Jo Planckaert is recht door zee : het voorjaar was slecht, rotslecht. Zo slecht dat zijn ploeg Cofidis al liet verstaan dat hij naar een nieuwe werkgever mag uitkijken. En toch lacht Jo zijn tanden bloot.

Ruim twintig minuten te laat komt Jo Planckaert in zijn zilverkleurige Porsche de oprit van zijn bescheiden villa in het Oost-Vlaamse Nevele opscheuren. Een uurtje eerder – we schrijven kwart voor zes ’s avonds – heeft hij samen met trainingsmaatje Tim Meeusen bedacht dat het prachtig weer is voor een barbecue. Terwijl Tim vlijtig aardappelen, tomaten, worsten en brochetten uit de auto laadt, nestelt Jo zich in een tuinzetel om vandaaruit commentaar en instructies te leveren : “Schat, zet het vlees eerst in de frigo. Ga je de groenten al snijden ? De messen liggen daar in die schuif.” Waarop Tim : “Zeg smalle, ik woon hier toch al lang. Ga je die journalist geen primeur geven ? We zijn een koppel.” Waarop Jo’s bekende lach voor het eerst – maar zeker niet voor het laatst – over de maïsvelden achter zijn tuin schettert.

Het is de jongste Planckaert-telg niet aan te zien dat zijn voorseizoen alles behalve goed verlopen is. In februari won hij een rit in de Ster van Bessèges, een Franse openingskoers waar Jo ieder jaar op de afspraak is. Daarna ging het steil bergaf : een hardnekkige bacterie vond het prettig wonen in zijn darmen en olijke Jo werd koers na koers gelost, enkele ereplaatsen in Dwars door Vlaanderen (vierde), de E3 Prijs Harelbeke (negende), de Driedaagse van De Panne (tweede in de derde rit) en de Scheldeprijs (zesde) niet te na gesproken. Ook dit jaar gooide Jo het juk van eeuwige belofte niet van zich af.

Wat is er precies misgelopen ?

Jo Planckaert : Ik heb hard getraind deze winter en de Ster van Bessèges was heel goed voor de moral : een ritje gewonnen en ook bergop kon ik met de besten mee. In de Ronde van de Middellandse Zee moest ik opgeven nadat ik mijn knie tegen de stuurstang stootte. Vervolgens zette ik mijn zinnen op een koers in Spanje en daar heb ik op vrijdagavond waarschijnlijk iets verkeerd gegeten in het hotel. ’s Zaterdags had ik al diarree en in de koers van zondag waren mijn benen zo slap als wat. Tien dagen later losten ze me zelfs in een wedstrijd voor liefhebbers. Omdat ik constant de neiging had om over te geven, stuurde de sportdirecteur me naar een ziekenhuis in Parijs, waar ze in mijn maag keken en tot de conclusie kwamen dat ik een maagbreuk had. Ik vertelde de dokters dat ik daar al twee jaar mee rondloop en dat het probleem zich meer in mijn darmen situeerde, maar ze stuurden me naar huis met pilletjes tegen de diarree. Nog eens veertien dagen later liet ik mijn stoelgang testen bij de huisdokter en ’s anderendaags wist ik dat het om een salmonellabacterie ging. Ondertussen was de helft van het voorseizoen al naar de vaantjes.

Hoe heb je die maagbreuk opgelopen ?

Die dateert van mijn eerste jaar bij Cofidis, toen ik in de Ster van Bessèges meteen de trui pakte. We stonden maar acht seconden voor en moesten een ploegentijdrit over twintig kilometer rijden. Op papier hadden we de beste ploeg met Frank Vandenbroucke, Nico Mattan, Peter Farazijn en Chris Peers, maar ik was op van de zenuwen. Feitelijk stom, maar het was mijn eerste koers voor Cofidis, de druk van de ploegleiding was groot en ik zei constant tegen mezelf : dit mag niet mislopen. Toen zijn de problemen begonnen : altijd een zwaar, brandend gevoel. Na verschillende gastroscopieën bleek de klep van mijn maag niet goed meer af te sluiten, waardoor er maagzuur naar boven komt. Ze noemen dat een hernia. Ik heb er twee jaar volop mee gesukkeld, maar het gaat nu beter zolang ik op mijn eten en drinken let. Vroeg of laat moet het wel geopereerd worden, maar daar wil ik liefst zo lang mogelijk mee wachten.

Was je zo gestresseerd omdat Frank Vandenbroucke bij je in de ploeg zat ?

Jong, overal waar we kwamen die eerste maanden, dat was ongelooflijk. Toen we in Gent aankwamen voor de Omloop Het Volk duwden de mensen onze campingcar bijna omver. Nu moeten we een micro gebruiken : halloooo, we zijn er ! ( lachsalvo) Ik heb uiteindelijk maar vier maanden met Frank gereden, maar het waren de mooiste uit mijn carrière : die sfeer, het spektakel, de sensatie. Heel speciaal. Franks privé-leven was een feuilleton zonder einde, beter dan Mooi en Meedogenloos en Familie samen. We kunnen er een boek over schrijven, maar ik ben bang dat het niet voor publicatie vatbaar is.

Tim komt melden dat het witloof gesneden is. Jo : “’t Es al ? En die ander groentselen ?” Tim : “Zeg, gij weet toch dat die barbecue een uur moet branden ?” Jo : “Komaan jong, steekt dat in de gang ! Haha, ik heb nog nooit een barbecue gedaan !”

Aan die mooie tijd kwam abrupt een einde toen Vandenbroucke naar een andere ploeg verkaste.

Wij waren aangetrokken als helpers voor Frank en daar zaten we dan. We hebben geprobeerd er het beste van te maken, maar als je gewend bent om in dienst te rijden en je kopman op de cruciale punten af te zetten, is het niet zo evident om je plots te sparen. Als je, zoals ik dit jaar, niet honderd procent in orde bent en je moet dan ook nog mee het gewicht van de ploeg dragen, brengt dat veel stress en kopzorgen mee. En je krijgt veel onder uw voeten ( lachje).

Zoals na Parijs-Roubaix, toen ploegmanager Alain Bondue jou en Chris Peers een bolwassing gaf omdat jullie zijn opdracht om bij een vroege ontsnapping te zitten genegeerd hadden.

Ze mogen duizend keer zeggen dat je mee moet zijn, maar als je niet kunt, gaat dat met de beste wil van de wereld niet. Ik heb een rotslecht voorseizoen gehad : Parijs-Roubaix, Ronde Van Vlaanderen, Gent-Wevelgem, allemaal niet goed. Telkens diarree, op een gegeven moment zat er zelfs bloed bij mijn stoelgang. In de kliniek bleek dat mijn darmen beschadigd waren door anderhalve maand diarree te hebben. Ik rij echt niet slecht voor mijn plezier en dat heb ik Bondue ook gezegd.

Wordt Cofidis met strakke hand geleid ?

Cofidis is echt een superploeg, daar laten ze je heel erg met rust. Als beginnend renner zat ik bij het Panasonic van Peter Post. Dat was nog eens andere koek, zulle. Iedere avond op het appel. Op een keer had ik niet super gereden in een bergrit in de Ronde van Zwitserland en dan zat hij je daar aan te kijken met de uitslag in zijn handen : ( in perfect Hollands) “Maar man toch, wat kan jij nou ? Als ik een weekje train, kan ik met jou mee.” Bij Panasonic zat je mooi recht aan tafel, met de handjes naast je bord en daar was het stil. Iedereen had schrik van Post : Nelissen, Fondriest, zeune coureur, die kroop onder tafel als hij hem zag komen.

De sfeer bij Cofidis is dus een stuk losser.

Niet alleen bij Cofidis, de mentaliteit is veranderd, vooral bij de jonge gasten. Als je in de Ronde van België om half- twaalf naar beneden ging, dan zat de helft van het peloton nog aan de bar trappisten te drinken. Dat moest je bij Peter Post en Walter Planckaert eens geprobeerd hebben, je kon je valiezen pakken.

Plots herinnert Jo zich dat er ook nog aardappelen gekookt moeten worden voor de barbecue. “Hé platte, ga je ook wat patatten inleggen ? En rij eens naar mijn moedere voor stekken en blokskes. Ja, mijn moeder en mijn vader en mijn zuster en mijn lief en zijn lief komen. We hebben dat maar net verzonnen van die barbecue.” (Giechelt)

Je voorseizoen is in het water gevallen. Hoe hard komt zoiets aan ?

Het is triestig als je weet dat je goed getraind hebt en er dan in belangrijke koersen wordt afgereden. Vorig jaar had ik rond deze tijd 580 UCI-punten, nu heb ik er misschien 180. Wreed zwaar in de kop, maar ja : je moet verder. Er zijn nog koersen, het Belgisch kampioenschap, Parijs-Brussel, Parijs-Tours.

Nadat je de spurt om een ritzege in de Driedaagse van De Panne van de Nederlander Steven de Jongh verloor, sloot je je uren op in je hotelkamer.

Ik wist dat ik kon winnen en als je dan met tien centimeter geklopt wordt, ben je natuurlijk ontgoocheld. Maar na een uur moet je dat vergeten, dat is een werkongeval ( lachsalvo). Het leven gaat verder. Er is niemand dood op dit moment, de zon komt nog altijd op, we kunnen een glazeke wijn drinken en barbecuen. Je kan erover blijven dubben en kniezen, maar er kunnen je erger dingen overkomen. Kijk naar wat er met mijn ploegmaat Kivilev gebeurd is.

Hoe heb je het dodelijke ongeval van Kivilev beleefd ?

Ik volgde Parijs-Nice thuis op tv toen hij gevallen is. Die foetushouding, ik had direct gezien dat het niet goed was. In mijn carrière heb ik zelf al een paar zware valpartijen meegemaakt. Ik zat in het wiel van Nelissen toen hij zijn been verbrijzeld heeft op dat paaltje. Vijf jaar geleden viel Manuel Sanroma net voor mij in de massaspurt, ik ben erover gevlogen. Hij bloedde uit zijn oren en mond, ik wist onmiddellijk dat hij morsdood was. Aan massaspurten doe ik niet meer mee : er zit altijd wel een Zabel of een Cipollini of een Mc Ewen mee en ik ga mijn leven niet wagen om tweede of derde te worden. Als het er echt om nijpt in de wedstrijd zelf, ga ik ook alles toesmijten, zeker weten.

Nogal wat renners, en dan vooral de dertigplussers, klagen over het gedrag van sommige renners in het peloton.

Er is geen respect meer. Als Mu-seeuw of Steels in mijn wiel zitten, laat ik hen altijd door, maar die jonge gasten doen gewoon de deur dicht. In de Ronde van België reed zo’n jonge prof nog twee keer tegen het wiel van Museeuw en op een gegeven moment had die hem vast : ” Wadest manneke ?” Ik durfde vroeger amper spreken tegen iemand als Nelissen of Ludwig. Nu is het precies ieder voor zich. Hoe meer het kraakt achter je, hoe beter. Op een gegeven moment lag in de Ronde van België het halve peloton omver, maar denk je dat ze wachten ? “Weer zestig man kwijt”, zeggen ze, en ze steken nog een tandje bij. Ook in de bevoorrading moet je tegenwoordig maken dat je vooraan zit, want ze demarreren daar zeven keer op tien.

( Nu goed op dreef) Oh, en in de tweede of derde rit van de Ronde van België : de vlag gaat naar beneden en ze vertrekken tegen zestig per uur, de ene demarrage na de andere. Johan naar voren : “Jongens, doe een beetje rustig.” Vijfhonderd meter verder springt er weer eentje weg achter zijn rug. Eigenlijk is Johan de patron, maar hij heeft niet veel meer te zeggen. Die jonge gasten lachen daar precies mee.

Tim is ondertussen opnieuw gearriveerd en onderneemt verwoede pogingen om de barbecue aan de praat te krijgen. “Goat het nie moat ? Wacht.” Jo spurt van zijn stoel en legt krantenpapier en veel te veel aanmaakblokjes boven op de kolen. Na vijf minuten hannesen, schieten er grote vlammen uit de barbecue.

In de Driedaagse van De Panne leek het peloton anders wel eensgezind, toen jullie gezamenlijk beslisten om niet over de Kemmelberg te rijden.

De Panne is de gevaarlijkste rittenkoers, de Fransen bij ons in de ploeg willen hem niet eens rijden omdat het zo’n zottenkot is : alle Belgen supergemotiveerd, een slecht parcours. Die afdaling van de Kemmelberg is echt niet te doen als het regent en wie anders zegt, liegt. Peerske heeft er vorig jaar de helft van zijn lichaam gebroken, Tchmil verrok zijn dijspieren, Redant beëindigde er zijn carrière – hij kan zijn arm niet eens meer strékken. Vijftien jaar geleden is er iemand een stuk van zijn tong kwijtgeraakt, echt waar.

Een kilometer of tien voor de Kemmelberg ben ik aan de koerscommissaris gaan vragen hoe het zat. “We zullen wel zien”, zei hij. Nu ja, als je het dan nog niet weet. Ik heb me samen met Van Petegem op kop gezet en we zijn gewoon rechtdoor gereden. Niet geremd, de mensen sprongen vanzelf weg. Ik vond dat vree goed. Een supergevoel ! Eindelijk eens solidariteit. Ze zeiden dat we uit de koers genomen zouden worden, maar dat kon ons geen bal schelen. Ik begrijp de organisatoren wel, maar soms moeten ze zich realiseren dat ze met mensen bezig zijn, en niet met circusartiesten. Van gelijk welke koers willen ze de Ronde van Vlaanderen maken. Officieel mag je van de UCI maar ritten van 220 kilometer programmeren in een rondekoers, maar in de Ronde van België hadden ze er via allerlei achterpoortjes wel eentje van 248 kilometer in gekregen. Volgens den boek dan toch, want bij de aankomst stonden er 265 kilometer op mijn teller.

“Je had eerst het papier onderaan moeten steken”, adviseert Jo Tim, die met een rood hoofd en een haardroger aan de barbecue staat te zweten. “En die patatten ? Kijk ne keer of ze niet overkoken.”

Zelf krijg je vaak last van verzuring eens de tweehonderd kilometer voorbij zijn.

Dat heb ik al van bij de nieuwelingen. Mijn vader dacht dat ik nooit coureur kon worden omdat ik na vijftig, zestig kilometer altijd krampen kreeg. Er komen van die keiharde plekken op mijn spieren, precies alsof je op tafel klopt. Ik maak te veel CPK’s aan, melkzuur. Het maximum ligt tussen honderd en honderd vijftig, bij mij is dat twee- à drieduizend. Toen mijn huisarts mijn bloed liet onderzoeken, belden ze hem van het labo om te zeggen dat zijn patiënt een hartinfarct aan het doen was. Dan heb je ook zoveel afvalstoffen in je lichaam.

En dat is niet gevaarlijk ?

Ik hoop van niet. ( Bulderlach) Zie je mij niet bibberen ? Neen, ik denk niet dat ik er kan van doodgaan.

Is er helemaal niets tegen te doen ?

Weinig. Ze hebben zelfs al eens een stuk spier weggehaald, maar ook dat hielp niet. De verklaring was toen dat de haarvaatjes in mijn spieren niet genoeg opengaan bij inspanning en dat daardoor de circulatie in mijn benen niet goed is. Het enige wat helpt, zijn warme baden en keiharde massages. Mijn moeder en vader masseerden me met een deegrol om die harde bollen kapot te kneden. In mijn beginperiode als prof had ik die deegrol ook altijd mee, waarmee ik na de gewone massage op mijn kamer zelf aan het werk ging. Door die verzuringsproblemen kan ik ook niet pieken naar een bepaalde periode, want ik kan nooit voorspellen of ik goed of slecht zal zijn. Nu ja, ik ben al blij dat ik het een jaar of tien heb kunnen uithouden bij de profs, want bij de nieuwelingen zag het er slecht uit.

Moet je je manier van trainen ook aanpassen aan die lichamelijke beperking ?

Ik train altijd op mijn gevoel, zonder hartslagmeter en die tralala. Op goede dagen ga ik veel rijden en op slechte dagen blijf ik thuis. Op aanraden van Roger De Vlaeminck ben ik ook veel beginnen lopen in de winter : vier à vijf keer in de week tien kilometer met veel interval. Veel geestiger dan een hele winter fietsen. Als ik vanaf december op de fiets zit, heb ik in januari al geen goesting meer. En veel beter, want na een uur lopen zit je aan een polsslag van honderd zestig, terwijl je daar op de fiets twee uur tegen zestig per uur voor moet vlammen.

Jo last een sanitaire stop in en verandert en passant de luchttoevoer van de barbecue, waar de eerste brochetten sudderen. Tien seconden later constateert Tim dat de vlammen dertig centimeter hoog zijn. “Joohoo, waar hebde gij aan gedraaid ? Allez jong !” Het vlees begint er vervaarlijk zwart uit te zien.

De meeste renners hebben bij het begin van het seizoen vijf- à zesduizend kilometer op de teller staan. Bij jou is dat maar de helft.

Ik heb het een paar keer geprobeerd met veel te fietsen in de winter, maar toen kwam ik geen poot vooruit. Ik zat er lichamelijk al helemaal door. Volgende winter gaat Roger De Vlaeminck mij drillen. Mijn vader heeft Roger gezien en die zei dat hij die kleine eens onder handen wil pakken. Volgens hem zit er meer in dan er al uit gekomen is.

De mensen geloven nog in je : ieder jaar opnieuw word je als gevaarlijke outsider getipt voor de klassiekers.

Ik weet niet of de mensen dat nog geloven. Ik vermoed dat mijn krediet ver op is ( hilariteit). Ze verwachten te veel van mij, dat is al tien jaar zo. Nonkel Eddy heeft mij afgeschilderd als de eerste Planckaert die wereldkampioen ging worden. Ik was overroepen. Ja, ik had een koers of twintig gewonnen bij de liefhebbers, maar ik was nog niet in het buitenland geweest en had nog nooit een col van dichtbij gezien. Ik wist dat het te hoog gegrepen was.

De eerste gasten arriveren. “Ha Jo, je zit daar zo op je gemak.” Jo, met zijn voeten op de stoelleuning : “Hihi, ik heb hier personeel dat voor mij werkt.”

Hoe heeft je familie gereageerd toen je niet het supertalent bleek ?

Van in het begin heb ik gezegd dat ik Jo was, en niet Willy of Walter of Eddy. Die mannen hadden meer klasse, het bloed was nog niet gekruist. Mijn vader kan er niet goed mee overweg dat ik niet goed rijd. Hij zal er tegen mij nooit wat van zeggen, maar ik hoor wel van mijn moeder dat hij zich loopt op te vreten : “Jo moet lossen, Jo zal zich nog eens in gang moeten trekken, Jo is einde contract…” Hij weet uit eigen ervaring dat het snel gedaan kan zijn.

Pas liet Cofidis weten dat jij, Peers en Farazijn volgend jaar enkel nog welkom zijn als jullie serieus inleveren.

Da’s normaal, dat je moet inleveren als je niet presteert. De koerswereld is raar : als je slecht rijdt, sta je direct bij het afval, maar als je dan weer een paar goede koersen rijdt, ben je den keunink. Ik heb vorige week nog met de sportbestuurder gesproken en hij heeft me bevestigd dat alles snel kan veranderen als ik één of twee goei scheuten los. Maar ik weet dat het er op dit moment niet goed uitziet om te kunnen blijven. Ik lig er echter niet wakker van, ik vind nog wel een ploeg voor de komende twee, drie jaar.

Hoe ver reiken je ambities nog de komende jaren ?

( Veert recht) Een klassieker winnen ! Dat zal wel zijn. Als je tweede rijdt in Parijs-Roubaix, dan kan je winnen ook. En in Milaan-San Remo heb ik ook al een paar keer bij de eerste tien gereden.

En wat gebeurt er als je een klassieker wint ?

Oh, moa vent, dan ga ik zeker een week feesten. Dan zou ik wel met opgeheven hoofd naar de familiefeesten kunnen gaan.

Het eten staat op tafel, de gasten worden ongeduldig. Tijd om ons uit de voeten te maken. Smakelijk, Jo.

door Loes Geuens

‘Ik ben al blij dat ik het een jaar of tien heb kunnen uithouden bij de profs.”Als je in de Ronde van België om half- twaalf naar beneden ging, dan zat de helft van het peloton nog aan de bar trappisten te drinken.”Die vier maanden met Frank Vandenbroucke waren de mooiste uit mijn carrière.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content