In een seizoen waarin de buitenlandse trainers de meeste aandacht trekken, overstijgt de Belg Peter Maes met Lokeren voor het derde jaar op rij de vooropgestelde ambitie. Komend weekend ontmoet hij Zulte Waregem in een duel om de tweede plaats.
Om te zien hoe het beleid bij Lokeren met ultrakorte lijntjes werkt, volstaan vijf minuten in de catacomben van het Daknamstadion. Je stapt er binnen voor een afspraak met de trainer en, wachtend op een bank, passeren binnen de vijf minuten achtereenvolgens: CEO Marc Vanmaele, directeur algemene zaken Romain Van Schoor, sportief directeur Willy Reynders en voorzitter Roger Lambrecht.
Plots klinkt er lawaai in de gang. “Ik denk dat de trainer er is”, grijnst een bediende. Peter Maes stapt het bureau van Reynders binnen, waar ook de voorzitter heeft plaatsgenomen. Enkele weken geleden verlengde de Trainer van het Jaar zijn contract. Met twee en een half jaar diensttijd is hij overigens de langst zittende trainer in eerste klasse.
Zegt dat veel over eerste klasse of over Peter Maes?
Peter Maes: “Over allebei én over de nervositeit van onze competitie met zestien ploegen. De doelstelling die de club voorop heeft gesteld, moeten we tegenwoordig elke week halen, en niet langer alleen op het eind van het seizoen. Als onze status efkens een deuk krijgt, lijkt dat een ramp, terwijl dat eigenlijk heel normaal is, zeker in clubs die aan opleiding moeten doen. Een club als Lokeren moet niet elk seizoen tien nieuwe spelers binnenhalen, maar twee, maximaal drie. Pas dan creëer je een hiërarchie en stabiliteit in de ploeg. Die drie nieuwe moeten zich maar tussen het geheel knokken.”
Zet die nervositeit zich over op de trainers?
“Nee. Het zijn niet de trainers die nerveus worden, het probleem zit bij de omkadering. De clubmensen komen zo onder druk te staan. Als je een keer nul op negen haalt, zijn ‘ze’ onmiddellijk daar, de media. We zijn allemaal gevoelig voor het beeld dat de media van ons, clubs, ophangen, en we gaan daar dikwijls te snel in mee.”
Had je, toen je hier tekende bij een club met zo’n verloop van trainers, gedacht dat je er bijna drie jaar later nog zou zitten?
“Absoluut, daarom tekende ik ook meteen voor drie jaar. Ik ben redelijk gerust dat, als ik aan een project begin, ik dat op lange termijn wel aan het bollen krijg. Dat heeft grotendeels te maken met welke structuur je neerzet en met welke mensen je je omringt. Kan dat niet in een structuur die ik goed genoeg vind om mezelf te zien functioneren, dan stap ik niet naar een club. Je hebt als trainer een probleem als je een club binnenstapt waar je niet weet wat je er zal aantreffen. Ik moet vooraf weten wat er gaat gebeuren, met wie en hoe. Vanaf dag één heb ik hier heel duidelijke afspraken gemaakt, heb ik Willy Reynders aangesteld als man waarmee ik wilde werken, en zijn we meteen afspraken gaan maken met de voorzitter. Tot op vandaag loopt dat fantastisch.”
Waarom verbind je je lot aan dat van Willy Reynders?
“Ik verbind mijn lot altijd aan mensen die leiding geven als tussenschakel naar het bestuur. Bij Mechelen heb ik Fi Vanhoof direct heel dicht bij mij genomen en gezegd: ‘Fi, we gaan dit samen doen.’ Een buffer is echt noodzakelijk voor een trainer. Ik denk niet dat ik ooit nog elders op een andere manier zal werken.”
Dan schieten me meteen een paar clubs te binnen waar je nooit zal werken.
“Dat weet ik niet. Ik denk wel dat op termijn ook die clubs zo’n buffer zullen inschakelen. Dat heeft niets met sterk of zwak te maken, maar met duidelijkheid. Spelers moeten weten in welke situatie ze naar wie moeten stappen. Het kan niet dat ze constant naar de voorzitter moeten, je hebt filters nodig.”
Positief mens
Je hebt hier al bijgetekend. Waarom?
“Ik ben niet wachtende. Ik amuseer me hier. Ik zie wel welke dingen op me afkomen, ik ga ze niet zoeken. In een club is het belangrijk dat spelers en supporters weten dat ook de hoofdtrainer nog een tijdje blijft: dat het project dat uitgetekend is, doorgaat. Een project voor zes maanden vind ik ongezond. Dan sta je echt stil als club. Ik ben voor langetermijnpolitiek.”
Omdat je voor jezelf zekerheid nodig hebt?
“Nee, want die heb je nooit in dit vak. Als trainer leer je niet te ver vooruit te kijken of te plannen, maar om het moment te grijpen. Regel één voor mij is: ik denk nooit in verhalen. Ik ben nu bezig.”
Je kon ook redeneren: het gaat goed met Lokeren, dus hoef ik niet te tekenen. Dat kan straks ook nog, als er geen betere club komt. Nu geef je het signaal aan clubs die een trainer zoeken voor straks: ik ben bezet.
“Ik houd van duidelijkheid, dus dan moet ik zelf ook duidelijk zijn. Als ik vraag dat iedereen hier rond mij optimaal functioneert, moet ik zelf niet op de uitkijk staan en mijn contractbespreking uitstellen. Als ik iets krijg, geef ik ook graag iets terug.”
Had je drie jaar geleden gedacht dat je Lokeren in beweging zou krijgen?
“Jawel, dat is me in andere clubs ook gelukt. Beweging gaat gepaard met positivisme. Het gaat niet enkel om het resultaat, ook om de manier waarop je het haalt. Ik ben een positief mens en ik straal veel positieve energie uit, elke dag opnieuw. Als mijn wekker afloopt, sta ik op, dan blijf ik geen tien minuten soezen. Er zijn weleens mensen met mij op vakantie geweest die last hadden van een ochtendhumeur. Die vonden mij een vervelend mens, aan tafel ’s ochtends. Omdat ik direct opgewekt aan het babbelen ben. Ik kan mezelf niet veranderen, hooguit wat schaven aan de scherpe kantjes.”
Heb je die positieve ingesteldheid ook tegenover spelers, of zie je eerst hun gebreken?
“Ik sla en zalf tegelijkertijd. Strengheid en soepelheid gaan hand in hand. Als je een speler aanwerft, zie je eerst de kwaliteiten, naarmate je langer samenwerkt, ook de negatieve punten. Fi Vanhoof maakte me erop attent dat je niet moet overdrijven in analyseren. ‘Dan zie je alleen nog de slechte punten’, zei hij. Neem nu Maxime Biset. Toen ik die op dag één bij mij had, dacht ik: die heeft klompen aan in plaats van voetbalschoenen. Maar van alle spelers met wie ik ooit gewerkt heb, heeft hij de meeste progressie gemaakt. In hem schuilde een enorme drang naar bevestiging, waardoor hij zichzelf weleens voorbijliep. Die moest ik af en toe afremmen. Dat vind ik fantastische mensen. Hij is de kwaliteiten die in hemzelf verscholen zaten, gaan zoeken.”
Ben je toleranter voor een verfijnde speler als Leko?
“Ik ben heel streng voor spelers die hun kwaliteiten niet optimaal benutten. Met Ivan tactisch babbelen over wat je wil zien, is heel gemakkelijk. Die denkt met mij op mijn niveau, dat wordt straks een hele goeie trainer.”
Bij KV Mechelen zat je na vier jaar aan je limiet. Waarom wil je hier na drie jaar nog blijven?
“Hier kan je makkelijker verloop creëren dan bij Mechelen, omdat hier een sterke man zit die iets financieels kan doen. Bij Mechelen lag dat moeilijk, omdat men het geld van uitgaande transfers toen aan de kant legde om te investeren in het nieuwe stadion.”
Voor de buitenwereld leek de stap van KV Mechelen, met zijn volle stadion, naar Lokeren, waar geen 5000 man opdaagde, een stap achteruit.
“Voor mij is ook mijn grenzen verleggen belangrijk. Ik wilde voor mezelf weten: kan ik werken met een voorzitter die eigenaar is van een groot bedrijf, die alle beslissingen zelf neemt en een groot verloop kende qua trainers? Ik vroeg me af: kan ik dan nog mijn ideeën doordrukken? Het antwoord is ja.”
Als Laurens De Bock en Benji De Ceulaer weggaan, doe jij niet moeilijk.
“Ik denk mee. Ik heb niet voor de club gekozen voor mijn resultaten alleen. Dat is onrealistisch bij een club als Lokeren. Een speler voor wie de juiste prijs geboden wordt, moet je laten vertrekken. Voor een trainer is het plezant om iemand nieuw in te passen en die weer competitief te maken in een groter geheel.”
Patosi
Welke lijn hanteer je zelf om al dan niet weg te gaan?
“Als ik vertrek terwijl ik nog onder contract sta, moet in de eerste plaats mijn club daarin mee willen. In de tweede plaats wil ik iets kunnen achterlaten. Ik wil niet vertrekken als een dief in de nacht. Ik had in Mechelen ook nog een contract, maar er stond een clausule in dat ik weg kon.”
Je had er toch ook de indruk dat je aanpak niet meer werkte?
“Nee. Ik heb er toch drie, vier jaar gewerkt met veel dezelfde jongens. Ik creëer wel heel veel druk, elke dag opnieuw, maar ik voel daar weinig sleet op. Spelers willen maar één ding: resultaten. Als ik na het seizoen aan spelers vraag hoe ze het seizoen ervaren hebben, zeggen ze meestal: ‘Het is voorbij gevlogen!'”
Als je tegen Anderlecht anderhalf uur zit te fluiten op Nill De Pauw, wordt die daar toch moe van?
“Ja! Toch doe ik het telkens opnieuw, omdat ik wil dat hij goed gaat lopen. Hij gaat lopen waar hij denkt dat hij het goed doet, maar als dat niet zo is en mijn team wordt benadeeld, zal hij het onmiddellijk weten. Ik wacht niet tot het kalf verdronken is. Ik denk dat jullie, media, daar meer last van hebben dan ik, omdat ik het elke keer weer lees. Waarschijnlijk kunnen jullie dus niet werken onder druk, en die jongens wel. Ik zweer bij continuïteit, werk altijd op dezelfde manier. Als je weet hoe iedereen in mekaar zit, kan je veel van mekaar verdragen, op voorwaarde dat het rendeert.”
Je kan dan wel alleen met spelers werken die onder druk functioneren.
“Ik denk dat iedereen zo kan werken, al heeft niet iedereen die aanpak nodig. Op Leko heb ik in het begin ook druk gelegd, maar die heeft heel snel gezien in welke richting ik wilde, en is daarin meegegaan. Dan vermindert dat van mijn kant. Maar ik let wel op voor verslapping, en ik zit er kort op.”
Word je daar zelf niet moe van?
“Misschien heb ik wel heel veel energie die ik kwijt moet. Ik ben niet de gemakkelijkste mens, maar ik probeer wel correct te zijn. Als je correct bent, kan je heel ver gaan met mensen. Het is echter nooit mijn bedoeling om iemand te kraken.”
Tegen Lierse speelt Patosi een fantastische eerste helft, maar toch neem je hem er na een uur af omdat je niet tevreden bent en je zegt: dit is een signaal waarmee ik hem wil waarschuwen dat hij het anders moet aanpakken. De weken daarop speelde hij fantastisch.
“Als je na de vakantie terugkeert met acht kilo te veel en na een korte winterstop sta je weer vier kilo te zwaar, dan ben je zo iemand wel heel snel kwijt als je niet streng voor hem bent.”
Je kan ook zeggen: met zo’n gast ga ik niet door.
“Dan snijd ik in mijn eigen vingers, want Patosi heeft heel veel kwaliteiten. Dan wil ik daar best veel energie in stoppen, tot het bijna een automatisme wordt. Ik kan me voorstellen dat ze na een tijd graag met iemand anders willen werken, maar zolang ze hier zijn, wil ik hen wel blijven vormen.”
Vorig jaar was je op een bepaald moment heel emotioneel tegenover Harbaoui. Het leek alsof je er genoeg van had, maar uiteindelijk heeft hij zich ontwikkeld tot een waardevolle spits. Is het echt kantje boordje geweest of speelde je een spel?
“In iemands denkwereld proberen binnen te dringen, is een lang proces, tot je op een kantelmoment komt waarop beslist wordt: ga ik met hem mee of gaat hij met mij mee? Dikwijls is dat het moment waarop de speler denkt: nu ben ik dood, de trainer moet me niet meer. Dan neem ik die speler bij mij en zeg: ‘Ik heb je nodig, jij bent mijn spits, maar je moet het nu wel doen zoals ik het zie.'”
Bepaalt een trainer of hij een goeie kleedkamer heeft, of bepalen de spelers of een trainer het goed kan doen?
“De trainer bepaalt de kleedkamer. Als een trainer zo dominant is dat er weinig speling is voor de spelers, komt dat door de kracht van de bepalende mensen: de technische staf. Omdat ik zo dominant ben, ontwikkelen spelers een bepaald gedrag tegenover elkaar en tegenover mij. Dan knokken ze samen. Voor mij, maar ook tegen mij. Als ik tegen x uitvlieg, nemen anderen die jongen meteen in bescherming. Dat vind ik fantastisch.”
Club Brugge
Zou je je carrière geslaagd noemen als je nog vijf jaar bij een club op het niveau van Lokeren werkt?
“Slagen is voor mij voldoening hebben in mijn job. Op welk niveau dan ook.”
Je antwoordt niet op de vraag.
“Het zal niet gebeuren dat ik mijn carrière afsluit bij Lokeren.”
Stoort het je als bepalende mensen uit het Belgische topvoetbal zeggen dat je drukke gedrag langs de lijn je het trainerschap bij een grote club kost?
“Nee, dat stoort me absoluut niet, want zo ben ik. Van den Brom is ook niet het type van Anderlecht, maar hij doet daar toch goed werk? Ik lees en ik hoor dat hij qua structuur andere accenten legt dan Ariël. Het is niet alleen belangrijk dat je met een goed verhaal komt, maar ook dat je er goed mee werkt, zodat iedereen erin wil meegaan. Het moet toch niet allemaal hetzelfde zijn?”
Toen Club zonder trainer zat, moet je toch gedacht hebben: dit is het moment?
“Ik heb tot nu het geluk gehad dat ik nooit vragende partij geweest ben. Dat wil ik zo houden.”
Heeft Dejan Veljkovic, je manager, je bij Club Brugge aanbevolen?
“Ik denk het niet, want mijn uitdrukkelijk verzoek was dat dat niet zou gebeuren.”
Snap je dat Vanhaezebrouck tegen Gent zegt: ‘Sorry, ik lig nu nog onder contract, je moet nu niet aandringen’?
“Hein heeft van zijn avontuur bij Genk geleerd. Je weet niet waarom hij nog een half jaar bij Kortrijk blijft. Misschien heeft hij iemand beloftes gemaakt, en dan is het heel belangrijk dat je die nakomt.”
Hoe bedoel je?
“Verder zeg ik daar niets over.”
Je moet toch ontgoocheld zijn als Gent niet aan jou denkt?
“Ik ben dan niet ontgoocheld, ik geniet er zelfs van als ze niet aan mij denken en mijn resultaten hier goed zijn. Mijn doel is hier. Ik kijk niet te ver vooruit, want dan ben je met jezelf bezig, en dat wil ik niet. Ik moet uw boekje niet vol krijgen, hé. Als dat mijn doel zou zijn, zou ik op een andere manier dit interview doen.”
Hoe?
“Met oneliners, schokkende uitspraken, denkend in pieken en dalen. Maar dat doe ik dus bewust niet, want dan maak je het voor jezelf een stuk moeilijker. Omdat je dan onrust en onduidelijkheid rond je creëert. Dan ben je niet goed bezig.”
Je wil gevraagd worden. Je bent nog nooit gevraagd door een grote club?
“Nee.”
Dat steekt toch?
“Ik heb daar vragen over, maar ik kan ermee leven. Voor mij was de belangrijkste stap: eersteklassevoetbal halen. De eerste twee jaar met KV Mechelen was ik ongelofelijk ambitieus om me te bevestigen op dat niveau. Dat zag je ook aan me. Zodra ik dat gevonden had, ben ik een andere trainer geworden. Ik zeg niet dat ik rustiger geworden ben, maar ik ben wel anders gaan denken. Vroeger zag ik mijn collega’s als tegenstanders, probeerde ik tegenover hen iets te creëren, vanuit de filosofie: alles is goed, als het bijdraagt tot het resultaat. Dat doe ik nu minder. Ook tegenover scheidsrechters ben ik veel minder agressief geworden en toon ik meer respect.”
Buitenlandse trainers
Doet de komst van tal van buitenlandse trainers je nadenken over: wie zijn wij, Belgische trainers, en pakken we het wel goed aan?
“In België krijg je pas het respect als trainer wanneer je eerst in het buitenland getraind hebt.”
Wanneer vertrek je naar Dubai?
“Op korte termijn niet. Door in Dubai te gaan trainen, dwing je geen respect af. Daar ga je maar om één reden heen, en dat is geld.”
Is geld geen drijfveer voor jou?
“Tot ik aan het eind van mijn Latijn zit, zal ik altijd trachten progressie te vinden in mijn keuzes.”
Dus moet je volgende keuze een stap hogerop zijn?
“Ja, als dat aanbod komt.”
Spreek jij eigenlijk Frans, want dat horen we nooit?
“Ik spreek Frans en Engels met veel haar op, maar ik probeer de dingen wel juist te formuleren.”
Kost dat je niet een job bij Standard of Anderlecht?
“Waar heb je het over als je een trainer in België hebt die alleen Spaans spreekt, en waar men heel content over is? Ik denk ook niet dat Ron Jans op zijn taalgebruik is afgerekend, wel op zijn resultaten. Als clubleiders de vraag stellen of het niveau van de Belgische trainersopleiding wel oké is, trekken ze een paraplu open van hier tot ginder.”
Michel Louwagie heeft dus geen punt?”
“Absoluut niet. De trainerscursus is goed, én tegelijk ook maar een ondersteuning van de kwaliteit van de trainer.”
Waarom reageren de Belgische trainers dan zo defensief?
“ik vind niet dat we defensief reageren. Ik stel vast: een trainer van buitenaf stelt hier zijn eisen, en die worden meteen ingewilligd. Wat betekent dat?”
Dat de Belgische trainers dat niet kunnen afdwingen.
“De Belgische trainers denken mee met hun club! Werk ik niet goed, werkt Dury of Hein misschien niet goed?”
Doet Van den Brom het bij Anderlecht beter dan je vooraf gedacht had?
(denkt na) “Ja. Het gaat me niet om de nationaliteit, als er maar kwaliteit is.”
Vooraf zei je: hij zal zich ook wel aanpassen aan de Belgische realiteit en kiezen voor de vaste waarden. Maar hij stelt ze wel op, Praet en Bruno.
“Doen wij, Belgen, dat niet, misschien? Hoeveel jeugdspelers spelen er niet mee bij Zulte, bij Kortrijk, bij Mechelen? Maar al die buitenlanders, dat geeft wel een extra pigment aan de Belgische trainers, het is absoluut een motivatie om ook iets te tonen. Dat wij en Dury bij de eerste vijf zitten, dat Hein ertegenaan duwt, is dan mooi.”
Lokeren blijft wel een anonieme club.
“Daar kan ik perfect mee leven, omdat we vooroplopen. De waardering komt naar ons toe.”
Ook als er maar 5000 man rond het veld zit?
“Het steekt me alleen als die 5000 ontevreden zijn omdat ze geen kwaliteit zien.”
Het cliché zegt dat Belgische trainers altijd uitgaan van omschakelen en dat ook mooi noemen, terwijl buitenlandse trainers doorgaans dominant willen voetballen.
“Is er onlangs geen voorbeeld geweest van een trainer die hoog wilde spelen met een ploeg die niet hoog kan spelen? En wat gebeurt er dan, bij Standard of Beerschot? Mario Been heeft zich ook aangepast. Die is ook niet op zijn Hollands gaan voetballen met Genk.”
Koffie
Zou jij dominant kunnen voetballen?
“Dominantie is iets creëren in elke zone op het veld. Dat kan hoog zijn, maar ook lager. Het hoeft niet per se op de helft van de tegenstander. Ik vind dat wij hoog genoeg staan. Alleen zakken we bij balverlies snel in, maar dat heeft dan weer zijn reden, en die ga ik niet aan jouw neus hangen.”
Is het je droom om ooit Anderlecht te kunnen trainen?
“Mijn droom is om ooit een topploeg te kunnen trainen.”
Je denkt niet: ik houd me nu een half jaar koest langs de lijn, dan verhogen mijn kansen om bij een topclub te werken.
“Integendeel. Dan verlagen mijn kansen, want dan ben ik mezelf niet meer. Ik denk dat je jezelf moet zijn. Duidelijkheid scheppen doe je niet door te faken.”
Ben jij een geduldige trainer?
“Nee, ik ben heel ongeduldig, ik zie liever gisteren iets gebeuren dan vandaag. Maar je moet wel de situatie kunnen inschatten, en niet overschatten, want dan maak je jezelf en de spelers zot.”
Wat wil je nog voor jezelf bewijzen? Welke berg wil je nog beklimmen als trainer?
“Het niet-haalbare, dat streef ik na. Mijn grens ligt altijd zo hoog dat ik ze bijna niet kan bereiken. Maar daar word ik niet moedeloos van. Ik heb al gezegd: ik ben een positief mens. Hier in Lokeren is enorm veel positivisme. Als dat er niet is, moet je er heel hard aan werken om dat weer positief te maken.”
Wat hier kon, kan dat overal? Is sfeer maakbaar?
“Absoluut. Mensen bepalen welke sfeer ergens hangt. Er zijn geen slechte of goeie clubs. Toen ik hier kwam, zat iedereen in zijn hokje. Ik heb alle deuren hier opengegooid. Spelers wandelen nu door mijn bureau om koffie te halen. Ze moeten alleen niet denken dat mijn bureau de bar is.” ?
DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: KOEN BAUTERS
“Het zijn niet de trainers die nerveus worden, het probleem zit bij de omkadering.”
“Ik sla en zalf tegelijkertijd. Strengheid en soepelheid gaan hand in hand.”
“Regel één voor mij is: ik denk nooit in verhalen. Ik ben nú bezig.”