Tien dagen geleden vierde hij zijn rentree op het veld na bijna vier maanden afwezigheid. Tijd zat voor Jeroen Simaeys, zonder aanvoerdersband voortaan, om zijn RC Genk vanuit de tribune te analyseren. ‘Entertainment zonder efficiëntie is niet wat ik ambieer.’

Zes weken onbeschikbaarheid. In een voetballersbestaan is het standaard bij vele blessures. Geen voetballer die het niet minstens een keer meemaakt. Zoals Jeroen Simaeys vorig seizoen, toen hij een teen brak. “Dat is efkes ambetant, maar twee minuten later ben je ermee in het reine.”

Dit keer was het anders. In juli tijdens de voorbereiding op het huidige seizoen liep hij een scheurtje op in de lies. Zes weken en het lag alweer achter hem. Tot hij tegen KV Mechelen – zijn vierde wedstrijd – opnieuw iets voelde. Totaal onverwacht. Snel liet hij zich wisselen. “Eerst werd er gezegd: niet erg, over een week speel je weer. Maar kijk, het heeft duidelijk meer tijd nodig gehad. Ik heb heel veel specialisten en kenners gezien en niemand kon mij definitief uitsluitsel geven over wat er nu juist was gebeurd. Vooral dat ze er geen termijn op konden plakken, was niet gemakkelijk. In de drieënhalve maand dat ik weg ben geweest, ben ik een keer of twaalf op maandag op de club gekomen terwijl ik dacht: het is voorbij. En telkens was het net niet.”

Het herstelproces was zijn eigen processie van Echternach. Zelf is hij een man van duidelijkheid, maar niemand die ze hem nu kon geven. Boos worden had geen zin. “Neen, omdat ik de beste specialisten heb gezien. En iedereen zei hetzelfde. Geen erge blessure, maar het had zijn tijd nodig. Heel snel na die tweede blessure kon ik alweer sprinten. Het waren echt die laatste percenten waar ik heel lang over heb gedaan. Toch heb ik er nooit mijn slaap voor gelaten. Ik heb alles gedaan wat ik kon, waarschijnlijk zelfs meer. Ik had mezelf niets te verwijten en dan ben ik een aangename man om mee om te gaan. Ik werd alleen lastig als ik niet het gevoel had dat de mensen rond mij er even hard mee inzaten als ikzelf. Ik wilde constant aandacht en evaluatie hebben, maar die konden de mensen van de medische staf mij niet altijd geven aangezien zij hier niet voor FC Jeroen zijn, maar voor RC Genk. Dat vond ik het moeilijkste.”

En dat hij niet op dat veld stond natuurlijk. “Ik ben een voetballer. Als je gaat kijken naar zo’n wedstrijd waarin je zelf op het veld had moeten staan, komen mensen zevenhonderd keer vragen hoe het met je gaat. Dat vind ik vervelend. Naar de uitmatchen ga je niet kijken. Die volg je op tv. Maar dan komt er familie thuis eten en vraag je je af: wat zit ik hier eigenlijk te doen?”

Hij voelde zich een individuele sporter worden. Gefocust op zijn eigen gezondheid, altijd alleen trainend. “Maar dat was voor mij geen hel. Ik ben graag met mezelf bezig. In dit geval met een revalidator die me nog extra pusht en individuele aandacht geeft. Ik heb geen groep nodig. Op dat vlak heb ik een hele hoge mate van zelfdiscipline. Mocht ik me niet als een baksteen voortbewegen in water, ik zou een triatleet kunnen zijn. Eenzaamheid schrikt mij niet af. Ik ben ook altijd van mening in mijn leven: als ik dubbel zo hard werk als een ander, ben ik er dubbel zo snel. Daar heb ik nu een les in gekregen. Blijkbaar werkt het niet altijd zo.”

Midden december was hij weer topfit. Twee wedstrijden stonden er nog op het programma tot de winterstop. Hij paste. “Ik heb toen voor mezelf uitgemaakt: je hebt nu lang genoeg aan de kant gestaan, zorg dat je helemaal in orde bent en speel een goede terugronde.”

Puur entertainment

Tijdens zijn afwezigheid observeerde hij het team vanuit de tribune. “Overwegend positief, soms wisselvallig”, vat hij de Genkse prestaties samen. “Heel mooie momenten gehad Europees, maar dan toch vaak in de competitie nutteloze punten laten liggen. Als je groepswinnaar bent geworden in een moeilijke poule met Sporting en Basel en laat zien dat je een geweldig goede ploeg bent, kan het niet dat je 2012 afsluit op een zesde plaats in de competitie. Dat wil zeggen dat je daar onder je niveau hebt gepresteerd. Dan praat ik over een punt of zes. Ik vind dat we soms iets beter nog het vuilere werk moeten doen.”

Het vuilere werk? Een lange stilte valt. Dan: “Ik bedoel daarmee dat onze cultuur van overwinningsdrang hoger zou kunnen liggen. Beter kan ik het niet verwoorden.”

Dat doet denken aan de titel boven zijn vorige interview in Sport/Voetbalmagazine, net geen jaar geleden: ‘We beseffen niet hoe leuk winnen wel is’.”Dat bedoel ik”, herinnert hij zich dat. “Ik heb soms de indruk dat als wij wedstrijdjes spelen op welk niveau ook, winnen niet belangrijk genoeg wordt gemaakt. Dat niet alles in het teken staat van een match winnen. Het moet leuk zijn, het moet mooi zijn, het moet academisch zijn, maar ik kom elke week om te winnen. Voor niks anders. Volgens mij is dat de reden dat we in de competitie niet ons maximale potentieel halen. Mooi en academisch voetbal is een bonus. Mooi voetbal staat voor mij in het teken van het winnen van wedstrijden. Efficiëntie! Het mag niet de bedoeling zijn om het pure entertainment zonder efficiëntie na te streven. Dat is niet wat ik ambieer.”

Die winnaarsdrang is het die hij wat mist in de Genkse clubcultuur. Net daarom misschien is hij zo belangrijk voor het team. Omdat hij het wél in zich heeft. “Misschien. Ik denk daar niet zo over na.”

Is hij fit, dan speelt hij. Altijd. Keert hij terug uit een blessure, staat hij onmiddellijk in de basis. Geen aanloopje op de bank of met wat invalbeurten. Kortom, hij is een onmisbare speler in het collectief van Mario Been. “Nu ga je een beetje kort door de bocht. Het heeft ermee te maken dat ik geen fysieke achterstand heb als ik uit een blessure terugkeer. Deels zal dat met geluk te maken hebben, deels komt het doordat ik hard train tijdens mijn revalidatie. Zo hard dat ik alleen vaak harder heb getraind dan de groep. Ik moet geen tijd verprutsen met opnieuw op niveau te raken wanneer ik fit ben. Wedstrijdritme is een vorm van conditie. Een speciale vorm weliswaar, maar een die je perfect kunt trainen. Ik win daar veel tijd mee. Ik kan me daardoor ook direct presenteren als de speler die ik wil zijn, zonder eerst vier weken een belabberde indruk te maken en er dan stilletjes door te komen. De feiten zijn er: als ik fit ben, speel ik. Maar is het omdat ik heel ver wil gaan om een wedstrijd te winnen? Dat weet ik niet. Ik heb daar met Mario nog nooit over gesproken.”

Afrikaanse nieuwkomers

Nadson was er al, KalidouKoulibaly kwam er afgelopen zomer bij, en nu ook Kara Mbodj. Drie centrale verdedigers met kwaliteiten die complementair lijken aan die van Simaeys, de slimste en meest ervaren speler van het kwartet, dat verder vooral uit fysieke kwaliteiten lijkt te zijn opgetrokken. “Het kan misschien als een cliché klinken, maar ik denk daar nooit over na. Of het nu bij Brugge is of bij Genk: er zullen altijd spelers zijn die ook op jouw plaats kunnen spelen. Na verloop van tijd creëer je daar een soort van immuniteit voor. Ik focus op mezelf en zorg ervoor dat ik alles uit mij heb geperst als ik ’s avonds thuiskom. Voetbal is zó onvoorspelbaar dat het bijna tijdverlies is om erover na te denken of spelers als je concurrent zijn gehaald of omdat ze complementair zijn aan jou.”

Hij gelooft niet dat Genk met zijn Afrikanisering – ook nieuw: de Nigeriaanse targetspits Kim Ojo – bewust voor een ander, fysiek sterker type spelers is gegaan. “Negentig procent van de centrale verdedigers is groot en sterk. Bij de diepe spits heb je ook één kans op twee. Ofwel is het een kleine snelle, ofwel een grote sterke. Voordien haalden ze toch Derick Tshimanga, die een kleiner backtype is, Julien Gorius is ook geen monster, en met Benji De Ceulaer ga je ook geen powerplay spelen.”

Met haar transfers lijkt de Genkse directie de concurrentie te hebben opgevoerd. De lat ligt stilaan hoger. Hij is het er niet helemaal mee eens: “Misschien een tikkeltje, maar niet overdreven. Niet alle spelers in onze kern zijn klaar om al tien wedstrijden na elkaar te spelen. Er zitten heel wat jongeren in ook. Siebe Schrijvers is daarvan het beste voorbeeld. Gewéldig talent, maar als morgen Jelle Vossen wegvalt, is hij nog niet in staat om hem een heel seizoen te vervangen. Hij zit wel in de A-kern, maar een evenwaardige vervanger van Jelle is hij nog niet.”

Altijd top vier

Een week voor hij uitviel in september speelde hij zijn tweehonderdste wedstrijd in de Belgische eerste klasse. Hij wist het niet. “Het is zo’n moment dat je heel efkes achterom kijkt. Dat is leuk. Had je me dit tien jaar geleden gezegd, had ik geantwoord: ben je gek? Het is een mijlpaal. Daar sta ik dan tien seconden bij stil en denk: zo ver, zo goed. Ik ben tot nu toe heel tevreden over mijn carrière.”

Zondag komt Club Brugge naar de Cristal Arena. Zijn vorige club. Hij vertrok er in minder prettige omstandigheden. “De mensen die ik er nog ken, zijn helemaal niet talrijk meer. Ik heb nul keer de telefoon gepakt om te vragen: wat gebeurt daar allemaal? Het doet mij niet veel meer, al heb ik bij al mijn clubs graag gespeeld. Dat meen ik oprecht.”

Waar moet RC Genk eindigen om tevreden te mogen zijn over zijn seizoen? “Wij moeten altijd bij de top vier van België zijn. Het is heel realistisch dat dit ook zal lukken. Een Europese campagne kost je altijd punten, maar anderzijds is het ook iets wat ons seizoen kleur geeft. Stel dat we maar als vierde eindigen, dan staat daar altijd tegenover dat we Europees een fantastisch parcours hebben afgelegd. Dat kunnen andere ploegen niet zeggen. Dat is dus ook belangrijk. Want de enige reden waarom je vierde wilt worden, is dat je dan Europees speelt.” ?

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik heb soms de indruk dat winnen bij ons niet belangrijk genoeg wordt gemaakt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content