Terwijl circus Tour zijn deuren geopend heeft, zindert een Belgische prestatie uit de Giro nog na. Jurgen Van den Broeck realiseerde met een zevende plaats de verwezenlijking van zijn eigen droom: eigenzinnig naar de top.
Vorig jaar ging Jurgen Van den Broeck met veel ambitie en bombarie naar de Giro, maar viel hij door de mand. Dit jaar pakte de 25-jarige coureur uit Morkhoven het anders aan. Zijn spartaanse voorbereiding in de bergen van Italië loonde. Hij leerde ook naar de goede raad van anderen luisteren. Niet evident voor iemand die in het verleden alles steeds op zijn eigen manier wou doen. Met Kempense koppigheid en een verschroeiende ambitie.
Van den Broeck kwam het grote wielertoneel op met een knaller: in 2001 werd hij wereldkampioen tijdrijden bij de juniores. Na een kort verblijf bij de beloften verliet hij Quick Step om prof te worden bij het US Postal (het latere Discovery Channel) van Lance Armstrong – het kon immers allemaal niet snel genoeg gaan. Hij werd voor die demarche op een zijspoor gezet door Quick Step en kreeg van toenmalig bondscoach José De Cauwer een individueel oefenprogramma dat hem moest klaarstomen voor het belofte-EK in 2003, waar hij nipt brons miste. Nadien timmerde Van den Broeck aan de weg, met vallen en opstaan, maar altijd zijn eigen gedacht volgend. Vorig jaar stapte hij over naar Silence-Lotto, waar hij De Cauwer terugvond. “Ik kén hem”, zegt De Cauwer. “Het is onvoorstelbaar wat hij gedaan heeft. Vooral omdat hij het helemaal zelf deed. In de wielrennerij word je zo vaak met je gezicht in de stront geduwd, dat je gaat denken: ik winnen? Onmogelijk! Om dan te blijven werken en door te gaan, daarvoor moet je ambitie hebben, hoor.”
Het was al even geleden dat er nog een Belg een mooie plaats behaald had in een grote ronde, zeker op de manier dat Van den Broeck het deed: door telkens met de besten mee te gaan. “Ik dacht altijd al: waarom zou ik niet die Belg zijn die dat nog eens voor mekaar krijgt?”, klinkt het zonder schroom uit zijn mond. “We hebben hier wel een cultuur van klassiekers, maar er zijn zeker nog Belgen die ook rondes kunnen rijden. Als je ziet wat Maxime Monfort doet in het Baskenland… Alleen schrijft daar niemand over. Je moet nochtans ijzersterk zijn om ginds vooraan te rijden.”
Opgestoken middelvinger
Je was wereldkampioen tijdrijden en je komt uit een land waar klassieke renners in de spotlights staan. Waarom heb je dan toch gekozen voor het rondewerk?
Jurgen Van den Broeck: “Het is niet echt een keuze, maar gewoon hetgeen je denkt goed te kunnen. In de Waalse klassiekers wil ik ook wel goed presteren, maar rondewerk doe ik nu eenmaal graag.”
José De Cauwer: “In ons land is de Ronde van Vlaanderen de belangrijkste koers van het jaar, terwijl het wielrennen zich voor 80 procent afspeelt op andere parcours. Het is veel moeilijker om Luik-Bastenaken-Luik te winnen, want daar komen andere renners op af, dat is meer internationaal.
“Het komt er natuurlijk ook op aan de juiste morfologie te bezitten, er het lichaam voor te hebben – dat is aangeboren. Een goeie tijdrijder is per definitie een goeie renner en vaak ook een goeie klimmer. Dat heeft te maken met zuurstofopname en herstel tijdens de inspanning. En met de pijngrens. Want waarom kan iemand wel of niet tijdrijden? Kijk, je zoekt altijd een beetje comfort in een tijdrit, want het is jezelf pijn doen, het is heel anders dan volgen. Het is zo: starten en ‘het doet pijn’. Ja, dat weet ik… (trekt een grimas) ‘Maar het doet nog meer pijn.’ Dat wéét ik, maar zo is het nu eenmaal! Echte tijdrijders zijn dus de mannen die een speciale kronkel in hun hoofd hebben om zichzelf pijn te doen, die een beetje gek zijn.”
Bén jij een beetje gek, Jurgen?
Van den Broeck: “Ze zeggen toch dat je gek moet zijn om jezelf zo’n pijn te doen. Ik schrik er vaak van hoevéél pijn je jezelf kunt doen. Neem nu dat laatste weekend van de Giro: achteraf snap ik niet hoe ik dat heb kunnen uitrijden met die spierscheur. Als je ziet dat je been ’s avonds zo dik is… Heel de avond laad je jezelf op om die spier de dag nadien wéér zeer te doen. En dat lukt! Dan denk je: hoe is dat mogelijk?”
Ja, hoe is dat dan mogelijk?
Van den Broeck: “Wel, als je daar staat, op die plaats, dan zeg je niet zo snel: ‘Oh, een blessuurke, dan gaan we er maar eens mee stoppen…’ Dat was nooit een optie.”
In het verleden zijn er nog renners geweest, Wim Vanhuffel bijvoorbeeld, die zo’n prestatie hebben neergezet, maar die eendagsvliegen bleken te zijn.
De Cauwer: “Bij Jurgen is het anders. Hij heeft in de jeugd al veel succes gehad. Volgens Carlo Bomans(de huidige bondscoach, nvdr) en mezelf is hij wel te snel overgegaan naar de profs, maar ja, het was steeds ‘ik wil, ik wil’. Die fout en het feit dat hij eruit geleerd heeft, hebben hem ook sterker gemaakt. Hij heeft het helemaal zélf gedaan – tegen advies van iedereen in – en dit is nog maar het begin. Hij weet wat hij ervoor gedaan heeft en wat voor kick het geeft om daar te staan waar hij nu staat. Hem kennende loopt hij nu de hele dag rond met zijn middelvinger opgestoken tegen alles en iedereen (lacht en Jurgen ook). Daar gaat hij de moraal uit putten om door te zetten.”
Je bent vaak tegen je raadgevers ingegaan?
Van den Broeck: “Ja, ik heb altijd mijn eigen ding willen doen. Als ik van iemand raad kreeg en het bracht niet op, dan ging ik bij een ander luisteren en dan begon ik dát te doen. Zo kom je in een spiraal terecht zonder te weten hoe of wat. Zeiden ze vijf uur trainen, dan ging ik zes uur rijden, zo van die dingen.”
De Cauwer: “Hij was te gretig hé. Als iemand hem zei om het rustig aan te doen, dan dacht hij: ‘Ach, jij wilt niet dat ik coureur word, jij hebt geen vertrouwen in mij.’ Maar dat had er niks mee te maken! Had hij geluisterd, dan had dat misschien een jaar of twee gescheeld. Dan was hij iets rapper daar geweest, maar of hij er sterker zou uitgekomen zijn…? Dat weet ik niet. Het is niet omdat ze voor jou de weg plaveien en je die volgt, dat je sterker staat. Hij heeft de moeilijkste weg gekozen: wereldkampioen geworden bij de juniores – een onmogelijke prestatie. Dan naar de beloften, na anderhalf jaar al overgegaan, uit de ploeg gezet geweest, tegen alles en iedereen in gegaan, toch het EK gehaald, daar bijna het podium bereikt… Hij werd daar gelost, kwam toch terug, in de hitte tussen de gebouwen van Athene, bij 45 graden. Je denkt: ze rijden hem er weer af. Maar neen hoor, hij deed nog mee voor het podium! Dan denk je: (blaast) wat gebeurt hier?
“Door de weg die hij bewandeld heeft, is de kans dan ook veel groter dat hij een blijvertje is en geen eendagsvlieg.”
Als je zijn resultaten nu ziet, dan heeft hij finaal gelijk gehad.
De Cauwer: “Neen, hij heeft geen gelijk gehad! Hij wéét dat hij geen gelijk heeft gehad. Nu wil hij dat toegeven, maar had je hem dat twee jaar geleden gezegd… Hij zal nu tegen Carlo en mij bekennen: ja, jullie hebben gelijk gehad. En er wel aan toevoegen: maar ík ook!
“Hij heeft het zich enorm moeilijk gemaakt. Ik weet niet wat er allemaal in hem is omgegaan, ik zal het ook nooit weten, maar dat moet wreed geweest zijn. Met zijn ambitie, en dan klappen krijgen, dat moet verschrikkelijk geweest zijn.
“Nu is hij zover gekomen dat hij zegt: oké, dan train ik maar vijf uur. Hij heeft de goeie mix gevonden. Hij maakte telkens van vijf uur zes uur en ondervond dat het niet opbracht. Hij kan nu zeggen: genoeg is genoeg. Maar het wel doen natuurlijk, want er zijn er ook die van vijf uur vier uur maken…”
Patatten rond de oren
Wat waren de moeilijke momenten?
Van den Broeck: “Sommige koersen dat je denkt: nu ga ik mee, en dan bij de eersten gelost worden. Het zo graag willen en niet lukken, daar word je gefrustreerd van. Dan denk je: allee, ik heb er toch alles aan gedaan! Ze zeggen wel: wacht wat, je bent nog jong. Ja, maar toch…”
De Cauwer: “En als je dat tegenkomt door te weinig te doen, dan zou dat makkelijker te accepteren zijn dan door te veel te doen. Want nu denk je: ik heb er toch alles voor gedaan. Jaja, eigenlijk te veel gedaan hé! Je geest is voorlopig nog sterker dan je lichaam. Maar ja, dat is het verschil tussen een echte en geen echte.”
Waardoor heb je op die moeilijke momenten kunnen doorzetten?
Van den Broeck: “Omdat je het graag doet…”
De Cauwer: “Stoppen is opgeven hé. Je moet beseffen: die stempel van wereldkampioen blijf je heel je leven meedragen. Dat moet hem motivatie gegeven hebben. Hij moet gedacht hebben: dat ík het niet kan, dat is onmogelijk.”
Heeft die wereldtitel alles lastiger gemaakt omdat de verwachtingen te hoog waren?
De Cauwer: ” (wijst naar Van den Broeck) Hij hé! Zijn verwachtingen. Niet van de rest. Wij wísten dat de beloften een categorie van vier jaar is, hé. Maar ik mag niks zeggen, misschien heeft het allemaal zijn nut gehad. Hij heeft nu leren tellen, om van vijf ook vijf te maken. Misschien was het voor hem nodig om die weg te bewandelen, zodat hij rust kon vinden. Anders zou hij altijd gedacht hebben: als ik er nu tóch eens zes van maak…
“En hij heeft patatten rond zijn oren gehad. Als je hem met de auto voorbijreed, zag je heel die wereld draaien in zijn hoofd: wie ben ik, waar ga ik naartoe, wat kan ik nog? Dit kan zo toch niet, ik ben toch Jurgen Van den Broeck!”
Van den Broeck: “Misschien is het een voordeel geweest dat ik veel zelf gedaan heb, om nu te kunnen luisteren. Ik ben inderdaad vaak met mijn kop tegen de muur gelopen. Maar je blijft dat niet doen hoor (lacht). Ik heb nu met Marc Lamberts een trainer gevonden die ik vertrouw en van wie ik weet: als die iets zegt, dan is het goed. Ik volg dat dan ook tot op de minuut. Dirk Demol zei me: jij moet trappen, wij zullen voor jou denken. Dat is een renner: niet denken, maar trappen!”
Je hebt bij Discovery Channel niet alleen raad gekregen van Demol, je hebt er ook wat kunnen opsteken van mannen als Azevedo en Rubiera. Wat hebben zij je bijgebracht?
Van den Broeck: “Als je met hen praat, dan begin je dingen in te zien. Ik heb van hen geleerd dat je er alles moet voor doen. Ik heb geleerd om ergens alleen in de bergen te gaan trainen, ook al is dat mentaal heel zwaar. Dus heb ik niet de fout gemaakt om wat in de Ardennen te gaan rijden, maar heb ik een appartement gehuurd in Italië. Op voorhand geloof je nochtans niet dat het veel verschil zal maken. Tot aan de eerste koers, als blijkt dat je gemakkelijk met Di Luca en Garzelli naar boven rijdt. Dan denk je: mmm, ik ga daar volgende week opnieuw zo trainen.”
Natuurlijke hiërarchie
Zo’n eigenzinnig iemand wordt allicht een ‘moeilijke’ kopman?
De Cauwer: “Ik denk dat een echte kopman nooit gemakkelijk is, altijd wat apart.”
Van den Broeck: “Kijk maar naar die ene die zeven keer de Tour gewonnen heeft.”
De Cauwer: “Een ploeg past zich graag aan als het rendeert. Weet je, in de wielrennerij kent iedereen zijn plaats. Als je zou zeggen: zet jullie allemaal op een rij, volgens de hiërarchie, dan gaan er niet veel verkeerd staan. Als je dat in de maatschappij zou zeggen, dan gaan er vooraan staan die eigenlijk van achter moeten staan.
“Je hoort wel eens dat een renner ‘knecht speelt’. En de mensen vragen zich dan af hoe dat kan in de sport, of die renner dan zelf geen ambitie heeft. Maar het is de logica zelf. Het heeft geen zin om te blijven zeggen dat je de beste bent als dat niet zo is.”
Van den Broeck: ” Azevedo en Rubiera konden perfect top tien rijden, maar het interesseerde hen niet. Ze reden liever om de Tour te winnen met iemand anders omdat ze beweerden die druk zelf niet aan te kunnen.”
De Cauwer: “Er gaan Jurgens zijn die kopman willen worden en Jurgens die knecht willen zijn. Maar deze wil geen knecht zijn, hoor, of toch niet graag. Het woord knecht begint bij hem met een Z: helemaal achteraan in het alfabet…”
Van den Broeck: “Het is nooit de bedoeling om knecht te worden. Je moet ambitie hebben. Maar ik heb ook al gewerkt voor Cadel Evans.”
De Cauwer: “Als hij in de toekomst naar de Tour gaat, zal het een goede stap voor hem zijn om Evans te helpen. Het kan hem een kick geven om even van de grootste stress van het kopmanschap af te zijn en te ondervinden hoe lang hij kan meegaan. Natuurlijk moet hij niet werken voor iemand die maar even goed is, maar voor een Evans wel. Die natuurlijke hiërarchie weer…
“Zijn ongelofelijke ambitie is wat Jurgen gemaakt heeft tot wat hij nu is, hoewel hij in jaren geen koers gewonnen heeft. Hij heeft altijd de idee behouden van ‘ik wil en ik zal’. Er zijn er heel veel die allang de handdoek gegooid zouden hebben. Maar hoewel hij in de hiërarchie veel tikken heeft gehad, dacht hij steeds: (met een grimas) mijn dag zal wel komen!” S
door peter mangelschots – beeld: michel gouverneur (reporters)