‘Toen ik naar België kwam,’ zegt Eli Ohana, ‘vroegen ze wat wij deden in Israël: voetballen zonder schoenen? Ze staken er de draak mee.’ De tegen Ajax gewonnen finale van de Europabeker veranderde veel voor de linksbuiten. Maar niet alles.

Ergens achter de horizon ligt België, terwijl Tel Aviv de zon ziet ondergaan in de Middellandse Zee. Vier getaande bovenlijven houden hun partijtje strandvolley voor bekeken en slenteren de dijk op. De lucht wordt donkerder; de ramen in de lounge weerspiegelen de luchters steeds helderder. In Hotel Renaissance – what’s in a name? – kabbelen de klanken van de pianist, die vooral zijn schouders het werk laat doen, zacht tot aan ons tafeltje.

Het wedstrijdblad van KV Mechelen-Standard dat voor ons ligt, doet op de achterkant een oproep om memorabilia en herinneringen te delen ter herdenking van de tegen Ajax gewonnen finale van de Europabeker voor bekerwinnaars op 11 mei 1988. John Cordier zag het kapitaal dat hij in KV Mechelen had geïnvesteerd toen ten volle renderen. Piet den Boer scoorde met het hoofd na een actie en een voorzet van Eli Ohana.

De Israëliër, achteruit gezakt in een van de lederen fauteuils, leunt voorover. “Zo, de Europese finale met KV Mechelen, hé?

“We hadden dezelfde voorbereiding als voor elke wedstrijd. We gingen twee dagen voordien op hotel, zoals we deden voor elke uitwedstrijd. Ik herinner het mij niet als iets anders dan voor de halve of kwartfinale. Wat we toen met Mechelen deden, is nu niet meer mogelijk. Kijk naar welke ploegen er allemaal in de UEFA Cup spelen. Dat maakt die prestatie van toen alleen maar groter – ook omdat de Champions League er nog niet was. De kwartfinale, de halve finale, de finale … elke stap was spannend en nieuw. De finale was anders omdat het één wedstrijd was, zonder heen en terug. Ik herinner mij alles eigenlijk als één verhaal. Iets groots. Hoeveel buitenlanders speler er nu gemiddeld in een Belgische club?”

Hij giet zijn flesje Sprite in een glas.

“Wij waren destijds met vier: ik, Rutjes, Koeman en Bosman. Vier. En maar drie konden meedoen, de vierde mocht zelfs niet op de bank zitten. Dat maakte het zoveel moeilijker om in de ploeg te raken. Israël krijgt nu meer respect in het voetbal. Toen ik destijds naar België kwam, vroegen ze wat wij deden in Israël: paardrijden? Voetballen zonder schoenen? Ze staken er de draak mee. Israël was niks.

“Die finale was het hoogtepunt van mijn voetbalcarrière. Van iedereen in die ploeg, behalve misschien van een paar spelers zoals Koeman of Rutjes, die nog meer Europese successen hebben gekend. De Europese beker winnen, ook al was het niet de belangrijkste, met een kleine, onbekende club in Europa, tot kort daarvoor zelfs in België, was fantastisch. John Cordier heeft de club toen groot gemaakt. Als je geld investeert, haal je vroeg of laat resultaten. Wie geld heeft, vindt makkelijker goede spelers en moet geen compromissen sluiten. Dat is overal in de wereld zo: money talks. En met geld bedoel ik bíg money. Het garandeert je geen succes, maar het maakt het leven makkelijker voor de trainersstaf, de spelers, het clubbestuur.”

Ajax moest in de finale kiezen tussen lengte en snelheid en wisselde Verlaat en Larsson centraal en op rechts in de verdediging van plaats. Dat werd later door sommigen uitgelegd als een vergissing van Barry Hulshoff, de trainer van de Amsterdammers, waardoor Ohana kon doorbreken.

“Ik weet niet of de trainer een fout maakte, hij zal zijn redenen wel gehad hebben. Nu ik zelf trainer ben, merk ik dat commentatoren te veel over één beweging of één speler in een wedstrijd praten. Die invloed daarvan is niet zo groot als de buitenwereld wil denken. Misschien slaagde ik geen tweede keer meer in die voorzet als ik tien keer de kans kreeg.”

Piet den Boer voelde zich later schuldig omdat hij Ohana na het doelpunt straal voorbijliep in plaats van hem te feliciteren voor zijn assist. Maar Ohana zit er niet mee. “De ontlading na die goal was zó groot, dat ik mij dat kan voorstellen. Hij kón niet nadenken, heel begrijpelijk.”

Martinique

“Het gevoel na die finale vergeet je nooit”, zegt Ohana. Maar over hóé hij de finale heeft gevierd, moet hij even nadenken.

“Ik denk dat we heel laat terugkwamen naar België. De luchthaven, champagne, een spontane viering. We stonden te dansen in de hal waar de bagage op de band rolde. In Mechelen reden we in een koets met paarden rond en werden we door de burgemeester op het balkon ontvangen voor duizenden mensen. In het stadion was er nadien een groot feest. Ik was ongelooflijk zat. Ik dronk en ik dronk maar, zoals iedereen trouwens. Mijn zus en mijn broer waren er ook, met mijn vriendin. Ze hebben mij naar huis moeten dragen. I was ‘kaputt’. Je liet je zó gaan dat je zelfs je naam vergat. Wat wil je? Ik was 24 en ik zat op het dak van de wereld. Het was ongelooflijk!”

Café Martinique was voor al wie Mechelen in het hart droeg the place to be.

“En ik woonde juist aan de overkant van de straat”, zegt Ohana. “Ik heb er altijd de voorkeur aan gegeven om op een appartement in de stad te wonen, niet in een huis. De Martinique was dé plaats voor de spelers. Na bijna elke thuiswedstrijd gingen we er iets drinken tot drie, vier uur ’s ochtends. Met De Mos, met iedereen. Iedereen was vriend van iedereen. Je trakteerde mekaar champagne en bier. Er hing een heel goeie sfeer. Dat was een belangrijk deel van ons succes, de sfeer. Dát en onze kwaliteiten waren als combinatie een killer. Ik speelde voor mijn leven. Je krijgt energie die je anders nooit hebt. Hier in Israël en ook in België heb ik wedstrijden gespeeld waarin de trainer mij zei: loop waar je wil, links, rechts, in het midden. Ik stond meestal op links, maar De Mos beperkte mij niet. In Israël maakte ik niet zo het verschil als in België.”

Hij wou in de seizoenen die volgden Mechelen verlaten. Het succes verzilveren. Atalanta Bergamo was ernstig geïnteresseerd. “Iedereen moest dat begrijpen. Ik was jong, ik kwam uit Israël naar Europa en ik kon daarna naar Italië. Een droom. Elke speler droomde daar toen van. Italië! Nu heb je Spanje, Engeland, Frankrijk, Duitsland … Maar toen was Italië … pfff … groot geld.”

Aad de Mos liet hem niet gaan. Ohana was razend.

“Ik was heel ontgoocheld. Het was een kans en ik mocht van de voorzitter vertrekken, maar De Mos wou de beste ploeg en dan heb je 22 spelers nodig. Ik moest blijven. Sindsdien heeft hij geen groot succes meer gekend, hé? Overal in het midden van het seizoen of het volgende seizoen weg. Maar hij blijft, vind ik vandaag nog altijd, een goede trainer. Het bewijst alleen maar wat ik zei: dat je de grootste trainer kan worden als de connectie er is met de spelers. Ik mocht De Mos wel, ook al is vaak gezegd dat ik ruzie met hem had. Hij moest beslissingen nemen. Nu komen spelers míj als trainer soms vragen waarom ze niet spelen. Dan zeg ik: er kunnen er maar elf op het veld staan. Toen begreep ik dat niet; nu ik zelf trainer ben, kan ik De Mos begrijpen.”

Staande ovatie

Bijna alles aan Mechelen is in zijn herinnering leuk.

“Ik speelde een vriendschappelijke wedstrijd met mijn ploeg tegen Mechelen, vijf, zes jaar geleden, en er zat 6 à 7000 man. Voor een vriendschappelijke wedstrijd! Staande ovatie van twee, drie minuten. Ook de Israëlische tv was er en toen de mensen het hier te zien kregen, konden ze het niet geloven. De mensen kennen je nog?! Ze houden van je?! I was so excited … Na al die jaren dat ik er weg was … Ik zei tegen de mensen in Israël: leer! Ze willen met je op de foto komen staan. Sommigen waren ten tijde van de finale nog jong en nu ondertussen getrouwd en hadden kinderen en kwamen vertellen dat ze hen over mij vertelden. Fantastisch.

“Die loyaliteit is mooi. Het is niet dat er in Europa geen kritiek of gejoel bestaat, maar zelfs dát doen ze in Europa met respect. In Israël is het nasty als ze tegen je zijn. Really nasty. In België vond ik dat nergens. Als ik hier in Israel interviews geef, zeg ik altijd: laten we leren van Europa!

“Ze respecteren mij hier in Israel vandaag ook nog altijd, maar ik zeg je: als je je hele leven gerespecteerd wil worden, word geen trainer ( grijnst). Luister, als ik naar Jeruzalem ga, ben ik nog altijd een icoon. Als ik met Kfar Sava ( de ploeg waarvan hij trainer is, nvdr) tegen Beitar Jeruzalem ga spelen, roept het hele stadion mijn naam. Ze moedigen mij de hele wedstrijd door aan. Maar afgezien daarvan: als je trainer bent, ga je door goeie en slechte periodes. Hoe beter je als speler was, hoe groter de verwachtingen en de kritiek. Zo gaat dat. Je ziet niet veel grote spelers trainer worden en ze wéten waarom.

“In Israël herinneren ze zich mijn verleden en mijn club, maar niet zoals in Europa. Telkens als ik terug ga naar Mechelen, zie ik de opwinding bij de mensen, willen ze op de foto met mij. Het respect dat ik dan telkens voel, voel ik nergens anders buiten Europa. In Europa respecteren ze je verleden. Als je je het verleden niet herinnert, zal je waarschijnlijk geen toekomst hebben. Je moet je verleden respecteren. Maar in Israël ben ik, I’m happy to say, nog altijd een naam. De jonge spelers die met mij als voorbeeld opgegroeid zijn, respecteren mij enorm.”

Shampoo

Vierenveertig is Eli Ohana nu. Hij oogt nog altijd rank, maar de haren zijn grijzer geworden en de lokken in zijn hals korter.

“Toen ik 29 werd en terug in Israël was, vond ik het genoeg geweest. Maar het was een grote mode geworden hier. Iedereen liep met hetzelfde haar. Kinderen vroegen bij de kapper om een Eli Ohanakapsel.”

Hij rijfde er zelfs een lucratieve reeks commercials voor shampoo van Head & Shoulders mee binnen. “Dat was een groot succes in Israël. Tot de dag van vandaag – en het is toch al twaalf of dertien jaar geleden – herinneren ze mij daaraan. Ze hebben er mij, als ik het achteraf bekijk, niet eens genoeg voor betaald ( lacht). Wat ik toen met die finale bij KV Mechelen verdiende, was goed, maar als je het vergelijkt met de dag van vandaag was het very small money. Peanuts eigenlijk.”

Heeft hij er nadien genoeg uit gehaald, uit het succes?

“Neen. I made nothing. Niets. Ik ging niet naar Italië. Maar ik kon wel terugkeren naar Israël en een grote ster zijn. Dat was een groot voordeel voor mij: dat ik altijd terug kon naar mijn land. Het eerste jaar kon ik niet naar Italië, daarna ging het wat minder en kreeg ik blessures. Dus ik ging naar Braga, in Portugal. Het heeft door die blessures twee maanden geduurd voor ik kon spelen en toen ik eindelijk speelde, wilden ze heel graag dat ik bleef. Ze hebben mij echt een fantastisch contract aangeboden, veel hoger dan wat ik in Israël kon verdienen. Ik herinner mij nog dat Paul Courant ( destijds de manager van KV Mechelen die hem naar de club haalde, nvdr) naar de laatste wedstrijd kwam kijken – ik scoorde twee keer en we bleven in de eerste klasse – en mij vroeg om erover na te denken om terug naar Mechelen te komen. Maar ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik zelfs niet terug zou komen wanneer ik gestopt zou zijn met voetballen. Omdat ik voelde dat mijn carrière daar vastgelopen was. Ik had naar het hoogste niveau in Europa gekund – niet zoals Cristiano Ronaldo, daar was ik niet snel genoeg voor – maar het niveau daaronder, daar kon ik zeker geëindigd zijn. In een goeie club. Maar ik voelde ontgoocheling omdat de zaken niet gingen zoals ik wilde. Mijn toenmalige vrouw wou ook terug naar Israël. Toen kwam de aanbieding van Beitar, dat in de tweede klasse zat. Het was moeilijk omdat de ploeg het geld niet had. 375.000 dollar, dat was toen zoals vijf miljoen dollar nu. Véél geld. Ik herinner mij dat de voorzitter een sponsor 300.000 dollar liet betalen. Ik heb zelf nog 75.000 dollar betaald. We begonnen in de tweede klasse, werden kampioen en een paar jaar later nog eens in de eerste klasse. Dat ik van de Europese kampioen naar de tweede klasse kwam, dat maakte mij nog meer een god in Israël. Maar ik had geen twijfels: ik wist dat we een grote ploeg zouden worden. We speelden uiteindelijk vier keer kampioen.”

Trainer van Mechelen

Twee keer trainde hij na zijn spelerscarrière zijn geliefde Beitar Jeruzalem; nu leidt hij als een van de oudste trainers in Israël het bescheiden Kfar Sava, dat zich in de onderste kant van de rangschikking ophoudt.

“Natúúrlijk wil ik graag een ploeg trainen met meer geld, een ploeg die kampioen kan worden. Maar, zoals we in het Hebreeuws zeggen: rijk is hij die gelukkig is met wat hij heeft. Ik vergelijk niet met anderen: ik ben gelukkig. Mijn trainerscarrière is alleen nog niet gegaan zoals ik denk dat het zou kunnen gaan. Maar he, ik ben nog jong, ik ben pas 44. Het duurt alleen iets langer dan ik dacht, maar het komt wel. Kfar Sava vroeg mij toen ze bijna in de tweede klasse zaten en om eerlijk te zijn: ik kreeg geen enkele andere aanbieding. In België was ik een hele goede speler; in Israël een van de grootste ooit. Maar als ik had kunnen kiezen, ik zou geen trainer geworden zijn. Zeker toen ik na een paar jaar waarin ik het was, zag wat het inhield. Ik doe het omdat ik ervan moet leven. Maar ik doe het niet alleen voor het geld, ook omdat ik nog altijd van voetbal hou.”

Misschien moet hij weer naar Mechelen komen om ook zijn carrière te lanceren?

“Wie weet. Ik zal je iets vertellen: toen De Mos een paar jaar geleden general manager werd, heeft hij met mij gepraat. Hij wou dat ik kwam als trainer. Maar nog voor hij had beslist, heb ik hem gezegd dat ik nog te jong was – ik zat in mijn tweede jaar als trainer. Ik moest een beetje meer ervaring hebben. Misschien zouden we het later doen.”

Maar trainer hoopt hij wel nog enige tijd te blijven. Want hij moet, alle egards ten spijt, wel nog werken voor de kost.

“Ja, absoluut. Je verdiende toen niet zoveel als nu en I love to live. Om op hetzelfde niveau te blijven leven moet ik werken en geld verdienen. Ik geef graag geld uit. Ik geef veel geld uit. Goed restaurant, leuke auto, mooie kleren, tof huis. Dat kost geld.”

Cocaïne ook.

Ohana’s repliek is onverwijld en zonder verpinken.

“Ik zal je uitleggen wat er gebeurd is. Een paar jaar geleden stond een zinnetje in een grote krant dat een belangrijke, grote trainer uit de eerste klasse op een feestje is gezien terwijl hij cocaïne gebruikte. Zonder naam. Op het internet hebben de mensen besloten dat het om mij ging. Ze zouden volgens wat ik het salamisysteem noem elke dag een nieuw schijfje nieuws daarover brengen. Terwijl niemand in de krant schreef dat het om mij ging, alleen de mensen op het internet.

“Op een dag kwam mijn zoon thuis. Hij zei dat hij gehoord had dat zijn vader een junkie was. Dat kon ik niet laten passeren. Toen heb ik op tv een groot interview gegeven in prime time. Recht in de camera. Ik heb gezegd: áls ik cocaïne wil gebruiken, ga ik dat toch niet op een feestje doen? Dan doe ik dat thuis. Ze zijn de dag nadien meteen opgehouden met die geruchten. Niks salamisysteem. Geruchten kunnen je kapotmaken, maar ik voelde mij sterk.”

Beautiful België

Contact met de ploeggenoten van toen heeft hij nog sporadisch.

“Vroeger soms met Erwin Koeman, onze vrouwen kwamen ook goed overeen. Lei Clijsters heb ik nog ontmoet. Een grote kapitein. Veel persoonlijkheid. Piet den Boer zag ik een paar jaar geleden nog toen ik in België was. We hebben samen geluncht. Michel ( Preud’homme, nvdr) heb ik een paar keer in Israël gezien, toen we tegen Benfica speelden. Het is moeilijk om contact te houden, maar als ik spelers van toen zie, voel ik me in gedachten weer twintig jaar teruggaan. Bosman, Rutjes, Sanders, Emmers, De Mesmaeker, De Wilde, Deferm, Hofkens …”

Op 10 mei is er in Mechelen een reünie gepland van de ploeg. Misschien zal Eli Ohana er ook zijn.

“Als ik met mijn ploeg zeker ben dat we in de eerste klasse blijven, kom ik. I’d love to come. Herinneringen ophalen en zien dat we allemaal oud worden. Beautiful. België zal altijd bijzonder blijven voor mij. Ik hou nog altijd van het eten in België. Ik at bijna elke dag buitenshuis. Toen Itzhaki en Barda naar België gingen, zeiden ze dat het saai was. Ik zeg: hoe bedoel je, saai? Je maakt zélf je leven saai of niet saai.”

Hij mag dan onlangs gescheiden zijn van zijn vrouw, hij vond nieuw geluk bij zijn twintig jaar jongere vriendin. Het imago van playboy dat hij in Mechelen meedroeg, heeft hij blijkbaar nog niet van zich afgeschud.

Of zijn ook dat geruchten?

“( lacht) Ik was jong, knap, succesvol, populair, had geld, dus … Als je dán niet leeft, tja, wanneer moet je het dan wél doen? Maar ik deed niet meer dan nodig was. I did it in control. Vandaag kan ik zeggen, ja, ik was een playboy, enfin, ergens in het midden tussen playboy en het tegengestelde ( grijnst).”

Hij straalt boven alles rust en tevredenheid uit.

“Mijn persoonlijkheid is zo dat ik nooit terugkijk. Nooit. Wat helpt het? Laten we er het beste van maken zoals het is. Het is jammer, want ik had er zoveel meer van kunnen maken. Maar het is nu eenmaal zo. Niets kan mij euforisch maken of in de put duwen: ik neem alles in proportie. Want als je de proportie uit het oog verliest, kan je gek worden. Ik heb vier jaar lang een ander leven kunnen zien, andere mensen leren kennen. Het is goed zo: ik ben altijd blij met mijn deel.”

De lounge blijkt ondertussen gevuld met keuvelende gasten. Links een joodse familie met kinderen, rechts een groep stevige Amerikanen, tegenover ons een lege stoel. Eli Ohana is opgestaan en schudt ons de hand. Of we ze in Mechelen de groeten willen doen?

Een glimlach van de liftboy als hij passeert, een vriendelijk knikje terug en Eli Ohana wandelt, sleutels in de hand, het hotel uit, tussen de pianoklanken de herinnering van een warm mens achterlatend en op het tafeltje zijn glas, half leeg gedronken. S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content