Nonchalant, weinig geïnteresseerd en soms afwezig, zo lijkt het, maar in Amsterdam, de stad waar hij opgroeide, toont Ryan Donk zijn wáre aard. Een warme familiemens, gedreven en goed beseffend waar hij vandaan komt. ‘Als ik hier ben, rijd ik meestal meteen naar mijn grootmoeder.’

Woensdagmorgen. Ryan Donk geniet in de woning van zijn moeder Lydia Helder, hartje Jordaan, van een vrije dag. Liever was hij in Brugge gebleven om te rusten, “maar dit moest nu ook ‘effe’ gebeuren.” Donk is een vriendelijke gastheer, die de Belgische gasten verrassend verwelkomt. “Mag ik jullie vragen om de schoenen uit te doen? Moet van mijn moeder.” In de gang en de woonkamer van het appartement hangen foto’s. Van Ryan zelf, van zijn moeder, van zijn drie zussen – Sharane, Samantha en, de jongste, Stephory – en zijn broertje, Raven, die bij Zeeburgia voetbalt, net als Ryan vroeger. “Hij wordt ook gedrild door Mike Kolf, samen met Louis van Gaal de strengste trainer met wie ik ooit werkte.” Foto’s van Ryan met halflang rastakapsel (“Afgeschoren toen ik achttien jaar was, nadat een tegenstander iets te hard aan mijn haar trok. Heel pijnlijk”), Ryan als vijfjarige kleuter: bolle wangetjes, wit hemdje en zwart dasje. Nog meer ingelijste foto’s, jong en oud door elkaar. Het appartement ademt familie. “Ik bén een echte familiemens, al moeten we elkaar daar niet elke dag voor zien. Als ik hier ben, meestal een keer per week, rijd ik altijd eerst naar mijn grootmoeder. Héérlijk! Haar naam? Maaike, maar ik moet ‘oma’ zeggen hoor. Altijd leuk om daar een uurtje te zitten. En: lekkerder eten kan ik in de stad niet vinden. Oma komt geregeld naar Brugge en logeert dan een weekje of twee bij mij. Kijken hoe ik leef, of mijn huisje wel in orde is. Pas als ze weet dat ik me gedeisd houd, keert ze terug naar Amsterdam.” In het appartement verwijst niets naar voetbal. Nu niet, vroeger niet. “Van mijn moeder mocht ik geen posters in de kamer ophangen. Beschadiging van de muur, begrijp je?”

Buiten dompelt de miezerige regen de stad in melancholie. “Staat de verwarming niet te hoog?”, vraagt de 25-jarige centrale verdediger, terwijl hij zich – casual jeansbroek, wit T-shirt – op de bank zet. Op de grond van de woonkamer liggen pluchen tijgers, op de kast staan exotische houten sculpturen. Een stukje tropen in de Jordaan. “Suriname betekent veel voor mij, maar voor mijn ouders is de band met hun geboortegrond toch nog iets sterker. Ik ben hier opgegroeid, al probeer ik toch om het jaar naar Paramaribo te gaan. Mijn overgrootmoeder woont er trouwens nog altijd. (trots) 104 jaar! Wie de zon op zijn hoofd heeft, leeft wellicht langer. (wijst naar buiten) Het maakt je in ieder geval vrolijker dan dit.” Ook daarom bouwde hij er enkele jaren geleden een huis. “Handig om ook daar een eigen ‘stekkie’ te hebben. Ik denk dat mijn vader, wanneer mijn jongste zusje ouder is, ooit wel naar Suriname zal terugkeren.”

* * *

Het eerste van Zeeburgia bestond voornamelijk uit junioren die vrijwel allemaal waren vastgelegd door profclubs. Alleen Ryan niet. Ik vond ‘m in z’n spel op Henk Fräser lijken, nonchalant en dan plotseling een scheermes. Een lange slungelachtige jongen, rastahaar, die dromerig achterin liep, alsof hij er niet was, loom, nonchalant, maar hij had de bal altijd. (*)

* * *

Af en toe piept of flikkert Donks BlackBerry. Hij kijkt even op maar negeert de oproepen of sms’jes, tot hij een nummer herkent. “Mijn moeder, toch maar even opnemen.” Een kort gesprekje. Moeder speelt nog altijd zaalvoetbal, zegt Ryan, net als zijn twee oudste zussen en zijn vader Henk, ooit assistent-trainer van de nationale ploeg van Suriname en coach van Zeeburgia. Hij herinnert zich de gesprekken van vroeger. Over voetbal. “Uren aan tafel zitten en luisteren. Vader en moeder wisten het natuurlijk beter, tot ik plots bij een profclub zat. ‘Nu heb ik toch iets méér bereikt.’ De reacties zijn iets gematigder, maar we discussiëren nog altijd hoor. Papa probeert om de twee weken naar Brugge te gaan, moeder volgt de wedstrijden op televisie. ‘Misschien moest je dat zó gedaan hebben.’ Ouderlijke raad, leuk dat ze op de kleine dingetjes letten, maar ze weten dat ik het goed doe bij Club Brugge.”

Dat was ooit anders. “Mijn fout. Ik was door Adrie Koster in de zomer van 2009 naar Brugge gehaald, sukkelde met kleine blessures maar speelde tóch. Verkeerd, ik had naar mijn lichaam moeten luisteren, heb nooit kunnen tonen wat ik werkelijk kon. Ik werd zelfs door de supporters uitgefloten – dat wil ik nóóit meer meemaken – maar vorig jaar heb ik in december alles op nul gezet. Opnieuw fit worden, hard trainen met Jan Van Winckel en kinesist Thomas Geschier, spelvreugde terugvinden. En het heeft gewerkt. Geen pijn meer, na een wedstrijd heb ik het gevoel dat ik nog negentig minuten kan voetballen. Ik ben nu opnieuw geliefd bij de supporters, sinds vorige week ben ik zelfs peter van een supporterslokaal.”

Er wordt aan de deur gebeld. Het is Donovan Deekman, met wie hij ooit bij de jeugd van AVV Zeeburgia speelde. Samen opgegroeid, vrienden gebleven, ook al scheidden hun wegen in 2005. Deekman trok naar SC Heerenveen, Donk naar RKC Waalwijk. Sinds 2009, toen Ryan voor Club Brugge tekende en de twee jaar jongere Donovan naar Sporting Lokeren ging, zien ze elkaar opnieuw vaker. Soms tot vijf keer per week. De begroeting tussen de twee boezemvrienden is hartelijk, alsof ze elkaar maanden niet gezien hebben. Wat ze zeggen, is niet duidelijk. “Surinaams straattaaltje, een mengeling van Engels en Nederlands, soms met Marokkaanse woorden erdoorheen. Onlangs zei ik tegen Nabil Dirar iets in het Marokkaans. Je zag de verwondering in zijn ogen: ‘Hoe kan dat nu?’ ( lacht) Ik heb dan weer problemen met Frans. Ik heb lessen gevolgd, samen met Maxime Lestienne, die Nederlands moet leren. ( schudt het hoofd) Neen, het lukt niet, ik ben nu overgeschakeld op Spaans, kan misschien nog van pas komen.” De vrienden nemen afscheid. Toch voor even.

* * *

Naast me zat Marcel, onze Surinaamse kantinebeheerder en manusje-van-alles bij Zeeburgia, ik noem hem altijd Marcello. ‘Wie is die nummer 3?’, vroeg ik. ‘De zoon van Henk Donk’, zei hij met een trotse grijns, alsof het z’n eigen zoon was. ‘Hij is goed, hé.’ Hij speelde zo makkelijk, zo rustig, als je hem zag zou je zeggen dat ie al jaren in het eerste speelde. (*)

* * *

Buiten regent het iets minder, tijd om foto’s te nemen. We lopen voorbij het volkse café Rooie Nelis, bij ZwarteGerrit en BlondeSien. Zelfs nu, op de middag, genieten de stamgasten van het levenslied. “Door hier op te groeien, heb ik een andere weg dan de meeste Surinaamse jongens kunnen volgen. Ik heb nooit in een typisch allochtone buurt gewoond, ook niet toen ik op mijn twaalfde bij mijn vader in Amsterdam-West ging wonen. Niet altijd gemakkelijk, neen, want Zeeburgia lag aan de andere kant van de stad. Binnendoor toch een uurtje fietsen. En dat drie avonden per week.”

Aan het brugje, op de kruising van de Lauriergracht en de Tweede Laurierdwarsstraat, wordt een eerste serie foto’s genomen. Ryan Donk, nonchalant leunend op een fiets, lachend of ernstig kijkend. “Hij plakt op de lens”, zegt de fotograaf. Honderden keren is hij over deze brug gestapt, op weg naar school, even voorbij het Leidse Plein. “Ik móést wel goed studeren, want de resultaten werden doorgegeven aan de jeugdtrainer. Waren die niet goed, dan mocht ik niet meetrainen en in het weekend niet spelen. Maar dan nog: je moet sowieso een opleiding volgen. Als je het als voetballer niet redt – die kans is altijd groter dan wél slagen – moet je toch een diploma hebben.” Donk schreef zich in voor de richting brood en banket, met specialisatie taart en gebak. “Ik denk dat dat van mijn oma komt. Ze was altijd wel in de keuken bezig met gebak en cakejes, dan was ik er als eerste bij om het beslag op te eten. Later vond ik het ook leuk om zélf iets te bakken. Die creativiteit, de wil om iets met mijn handen te doen, zat er al heel vroeg in. Onlangs kreeg ik van een Clubsupporter, een chocolatier, het aanbod om eens langs te komen. Graag. Mijn favoriet? Chocoladeboltaart: een luchtige cake, gevuld met chocoladestukjes en overgoten met chocoladefondant en amandelen.”

Fietsers sleuren zich met moeite over de brug, amper opkijkend. Hij wordt niet herkend. Donk, lachend: “Dan moeten het wel toeristen zijn.” Plots stopt er een witte Mini Cooper. “Zie je wel dat ze me hier kennen. (droogjes) Grapje, het was mijn buurmeisje. In de buurt kennen ze me natuurlijk, al word ik in Brugge méér aangeklampt. Een veel kleinere stad natuurlijk. Na tien uur zie je er nog amper iemand op straat. In het begin wou ik ’s avonds ook wel ‘iets’ doen, maar wat? Ach, voor mijn rust en concentratie is het beter dat ik in Brugge ben. Hier is altijd wel iets te beleven, wordt er veel sneller geleefd. Of krijg ik een telefoon van mijn vrienden: ‘Wat doe je vandaag?'”

* * *

De nacompetitie werd geen succes, we bleven in de tweede klasse, maar Ryan werd op het laatste moment toch opgepikt door RKC. (*)

* * *

We stappen verder naar de Prinsengracht. Méér foto’s. Aan een raam van een van de monumentale huizen hangt een vlag van Ajax, de voetbaltrots van zijn stad. Toen hij twaalf jaar was, kreeg hij een aanbieding. Vader bedankte. “Vond ik heel erg. Wie hier geboren wordt, wil voor Ajax voetballen. Maar vader wou dat ik een normale jeugd zou hebben. School, vrienden, familie. Uiteindelijk heb ook ik – op mijn zeventiende – mijn weg naar het betaalde voetbal gevonden.” De weg leidde Ryan Donk in 2004 naar Waalwijk, de nauwe band met de familie werd tijdelijk doorgeknipt. “In het begin pendelde ik nog elke dag met de trein tussen Amsterdam en Waalwijk, maar het werd te zwaar en ik kreeg een huisje, dat ik met Hans Mulder (nu Willem II, nvdr) deelde. Niet gemakkelijk, zeker niet voor mijn ouders. De oudste ging plots het huis uit. Maar zelfs nu, bijna acht jaar later, is het contact gebleven.”

Adrie Koster haalde hem het seizoen erna – 2005/06 – naar het eerste elftal van RKC, na omzwervingen in Nederland en Engeland kwam hij zijn coach opnieuw tegen in Brugge. In de schaduw van de Westertoren vergelijkt hij de Koster van toen met die van nu. “Hij is nu strenger, verwacht veel meer van mij. Ik mocht van mijn vader een jaartje stoppen met de school. Was het niet gelukt, dan was ik gewoon naar school teruggekeerd.” Donk herinnert zich de dag toen hem verteld werd dat Club Brugge geïnteresseerd was. “‘Club Brugge? Oké …’ Ik kende Anderlecht, dat een paar seizoenen na elkaar kampioen geworden was, natuurlijk beter. ‘Adrie Koster is er trainer? Toch maar even gaan praten.’ En ik wou absoluut eens naar Brugge gaan om te kijken of ik de vibe zou krijgen.” Ja, dus … Maar de Ryan Donk van toen, juni 2009, is niet meer te vergelijken met die van nu. “Toen ik naar Brugge ging, woog ik 78 kilogram, best een dun mannetje. Nu zit ik aan 92, veertien kilogram spiermassa bij gekweekt, zonder aan snelheid in te boeten. Een les die ik vooral in Engeland opgepikt heb. Daar zag ik jongens die na een blessure niet meer vooruitkwamen. Volledig verkeerd getraind.”

Het regent nog altijd. Pokkenweer. “Ik krijg elke dag een foto of een sms’je van Gianni ( Zuiverloon, nvdr), die sinds dit seizoen in Mallorca voetbalt. ‘Ryan, vandaag is het hier te warm om een T-shirt aan te trekken.’ ( lacht) Zon maakt je gelukkig. Afgelopen zomer zijn we met een paar vrienden twee weken naar de States – New York en Miami – geweest. Toen ik terug was en hoorde dat het hier zou blijven regenen, ben ik meteen naar Schiphol getrokken en het eerste het beste ticket naar de zon genomen.” Zuiverloon is een goede vriend, zegt hij. “Vorige week zijn we nog samen naar Barcelona geweest. En toen ik bij West Brom speelde, woonde hij drie verdiepingen boven mij. Carl Hoefkens speelde er toen ook, maar drie maanden aan een stuk spraken we gewoon Engels tegen elkaar. Tot ik bij hem plots enkele woorden Nederlands herkende. ‘Oh, jij bent die Belg?'” ( schudt het hoofd)

* * *

Ryan is basisspeler bij RKC geworden, zijn pass is duizend keer verbeterd, nog steeds oogt hij laconiek. ‘Hij kan naar Barcelona,’ zegt Henk, ‘voor het tweede. Rijkaard wil hem hebben, als hij het daar goed doet wil hij hem in het eerste inbrengen. Maar we doen het niet’, zegt hij snel. ‘Het is te vroeg.’ ‘Ook AZ heeft interesse, Van Gaal heeft al een paar keer gebeld …’ (*)

* * *

Op de hoek van de Elandsgracht en de Prinsengracht eert de Jordaan zijn overleden helden. Standbeelden van Tante Leen, Manke Nelis en zijn schoonbroer Johnny Meijer, Johnny Jordaan, en Mien en ‘Bolle’ Jan Fröger. Poserend tegen de muur oogt Donk met zijn 1,94 meter indrukwekkend. “Nochtans was ik tot mijn vijftiende, toen ik nog achter de spitsen speelde, altijd de kleinste van mijn team. De kleine Ryan … ( lacht) Toen ik een jaar erna mijn tweede groeispurt kreeg, kon ik bijna niet meer lopen. Lichamelijke klachten, schoolwerk thuis moeten maken.” Op televisie keek hij met bewondering naar het frivole voetbal van Arsenal. “Ik was een grote fan van Patrick Vieira, die net als ik op het middenveld speelde.” Dat hij lang als nummer tien voetbalde, verklaart dat zijn goede voeten? Donk: “Misschien wel. Geleerd op straat: dribbelen, een man passeren, iets creëren. Ik denk niet dat Adrie mij gehaald heeft om de ballen in de tribune te schoppen.” Verzorgd voetbal, net zoals Van Gaal dat voor ogen had toen hij Donk voor 2,5 miljoen euro van Waalwijk – na amper zeven competitiewedstrijden in het eerste elftal – naar Alkmaar haalde. “De samenwerking met Van Gaal was top, voor mij nog altijd de beste trainer. Een heel getalenteerde groep, met onder anderen Maarten Martens, Moussa Dembélé, Deny de Zeeuw, allemaal spelers die beter werden. Van Gaal eigenwijs? Tja … Hij heeft het bijna overal waargemaakt, toch? En hij speelt vaak een rolletje, zoals José Mourinho – een leerling van hem – dat ook doet. Door zelf in de schijnwerpers te staan, neemt hij de druk bij zijn spelers weg. Mooie tijd. Helaas: op de laatste speeldag verloren we op het veld van Excelsior de titel aan PSV. Onwaarschijnlijk.”

Voorzitter Dick Scheringa noemde hem al snel ‘de Alex van AZ’, doelend op Alex Rodrigo Dias da Costa, tussen 2004 en 2007 het blok graniet in de verdediging van PSV. Foppe de Haan, toen coach van Jong Oranje, vond Donk zelfs ‘beter dan Jaap Stam‘. “Leuk, maar ook niet meer dan dat. Mij vergelijken met mijnheer Stam … ( vragende blik) Andere kwaliteiten, andere generatie … Ik ben gewoon hard blijven werken. Met mijn vader en met Mike.” Mike, altijd maar weer Mike. “Willen we hem eens een bezoekje brengen?” Doen we.

Donk slingert zijn auto door het drukke middagverkeer. Wanneer de Belgische gasten even niet kunnen volgen, zet hij zijn wagen geduldig aan de kant en wacht. Een halfuurtje later stapt hij uit aan de Damsko Football Academy, Amsterdam-West, net naast de voetbalterreinen van Sportclub Neerlandia/Slto, waar hij aan de zijde van Nigel de Jong (Manchester City) en Kenneth Vermeer (Ajax) zijn eerste stapjes zette. “Toen ik twaalf was, wilde Mike me al naar Zeeburgia halen, maar ik weigerde. Anderhalf jaar later ben ik dan toch naar ‘Oost’ vertrokken. Goede beslissing.”

In de kelder van Damsko Football Academy onderbreekt Mike Kolf een sessie krachttraining, de begroeting met Ryan is meer dan hartelijk. “Even een ander T-shirt aantrekken, dan kom ik tot bij jullie.” Donk kijkt naar het krachthonk. “Elke zomer, nog voor de voorbereiding bij de club, kom ik hier twee weken werken met Mike. Ik begin liever met een voorsprong aan het seizoen”, verrast Donk. “Altijd al gedaan, ja. Toen ik nog bij AZ voetbalde, deed ik in de zomer atletiektraining: snelheid aanscherpen en mijn looptechniek veranderen, zodat ik minder kracht moet gebruiken.” Bijtrainen in de zomer, terwijl de buitenwereld een totaal ander beeld – nonchalant, weinig geïnteresseerd, soms afwezig – van Ryan Donk heeft. “Vroeger voetbalde ik meer op souplesse en talent, ja, ook al omdat we bij Zeeburgia een vrij sterk elftal hadden. Die nonchalance heeft Mike eruit gehaald.”

Mike Kolf is een begrip in de Amsterdamse voetbalwereld. Hoofd Opleidingen van Amsterdamse Voetbalvereniging Zeeburgia, waar hij ook het eerste elftal traint, en bezieler van Damsko Football Academy. “Ik zag Ryan voor het eerst bij de C4 van Neerlandia. Een spelertje dat moeiteloos uitvoerde wat zijn trainer hem voorhield. En door zijn manier van lopen leek het alsof het hem weinig moeite kostte. Frank Rijkaard had dat ook.” De voorbije jaren loodste hij meer dan tweehonderd jongeren naar het betaalde voetbal. Maar, zegt Donk, “hij probeert de jongens in de eerste plaats van de straat te houden en ze op te leiden tot profvoetballer, mét de nadruk op discipline. Slagen ze niet, ‘dan staan ze ten minste goed in de maatschappij.'” Kolf pikt in. “De jongens mogen niet vergeten waar ze vandaan komen. Zoals Ryan, ja. Als we met een team van Zeeburgia naar het buitenland gaan en sommige jongens kunnen die verplaatsing niet betalen, springt Ryan geregeld financieel bij. Afgelopen zomer heeft hij hier, samen met Donovan, zelfs een damesploegje getraind.”

Het is bijna twee uur in de namiddag, tijd om afscheid te nemen. Donk: “Nog eventjes chillen. Straks word ik wellicht gebeld door mijn zusjes, met wie ik heel close ben.” Dat bleek toen hij tijdens het EK van 2007 even het trainingskamp van Jong Oranje verliet, nadat een van zijn zussen een verkeersongeval had en in het ziekenhuis belandde. “Als mijn familie iets overkomt, dan zet ik – de oudste broer – het voetbal even aan de kant. Ik voel me hun tweede papa, ja.”

(*) Uit: ‘De doorbraak van Ryan Donk’, Raymond Cuijpers, verschenen in Hard Gras (april 2007).

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN IMAGEGLOBE

“Als we met een team van Zeeburgia naar het buitenland gaan en sommige jongens kunnen die verplaatsing niet betalen, dan springt Ryan geregeld financieel bij.” Mike Kolf

“Ik trainde al drie maanden bij West Bromwich Albion toen ik ontdekte dat Carl Hoefkens ook Nederlands sprak. Oh, jij bent die Belg.” Ryan Donk

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content