Het vreemdelingenlegioen marcheert

© belgaimage

Met de komst van Marcelo Bielsa (Lille), Claudio Ranieri (Nantes) en Óscar García (Saint-Etienne) telt de Franse Ligue 1 bij de start van het nieuwe seizoen zes buitenlandse trainers. Het hoogste aantal sinds 1991 en een ware paleisrevolutie.

Het voetbal mag dan wel een uiterst professionele wereld zijn waar veel geld in omgaat, het is vaak onderhevig aan modes, golfbewegingen, zelfs irrationele tendensen. Frankrijk vormt daarop geen uitzondering. Lange tijd moesten Franse clubs niets weten van buitenlandse trainers, aan de vooravond van het nieuwe seizoen heeft inmiddels al een half dozijn clubs zo’n uitheemse coach in dienst. Dat afgelopen jaar een niet-Frans trainerstrio het volledige podium inpalmde, is daar ongetwijfeld niet vreemd aan. Leonardo Jardim (kampioen en halvefinalist in de Champions League met Monaco), Unai Emery (tweede in de competitie, winnaar van de Coupe de France en de Coupe de la Ligue met PSG) en Lucien Favre (glansrijk derde met Nice) lieten de concurrentie slechts kruimels. ‘Die toptrainers zijn een zegen voor de Ligue 1’, verzekert Jean-Claude Giuntini, kaderlid bij de Direction Technique Nationale (DTN). ‘Ze confronteren ons met andere visies, denkpatronen en werkmethoden, wat heilzaam is voor iedereen.’

Aanzuigeffect

Buitenlandse trainers zijn in Frankrijk echt in de mode geraakt in augustus 2016. Een jaar voordien waren er nog maar twee in dienst, Jardim en Marcelo Bielsa bij Marseille. Unai Emery en Lucien Favre kwamen vorige zomer aan, terwijl de Portugezen Sérgio Conceição (Nantes) en Rui Almeida (Bastia) in de loop van het seizoen brandjes moesten komen blussen. In augustus 2015 nam de Spanjaard Míchel bij Marseille de plaats in van Bielsa (die na één speeldag in de Ligue 1 was opgestapt), maar bij gebrek aan resultaten deed hij het seizoen niet uit. Langzamerhand raken de Franse clubs gewend aan het idee van een buitenlandse trainer en speelt het aanzuigeffect volop. ‘De clubvoorzitters stonden lang huiverachtig tegenover buitenlandse coaches. Ze waren bang van God weet wat. De meeste van die trainers zijn grote namen, maar kregen onrechtvaardige kritiek te verduren. Misschien heeft uiteindelijk Conceição, die Nantes van de negentiende naar de zevende plek leidde, nog de beste reclame voor hen gemaakt. Bijna niemand kende hem als trainer en iedereen betreurde zijn vertrek naar Porto’, legt Hervé Renard uit, tweevoudig winnaar van de Afrika Cup met Zambia en Ivoorkust.

Buiten Emery, Favre en Jardim zal de Franse competitie dit jaar Claudio Ranieri (ex-Monaco) bij Nantes en Marcelo Bielsa (ex-Marseille) bij Lille herontdekken en kennismaken met Óscar García (43, ex-RB Salzburg), een Barcelonees die in Israël en Engeland passeerde. We moeten terug tot 1991 om zoveel buitenlandse trainers in de Franse hoogste afdeling te vinden. In 2003 en 2010 telde die er zelfs niet één. De Premier League, met zijn gigantische omzet, begon een hele tijd geleden al de beste trainers van de wereld te kopen en zal dit seizoen veertien buitenlandse coaches tellen. België heeft er tien voor zestien clubs, de Bundesliga acht (in een competitie met achttien), onder wie de trainers van Bayern, Dortmund en Leipzig.

‘Het brede publiek kijkt uit naar die nieuwe gezichten die van over heel de wereld komen’, zegt Jean-Louis Garcia, de trainer van promovendus Troyes. ‘Met hen spoelen nieuwe methodes in Frankrijk aan die een nieuwe wind zullen doen waaien. In 1998 hadden veel spelers van Les Bleus een buitenlandse leerschool doorlopen. Aan ons nu om open te zijn voor de anderen.’ Op de persconferentie bij zijn aankomst in Saint-Etienne presenteerde Óscar García de grote lijnen van zijn draaiboek: ‘Het hoofddoel is iets te bouwen dat een spoor zal achterlaten in Saint-Etienne, op het veld maar ook erbuiten. Het is zaak een heel professionele werkstructuur te creëren. En we willen een ploeg bouwen die herkenbaar is.’ Eenmaal het evidente enthousiasme over het nieuwe avontuur voorbij is, zal de voormalige T1 van Watford de interne weerstand moeten overwinnen én de stormloop van de Franse media, nooit mals voor ambitieuze groentjes en wereldwijd erkende tenoren. In Frankrijk houden ze ervan om koningen te onthoofden… Artur Jorge, die in 1987 met Porto de Champions League won, moest het ontgelden bij zijn passage in PSG (1991-1994), terwijl hij de Parijzenaars een titel had geschonken. Hetzelfde verhaal – heiligschennis ten top – voor Carlo Ancelotti, tweevoudig winnaar van de Champions League met Milan en Chelsea, bij zijn korte doortocht in Parijs (2012/13). Tijdens zijn seizoen in Marseille (2014/15) haalde Marcelo Bielsa zich de banbliksems van een gedeelte van de pers op de hals, omdat hij zogezegd zweverige persconferenties gaf en één-op-ééninterviews weigerde aan wie dan ook. Erger nog, de onbekende Pascal Dupraz (T1 van Evian TG indertijd) zou verklaren dat ‘Bielsa de spot drijft met het voetbal’.

Football de papa

Buitenlandse trainers leren aanvaarden is een langzaam proces. ‘Trainers die op het hoogste niveau gewerkt hebben, zijn welkom in Frankrijk. Zij zijn een goede zaak voor de Ligue 1’, verklaarde Raymond Domenech, voorzitter van de Franse trainersvakbond (Unecatef) bij de komst van Ranieri naar Nantes. Hij kon evenwel niet nalaten eraan te herinneren dat ‘de grote Franse trainers ook bekwaam zijn om in het buitenland te trainen’. De komst van buitenlandse T1’s is nochtans niets nieuws. In de jaren 70 kon de Franse ploeg genieten van de inbreng van Stefan Kovacs, de voormalige leidsman van het Ajax van Cruijff. ‘Toen ik voetbalde, waren er veel trainers uit ex-Joegoslavië. Er was geen internet en we waren verzot op alles van buiten ons land’, verklaart Alain Giresse. In die tijd maakt het Franse voetbal een lange donkere periode door die pas zou eindigen begin de jaren 80.

De Europese titel in 1984 en de wereldtitel in 1998, gekoppeld aan de bloeitijd van de clubs, zullen de Fransen onderdompelen in zelfgenoegzaamheid en navelstaarderij. ‘Het Franse voetbal heeft in die periode geprofiteerd van het rijpingsproces van de opleidingscentra uit de jaren 70 en de komst van spelers uit achtergestelde wijken, die toen nog niet talrijk waren in het profvoetbal’, meent voormalig Frans bondscoach (1976-1984) Michel Hidalgo. De Franse successen op het WK 1998 en EK 2000 hebben de jaren daarna een pervers effect op de coaches van Franse clubs. ‘Ze kopieerden de leer van Aimé Jacquet en de algemene methode van de DTN’, zo luidt de theorie van een Franse trainer uit de Ligue 1 die anoniem wenst te blijven. ‘Fysiek voetbal, opgebouwd rond drie verdedigende middenvelders en geobsedeerd door het resultaat. Een visie die de Spanjaarden, zowel hun clubs als de nationale ploeg, enkele jaren later aan flarden schoten. De komst van grote trainers als Ranieri, Bielsa, zelfs Óscar García en het verlengd verblijf van Emery, Favre en Jardim is een zegen. We zullen misschien een streep kunnen trekken onder het football de papa, dat al veel te lang geduurd heeft.’

Sinds het ontstaan van de Europacups in de jaren 50 werden slechts zeven edities gewonnen door Franse trainers, met inbegrip van de twee bekers van Zinédine Zidane de afgelopen jaren (twee keer de Champions League met Real Madrid) en de drie trofeeën van Helenio Herrera, de mythische Argentijnse trainer die zich liet naturaliseren tot Fransman (twee EC I met Inter en één EC III met Barça). In dezelfde periode deden de Italiaanse coaches (25 trofeeën), de Spaanse (24), Duitse (17), Engelse (17) en Nederlandse (15) het veel beter. In het buitenland blinken Franse trainers amper uit. Met uitzondering van Arsène Wenger (al 21 jaar bij Arsenal) en Zidane, die bij Real wonderen verricht (5 hoofdprijzen in 18 maanden), hebben vandaag weinig Franse T1’s succes in het buitenland. Rudi García (Marseille) heeft net een matige ervaring achter de rug bij Roma, Rémi Garde werd ondanks zijn status ontslagen bij Aston Villa, net als Philippe Montanier bij Nottingham Forest, Valérien Ismaël bij Wolfsburg en Claude Puel bij Southampton, die laatste na een nochtans meer dan behoorlijk seizoen.

Smeltkroes

De jongste jaren knoopt de Ligue 1 dus opnieuw aan met een traditie die teruggaat tot lang geleden. In de eerste helft van de twintigste eeuw vond je er pioniers uit Groot-Brittannië of Oost-Europa op zoek naar avontuur. Daarna was er een sterke instroom uit landen waar Frankrijk cultureel en op voetbalvlak verwant mee is (ex-Joegoslavië, Argentinië, Portugal). Sinds een jaar of dertig voelen sommigen – zoals Helenio Herrera in de gouden tijd – zich zo goed in Frankrijk dat ze de nationaliteit aannemen en er voor hun carrière gaan wonen (Rohr, Takac, Correa, Halilhodzic, Bazdarevic, Kasperczak…). Ten slotte zijn er de golfbewegingen die ten dele afhangen van de mode maar vooral van de grillen van de almachtige voorzitters in het Franse voetbal: de Portugezen in het zog van Artur Jorge (Duarte, Rui Almeida en natuurlijk Conçeicão en Jardim die school zouden moeten maken), de Italianen één na één (Ravanelli, Guidolin, Ranieri en Ancelotti) en de Belgen ten slotte, naar aanleiding van de successen van Raymond Goethals bij Bordeaux en Marseille (Michel Renquin, Erik Gerets, Ariel Jacobs). ‘We leven in een geglobaliseerde wereld waarin competenties geen grenzen meer kennen. De uitwisselingen met het buitenland zijn een rijkdom waaruit we moeten putten. Frankrijk, smeltkroes bij uitstek, zou dat beter moeten begrijpen dan andere landen. De dingen veranderen, de mentaliteit evolueert en de economische en sportieve macht beginnen te volgen. Lucien Favre heeft niet getekend bij Dortmund, Unai Emery en Leonardo Jardim zijn in de Ligue 1 gebleven. We haalden Marcelo Bielsa, wereldwijd een referentie, en Claudio Ranieri, Engels kampioen met Leicester, naar Frankrijk terug. Óscar García kon bij tal van clubs terecht en koos voor Saint-Etienne. Dat zou weleens goed kunnen zijn’, taxeert Raynald Denoueix.

Dat het aandeelhouderschap bij tal van Franse clubs de voorbije zes jaar ontploft is, heeft bijgedragen tot de implosie van die bekrompen puur Franse mentaliteit. QSI (Qatar) greep de macht bij PSG, Russen werden meerderheidsaandeelhouder in Monaco, Chinezen traden toe tot het kapitaal van Lyon, Sochaux en Auxerre, Chinese Amerikanen hebben de teugels in handen van Nice, een Amerikaan kocht Marseille op, een Luxemburger deed hetzelfde met Lille, en Engelse en Spaanse aandeelhouders hebben RC Lens in handen. Andere Franse voetbalbastions (Bordeaux, Nantes, Strasbourg, Saint-Etienne) zullen waarschijnlijk verkocht worden aan buitenlanders.

De derde economische macht van Europa, een poos naar de zesde plaats op de UEFA-ranking afgegleden, vecht tegen zowel een cultureel als structureel tekort. Het EK 2016 en zijn stadions, alsook de exponentieel gegroeide tv-rechten, helpen bij die strijd. ‘De laatste weerstand van een uiterst conservatief milieu zal gebroken moeten worden, maar dat komt. Het is een onvermijdelijke evolutie’, oppert Hervé Renard, tweevoudig winnaar van de Afrika Cup en amper naar waarde geschat in Frankrijk. In 2015 werd Leonardo Jardim, vandaag unaniem geprezen na het buitengewone seizoen van Monaco, door zijn collega’s niet genomineerd als een van de beste vier T1’s van het seizoen, terwijl de club uit het prinsdom als derde was geëindigd en de kwartfinales van de Champions League had bereikt. ‘De vier genomineerden zijn de beste vier Franse trainers van de League 1. Ik geloof dat ik de trofee kan winnen van beste Portugese metselaar die in Frankrijk werkt’, had Jardim toen ironisch gezegd. De voorbije tien seizoenen werden drie buitenlandse trainers beloond: Erik Gerets (2009), Carlo Ancelotti (2013) en … Jardim, dit jaar. Het kan verkeren.

door Ricco Rizzitelli – foto’s belgaimage

‘De laatste weerstand van een uiterst conservatief milieu zal gebroken moeten worden, maar dat komt. Het is een onvermijdelijke evolutie.’ Hervé Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content