijn eerste Vlaamse club. Hij sprak het zelfs al vóór hij in Brussel bij RWDM ging voetballen, want leerde het als twaalfjarige op school in Pepinster. Tevreden stelt hij vast dat ook Marius Mitu, net als hij ex-RWDM, zich in Lier het Nederlands eigen maakte.

Gaat het Nederlands hem goed af, het Engels wil dan weer niet vlotten, geeft Fassotte toe, maar Spaans behoort wél tot zijn pakket. Dat komt door de voetbalkampen die zijn vader al vijftien jaar in het zuiden van dat land organiseert. Elke dag leest hij de kranten Mundo Deportivo en Marca om de ontwikkelingen bij Barcelona te volgen, zijn favoriete ploeg. En om helemaal duidelijk te maken dat hij iets heeft met talen : zijn vrouw werkt als taallerares op een school. Dat doet ze in de streek van Verviers, de stad in de buurt waarvan Fraipont ligt. Vanuit dat dorpje is het dat Fassotte doorgaans de verplaatsingen naar Lier maakt, met uitzondering van de paar keer per week dat hij in zijn appartement in Borsbeek overnacht.

Fassotte was de laatste speler voor wie Lierse vorige zomer een transfersom betaalde. Acht miljoen oude Belgische franken keerde het uit aan RWDM, waar het na het faillissement ook Jimmy Smet en Marius Mitu weghaalde, maar dan gratis. Fassotte was de aanvoerder van de ploeg, had er nog drie jaar contract, maar door de extrasportieve beslommeringen stuurde hij zijn makelaar Freddy Luyckx op pad. Dat leverde meerdere gegadigden op, maar de verdediger koos voor het eerder al geïnteresseerde Lierse. “Omdat Emilio Ferrera er trainer werd en hij mij wilde”, legt hij uit. “Ook La Louvière was een optie, waar Ariël Jacobs me nog kende van bij Molenbeek. Maar in de acht maanden dat hij bij Molenbeek werkte, had ik zoveel van Ferrera opgestoken, dat ik hem ook eens wilde meemaken in omstandigheden waarin hij alles tot in de puntjes kon voorbereiden.”

Ook Standard, waar je als jeugdspeler met een onvoldoende bent moeten vertrekken, wilde je. Dan wil je toch terug om hun ongelijk te bewijzen ?

Laurent Fassotte : Michel Preud’homme heeft inderdaad geïnformeerd, maar het sportieve plaatje was niet duidelijk. Ze wisten niet wie er trainer zou worden, wisten evenmin of er nog andere spelers voor mijn positie zouden bijkomen. Bij Lierse kénde ik de nieuwe trainer, wíst ik dat hij me wilde en kon ik een maand van tevoren perfect inschatten wie de andere verdedigers waren. Het contractvoorstel was aantrekkelijk en duidelijk. Ik had geen zin om tot augustus te wachten met het risico dat Lierse zou afhaken en ik geen club had. Vergeet niet dat ik bij Molenbeek, net als de andere spelers, al vier maanden niet betaald was.

Je bent de perfecte Belg. Je voetbalde in Luik, in Brussel en nu in Vlaanderen.

Ik wilde groeien als speler. Bij Standard had ik wel anderhalf jaar in de kern gezeten, maar vorig seizoen was pas echt mijn eerste in eerste klasse. Lierse staat voor jonge, Belgische spelers die voluit hun kans krijgen. Ook dat trok me.

Ben je verbitterd om wat je bij Molenbeek meemaakte ?

Nee, want ik kreeg er een kans die ik elders misschien niet had gekregen. Ook naast het voetbal was het een goede stap. Ik groeide op in Verviers, speelde bij CS Verviers, Standard en Wezet en kon nu van huis weg. Mijn vader drong er ook op aan dat ik op eigen benen ging staan en van een andere mentaliteit ging proeven. Ik kon ook naar Club Luik toen, maar dat had toen al financiële problemen en hun voorstel was niet zo interessant. Mijn manager, die zelf nog bij Molenbeek voetbalde, had nog goede contacten met Freddy Smets en zelf had ik ook een boontje voor die club. Ik herinnerde me Molenbeek als een gezellige club. Als kind vergezelde ik mijn vader vaak, toen die na zijn loopbaan als speler in vierde klasse voor zijn trainersopleiding de trainingen en de wedstrijden van Smets bij Molenbeek ging volgen. Dat was de tijd dat Vercauteren en Rubenilson er speelden. Mijn vader drong ook aan dat ik op appartement ging in de buurt van Brussel. Zo belandde ik in Dilbeek. RWDM had toen veel Brusselaars in de kern, vooral Franstaligen, maar het klikte. Ook met de supporters, die me als meest verdienstelijke speler uitriepen in een team met toch spectaculaire spelers als Kpaka en Kolotilko. Na het vertrek van Wilfried Godart werd ik zelfs kapitein, en dat als drieëntwintigjarige Luikenaar in een Brusselse ploeg.

Standard liet je gaan omdat je er niet meer aan spelen toe kwam. Dacht je toen dat het afgelopen was met eerste klasse?

Nee. Ik ben een laatbloeier, werd nooit opgeroepen voor nationale jeugdselecties. Veel spelers verdwijnen van de nationale jeugdploegen naar lagere afdelingen. Mij verging het omgekeerd. In de paar wedstrijden die ik in eerste klasse speelde, voelde ik dat ik niet tekort kwam. Alleen was de concurrentie met Cruz en Hellers groot . Ivic haalde me op voorspraak van Christian Labarbe naar de A-kern, net op een moment dat ik wilde vertrekken.

Waarom ?

Omdat ik een concreet aanbod had van derdeklasser AS Eupen en het na drie jaar voetballen met de beloften beu werd. Labarbe overtuigde me om nog even te wachten. Hij zag in mij kwaliteiten voor een goeie verdediger in eerste klasse, al ben ik van vorming geen echte verdediger. Ik debuteerde als spits en werd in die hoedanigheid ook als elfjarige door Standard bij Verviers weggehaald. Pas toen Cédric Roussel bij de scholieren van Standard kwam, verhuisde ik naar het middenveld. Nog bij de scholieren werd ik als libero Belgisch kampioen. Onze centrale as toen was er een waarmee je naar de oorlog kon : voorin Roussel, centraal Bernd Thijs, achterin ik en in doel Jean-François Gillet. Alleen kregen jonge spelers toen bij Standard minder kansen dan nu.

Toch spéélde je onder Ivic.

In augustus werd ik naar de kern overgeheveld, twee weken later tegen Charleroi stond ik in de basis. Dat ging goed, maar de volgende week was ik zestiende man. Heel het seizoen ben ik bij de zestien gebleven, maar gespeeld heb ik nog maar één keer : toen we Beveren met 6-0 afdroogden. Ik speelde uitzonderlijk als rechtsachter. Normaal was ik vrije verdediger – pas bij Wezet heb ik achterin met vier op één lijn leren spelen. In de voorbereiding op het tweede seizoen speelde ik altijd, een half uur of één helft, maar zodra de competitie begon, was ik er niet meer bij. Geen enkele keer, ik zat zelfs niet op de bank. Daarom aarzelde ik niet toen zes spelers in december met Christian Labarbe naar Wezet mochten, dat in tweede klasse tegen degradatie vocht. Daarna kwam RWDM op het juiste moment.

Wanneer voelde je daar dat het over was ? Want eerst waren jullie, de spelers, nog kwaad op de pers omdat die de club zogezegd destabiliseerde.

Als kapitein zat ik in een moeilijke positie. Ik was de go-between die eerst met de voorzitter ging praten en zijn boodschap vertaalde naar de spelers. Eerst geloof je de geruststellende woorden, maar later, wanneer ze achterhaald werden door de realiteit, geloofde ik hem niet meer. Het jaar voordien in tweede klasse waren we al een paar keer flink te laat betaald, maar uiteindelijk kwam dat altijd in orde. Daarom maakten we ons niet meteen zorgen toen het geld opnieuw uitbleef. Vanaf het trainingskamp in januari liep het mis. De laatste vier maanden kregen we ons salaris niet meer. Op het eind trainden we gemiddeld één keer per week, maar toch haalden we punten. Eén keer hebben we gestaakt op training, maar het hielp niets. Ik heb wel mijn nek uitgestoken toen de meeste spelers op een bepaald moment niet wilden spelen. Toen heb ik duidelijk gezegd dat ik wél zou spelen, desnoods in mijn eentje met wat juniores. Na tussenkomst van de trainer heeft iedereen uiteindelijk gespeeld.

Het was niet makkelijk. Buitenlandse spelers kwamen zonder geld te zitten en moesten uit hun appartement. Zij stuurden al hun geld naar hun familie in het buitenland en hadden zelf niets meer. Na de competitie wilden ze terug naar hun land, maar geld om een ticket te betalen hadden ze niet. Anderzijds hoopten ze door hier langer te blijven toch nog hun geld te recupereren. Sommigen wilden in het stadion blijven slapen, zodat ze ’s ochtends de manager en de voorzitter konden aanklampen om hun centen te krijgen. Maar niemand heeft nog een euro gekregen.

Je koos voor Lierse wegens de trainer, Lierse betaalde nog een transfersom voor jou, maar als enige nieuwkomer kwam je lang niet aan spelen toe.

Daar schrok ik toch van. Toen ik kwam, waren we met vier voor twee plaatsen. Ik ging ervan uit dat ik zou spelen, maar het gebrek aan trainingen de laatste twee maanden bij Molenbeek speelde in mijn nadeel. Mitu en Smets verkeerden ook in dat geval, maar mijn concurrenten staken in goeie vorm. De eerste week in de voorbereiding was ik ziek, de eerstvolgende oefenmatch was ik slecht. Eén week later, op de eerste grote afspraak tegen PSG, was ik er niet bij. Ook tegen Roda speelde ik geen minuut, alleen op Vitesse mocht ik invallen. Toen de competitie begon, zat ik op de bank.

Gelaten aanvaardde je je lot.

Ik heb Ferrera om uitleg gevraagd, maar hij vond me fysiek niet klaar. Ik heb zijn keuzes altijd gerespecteerd, heb ze nooit aangevochten in de pers. In zo’n situatie denk ik aan de ploeg, niet aan mezelf. Ik ga mijn kansen niet vergooien door de sfeer te verzieken en op training de verongelijkte uit te hangen. Uiteindelijk was ik toch invaller van een topploeg. In een oefenpartij op Leverkusen kwam de kentering. Tegen Moeskroen kwam ik aan de aftrap, maar de match erna was ik er weer niet bij. Misschien dat men mij enkele tegengoals in de laatste minuten aanrekende. Tijdens de winterstop, vóór de stage, ben ik met mijn vrouw een week naar Spanje getrokken, waar ik elke dag heb getraind om klaar te zijn. Mijn doel was de basiself tegen Lommel te halen, meteen na de stop. Dat is gelukt, maar mij hoor je nu niet zeggen dat ik voortaan alle matchen zal spelen. Met Emilio is niemand zeker van zijn plaats. Misschien heb ik wel iemand nodig die me af en toe prikt, om niet in te dommelen van zodra ik denk me in een comfortabele positie te bevinden.

Ben je tevreden met je huidige niveau ?

Ik wil altijd beter worden. Daarvoor moet je naast de trainingen extra werken. Op training leer je tactische zaken bij en werk je fysiek; aan de rest moet je zelf schaven. Eén keer per week ga ik onder begeleiding fitnessen. Ik laat me ook begeleiden door een diëtiste, laat geregeld mijn bloed controleren om na te gaan wat ik nodig heb, en ga wekelijks naar een mentaal begeleider in Brussel. Wilmots op het WK was technisch niet beter dan de andere spelers, maar het verschil zat hem in zijn wilskracht. Hij is mentaal sterk. Ik ben ervan overtuigd dat elke speler aan vertrouwen kan winnen. Ik wil ook rust uitstralen, op en naast het veld. Niet dat ik last heb van stress, sommige trainers vonden me zelfs nonchalant, maar die technieken om rustig te worden helpen je ook bij details, zoals je ademhaling controleren en sneller recupereren.

Je wordt een goed student genoemd. Waarom heb je daar niet volgehouden ?

Ik ben aan de universiteit van Luik begonnen met studies Lichamelijke Opvoeding, omdat ik in het voetspoor van mijn vader wilde treden. Maar de praktijkvakken waren niet te combineren met het voetbal. Soms moest ik op vrijdag twee uur zwemmen en ’s avonds met de reserven spelen. Later studeerde ik een jaar voor onderwijzer, maar toen ik een profcontract kon krijgen, ben ik gestopt, hoewel ik inderdaad een goed student was. Van mijn veertiende tot mijn achttiende stond alles in het teken van voetbal. Ik dronk niet, ging niet uit, droomde van een kans als prof. Als je dan je doel bereikt, ga je dat toch niet beleefd afwimpelen om verder te kunnen studeren ?

Waar ligt je limiet als voetballer ?

Dat weet ik niet. Ik wil altijd beter worden. Dromen mag. Ik denk wel eens aan het buitenland. Ook aan de Rode Duivels, hoor. Maar lukt het niet, dan zal ik er niet aan kapot gaan. Maar het helpt om mezelf een doel te stellen. Ik snap trouwens niet waarom niemand van Lierse al is opgeroepen voor de nationale ploeg. Wij spelen elke week met negen Belgen en staan al een heel seizoen bovenaan. Dat is toch niet normaal ?

door Geert Foutré

‘Toen de competitie begon, zat ik op de bank. Daar schrok ik van.’

‘Van vorming ben ik geen verdediger, maar een spits.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content