Hij ging net voor een recordbedrag naar Old Trafford, maar toch blijft de Spaanse international een atypische voetballer, die zich in zijn vrije tijd bezighoudt met lezen en studeren.

Lezen en studeren, jawel: Juan Mata is een grote literatuurliefhebber. “Ik lees zo veel ik kan”, zegt hij. “Zo leer je iets bij en verruim je je geest. Ik hou bijvoorbeeld heel erg van de romans van Haruki Murakami en J.D. Salinger, hoewel ik de laatste tijd eerder wat klassiekers gelezen heb, van Paul Auster en Jorge Luis Borges. Ik heb enkele vrienden met goede smaak die me af en toe een tip geven. Ze hebben me net Ham On Rye (vertaald alsKind onder kannibalen‘, nvdr) van Charles Bukowski in handen gestopt. Héél goed, en wat ook wel opmerkelijk is: het is het eerste boek dat ik in het Engels lees. Grappig toch, mijn Engels verbeteren met Bukowski!”

Herken je je ook in wat hij schrijft?

Juan Mata: “Ik lees hem graag, maar dat betekent nog niet dat ik me erin herken. Het is een wereld en een manier van denken die haaks op de mijne staat. Maar dat maakt het net zo boeiend. Daar hou ik van bij het lezen van een boek: andere werelden leren kennen. Bukowski was een vrije denker. Ik hou ervan zulke schrijvers te lezen, precies omdat ik zelf niet kan zijn zoals zij. Nu goed, met het leven dat hij leidde, had hij ook geen voetballer kunnen worden!” (lacht)

Wat voor leven leidt een voetballer zoals jij trouwens in Londen?

“Paradoxaal genoeg een veel rustiger leven dan in Valencia. Londen is een uitgestrekte stad, heel kosmopolitisch, met veel mensen die niet van voetbal houden – en gelukkig maar! (lacht) Ik werd niet vaak herkend en kon dus van het stadsleven genieten. Ik vond het fijn om na de training het gevoel te hebben dat ik het werk achter me kon laten zoals een doorsneeburger. Ik ben vaak te voet en met de metro door Londen getrokken. Bovendien was het culturele aanbod er indrukwekkend. Ik ben naar heel wat musicals geweest, veel concerten ook – vooral in de Royal Albert Hall, een ongelooflijke zaal – en ik ben zelfs naar het Cirque du Soleil gaan kijken.”

Fernando Torres en Oriol Romeu woonden er al toen jij arriveerde. Hebben zij je als landgenoten wat raad gegeven?

“Ik weet nog wat het eerste was wat Fernando Torres tegen me zei: ‘Eet een keer fish and chips en dan zal je wel merken wat het is.’ Hij had gelijk: ik vond het maar niks. Net als de etenstijden. De mensen eten hier om eender welk uur. Als je tussen drie en vijf over straat loopt, weet je nooit of ze nog aan het middag- of al aan het avondmalen zijn. Als we met Chelsea om één uur ’s middags een wedstrijd moesten spelen, aten we als ontbijt worstjes, gebakken spek, groene boontjes… Daar had ik in het begin veel moeite mee. Ik dacht: verrek, hoe kun je nu zulke dingen eten als ontbijt! Maar goed, ik ben het nu gewend. Dat bewijst dat ik me perfect aangepast heb!” (lacht)

Ben je ook als voetballer moeten veranderen om je aan de Engelse competitie aan te passen?

“Neen, dat is allemaal heel natuurlijk gegaan. Dat ik hier ben, komt doordat mijn kwaliteiten van in het begin in de smaak vielen bij André Villas-Boas en Roberto Di Matteo. Het zou dus dwaas geweest zijn om te veranderen.”

Wat zijn die kwaliteiten volgens jou?

“Als mens of als voetballer?”

Als voetballer. Maar als je zin hebt om te praten over je kwaliteiten als mens, ga je gang…

(glimlacht verlegen) “Laten we ons dan maar beperken tot het voetbal. Dat is al pretentieus genoeg… (begint snel met opsommen) Ik ben linksvoetig, kan op beide flanken spelen en ook op het middenveld achter een diepe spits. Ik hou van veel balcontact, laat het spel vloeiend verlopen en probeer beslissende passes te geven, dat is zo ongeveer mijn job. En ik scoor ook graag, want dat is het mooiste in voetbal. Een verdediger zal je vertellen dat hij veel plezier beleeft aan een tackle en het afpakken van de bal, maar zelfs hij zal nog altijd het liefst van al een bal binnen schieten. Iedereen wil doelpunten maken. Daar gaat het om in voetbal. En tegelijk is dat het meest zeldzame.”

Lampard en Terry

Bij Manchester United speel je samen met Wayne Rooney en Robin van Persie, bij Chelsea waren dat Didier Drogba en Fernando Torres. Moet jij anders spelen naargelang van wie er voor je staat?

“Met Didier Drogba speelden we bijna blindelings volgens een vast stramien. Dat was een vechter, je gaf hem de bal en je wist dat hij op zijn minst een fout van de tegenstander zou uitlokken. Daardoor hadden we soms de neiging wat te veel op hem te leunen. Het was bijna een natuurlijke reflex, alle grote spelers trekken de bal aan en hij nog meer. Met Fernando was het anders, hij vroeg minder de bal, was niet zo’n magneet als Drogba. Hij speelde niet graag als targetman en dook liever de ruimtes in. Drogba nam de bal aan met de rug naar het doel en liet zo heel de ploeg bijsluiten. Fernando speelt het liefst met zijn neus naar de goal.”

Waarom heeft Torres het volgens jou zo moeilijk gehad bij Chelsea?

“Als men 58 miljoen euro voor jou betaalt en je wordt de duurste aanvaller uit de Premier League, dan wil je het goed doen. Misschien te goed. Vooral hij, want Fernando is iemand die weet waar hij vandaan komt, een bescheiden jongen die de waarde van geld kent. Maar hij is natuurlijk aanvaller en zoals ik al zei: scoren is het meest zeldzame wat er gebeurt op een voetbalveld. Als je dan een tijdje de weg naar het net niet vindt, dan begin je te twijfelen en wordt het erg lastig. Maar wat mij betreft, is hij een van de beste spitsen ter wereld.”

Welke relatie had jij met Roman Abramovitsj?

“Het is een heel discrete en teruggetrokken persoon. Niet iemand die per helikopter naar een training komt. Ik denk dat hij van Chelsea houdt, graag het gras onder zijn voeten voelt en wil weten hoe het met de groep gaat. De eerste keer dat hij met mij kwam praten was om me te feliciteren. Dat raakte me want ik had het gevoel dat het uit zijn hart kwam. Hij was ook aanwezig bij de finale van het EK. Toen ik de tribune beklom om de trofee op te halen, heb ik hem gezien tussen het publiek.”

Je hebt ooit gezegd dat je voorbeelden bij Chelsea Frank Lampard en John Terry waren. Was dat geen verspreking?

“Helemaal niet, dat meende ik. Alle spelers die naar Chelsea komen, zouden aan hen een voorbeeld moeten nemen. Ze zijn samen met de club groot geworden en ze staan in de geschiedenis van de club gegrift. Geen enkele andere ploeg ter wereld heeft de voorbije jaren zo’n groeicurve gekend en dat is dankzij hen. Als je iemand als Frank Lampard of John Terry zich helemaal ziet geven, ondanks alles wat ze hier al bereikt hebben, dan moet je hen wel volgen.”

Wat ik eigenlijk wou zeggen: ‘voorbeeldig’ is niet direct een woord dat het best bij John Terry past…

“Ik weet waar je op doelt, maar ik heb natuurlijk nooit met hem over die zaken gesproken en ik heb ook geen zin om daarop in te gaan, want zijn extrasportieve problemen gaan mij niet aan. Natuurlijk heeft dat hem geraakt, zijn hele privéleven werd uitgesmeerd in de pers. Dat is triest, want de kerel die ik zich elke dag op training zag dubbelplooien, kwam niet overeen met het beeld dat in de pers werd opgehangen. Als je een helpende hand met iets nodig had, dan was hij altijd daar. En zelfs al heeft hij fouten begaan, moeten die hem dan heel zijn leven achtervolgen? Iedereen maakt fouten.”

Mentale blokkade

Heb je met de Londenaars wel eens over de economische crisis in Spanje gesproken?

“Ja, meermaals. De vraag die je dan het vaakst hoort is: hoe kan het dat jullie economie zo slecht draait terwijl jullie voetbal zo floreert?”

Wat antwoord je dan?

“Dat het paradoxaal is – op het randje van onrustbarend – dat het voetbal het laatste is wat nog blijft functioneren in Spanje. De situatie is moeilijk. Je moet maar door Londen wandelen om je te realiseren hoeveel Spanjaarden hier zijn komen werken, dat is te gek voor woorden. Ze hopen hier bepaalde jobs te krijgen die ze in Spanje niet vinden. Ik heb heel wat vrienden met een diploma op zak die in die situatie verkeren. Het voetbal draagt daar niets aan bij, het kan juist de zinnen even verzetten.”

En wat zeg je over de vaststelling dat het met dat Spaanse voetbal wel zo goed gaat?

“Dat we momenteel de beste periode uit de Spaanse voetbalgeschiedenis meemaken, dat is alles, en daar moeten we van profiteren. De dag dat alles veranderd is, is voor mij de kwartfinale van het EK 2008 tegen Italië (Spanje won met de strafschoppen, nvdr). Ik was er wel niet bij, maar ik heb het gevoel dat een hele generatie zich daar van een mentale blokkade heeft bevrijd. We zaten al jaren in een neerwaartse spiraal en opeens was daar die strafschoppenserie, als het licht aan het einde van de tunnel.”

Zelf sta je momenteel eerder in de schaduw bij Spanje. Wat ontbreekt jou eigenlijk om een onbetwiste titularis te worden bij La Roja?

“Mijn probleem is dat ik de concurrentie moet aangaan met sleutelspelers die er al lang bij zijn en die gewoonweg alles gewonnen hebben.”

Je lijkt het wel opgegeven te hebben…

“Neen, ik ben gewoon realist. Ik accepteer mijn statuut van invaller binnen de Selección, geen probleem. Maar ik weet wel dat ik het potentieel heb om een basisspeler te zijn. Ik ben nog jong, ik heb nog heel wat te leren. Nog tijd zat om een belangrijke speler te worden voor La Roja.”

Universitaire studies

Je bent opgeleid bij Real Madrid, maar je hebt nooit een kans gekregen bij de profs. Hoe leg je dat uit?

“De club heeft altijd een goed opleidingscentrum gehad. In mijn lichting had je bijvoorbeeld Rubén de la Red, Javi García, Borja Valero, Álvaro Negredo. Sommigen van hen spelen nu bij de grootste clubs van Europa. Maar ja, de concurrentie is moordend bij Real. Er moet altijd resultaat geboekt worden, er is geen tijd om te wachten tot de beloften klaar zijn voor de strijd. Bovendien zijn de trainers van het eerste elftal vaak buitenlanders en geven zij dus de voorkeur aan de vedetten die ze in hun kern hebben. Bij Barcelona is dat anders, daar komen de coaches ook vaak uit de club zelf. Dat maakte de relatie tussen de profkern en de cantera wat soepeler. Je kunt stellen dat Barça erover nadenkt hoe ze moeten voetballen en Real hoe ze moeten winnen.”

In Valencia volgde je twee universitaire opleidingen. Is dat nu nog altijd zo?

“Ik ben nog altijd ingeschreven bij marketing en lichamelijke opvoeding, maar ik moet bekennen dat ik daar steeds minder de tijd voor heb. Bovendien moet ik mijn examens afleggen in Madrid, aan de universiteit. Dat lukt natuurlijk niet, dus voor het ogenblik staat dat een beetje on hold. Maar ik hoop die studies ooit wel af te werken. Op het gebied van marketing heb ik hier al heel wat geleerd. De Premier League en Chelsea of nu Manchester United zijn daarvoor ideaal: alles is er gericht op kopen en verkopen. Het imago is heel belangrijk. Zelfs voetballers gaan mee in die redenering. Een voetballer vandaag de dag verkoopt producten, een imago… het hangt allemaal aan elkaar.”

Wat verkoop jij?

“Ik heb niets te verkopen. Ik verkoop in elk geval geen imago. Ik doe me niet anders voor dan ik ben, een gewone burger. Ik speel geen voetbal om beroemd te worden, opdat de mensen me op straat zouden herkennen. Ik voetbal omdat ik dat graag doe, het is mijn passie en mijn beroep. Het voetbal is een deel van mijn leven, maar het is niet mijn hele leven.” ?

DOOR JAVIER PRIETO SANTOS

“Ik lees graag schrijvers als Bukowski, precies omdat ik zelf niet kan zijn

zoals zij.”

“De kwartfinale van het EK 2008 is de dag dat voor Spanje alles veranderde.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content