Een van de weinige mensen voor wie Cadel Evans zijn gesloten boek soms openslaat, is Georges Probst (67), de Zwitser die zich al vijftien jaar de ‘père européen’ van de Tourwinnaar 2011 mag noemen. ‘Hij is bijna te intelligent om coureur te zijn.’
15 juli 2008. Tweede rustdag van de Tour. Op de tonen van Beds are Burning van de Australische rockband Midnight Oil stapt Cadel Evans naar de tuin van het Hôtel des Pyrénées in Ousse. De Australiër heeft de dag ervoor zijn allereerste gele trui veroverd en ontvangt de voltallige wereldpers. Wanneer alle vragen zijn gesteld, wijst Evans naar een 63-jarige Zwitser die anoniem in een hoekje zit. “Eigenlijk verdient hij alle aandacht, want hij is mijn held: veertigduizend kilometer met de fiets gereden, van Sydney tot Zwitserland. ( zie kader, nvdr) Zelfs ik zou dat niet kunnen.” ‘Hij’ is Georges Probst, die op verzoek van de geletruidrager naar het hotel is afgezakt en achteraf met tranen in de ogen terug naar zijn hotel rijdt, diep ontroerd door het gebaar van zijn vriend.
Begin maart 1997. Een twintigjarige Australische mountainbiker, genaamd Cadel Evans, wil zich in Europa vestigen en klopt op advies van ex-prof Stephen Hodge aan bij een fietsenwinkel in Neuchâtel. De eigenaar, Georges Probst, heeft Hodge tijdens diens carrière al opgevangen en ziet jaren erna plots een blonde, frêle jongen voor zijn neus staan. De timide Evans voelt zich eerst wat onwennig en klappertandt – met alleen een T-shirt aan – van de koude, maar ontdooit als hij Probsts tenue van het Australische nationale rugbyteam ziet. Het klikt met de Franstalige Zwitser, die meteen warme kledij voor Evans koopt en zich de maanden en jaren erna over het jonge talent ontfermt. “Ik introduceerde Cadel in een lokale mountainbikeclub, was gangmaker op de derny tijdens zijn trainingen, voerde hem naar de luchthaven of wedstrijden, monterde hem op in mindere periodes… Niets was me te veel. Ik beschouwde hem als mijn zoon”, vertelt Probst in zijn huis met een fabelachtig zicht op het meer van Neuchâtel.
Jarenlang was de Zwitser tijdens de Tour mecanicien voor de neutrale hersteldienst van Mavic en zo raakte hij bevriend met vele andere wielerkampioenen. Zijn privémuseum puilt dan ook uit van de memorabilia: een gele trui met de handtekeningen van álle naoorlogse Tourwinnaars – “op Jan Janssen na” – shirts van onder meer Johan Museeuw, Tony Rominger, Laurent Jalabert, Richard Virenque en Frank Vandenbroucke, plus een ingekaderd rugnummer 1 van Lance Armstrong, door The Bosshimself overhandigd. Meest opvallend is echter de indrukwekkende ‘Cadel Evansverzameling’: maillot jaune van 2011, een regenboogtrui uit 2009, shirts van Evans’ eindwinst in de ProTour 2009 en de wereldbeker mountainbike 1998, tot en met de helm waarmee de Australiër in 2002 de roze trui in de Giro veroverde.
“Mensen vragen me soms wat er zo speciaal is aan een paar simpele truitjes,” zegt Probst, “maar zelfs voor een miljoen euro wil ik ze niet ruilen. Vooral omdat Cadel ze me gaf vanuit het diepste van zijn hart. Ik heb veel voor hem gedaan, maar ik heb al een veelvoud teruggekregen. Nooit heb ik een dankbaarder iemand gekend.”
En dat gaat veel verder dan een paar shirts, verduidelijkt de Zwitser. “Tien jaar geleden raakte ik na een ernstig fietsongeval half verlamd. Cadel zou die week terugkeren naar Australië, maar stelde zijn reis uit om me élke dag te bezoeken. Zo kan ik talloze voorbeelden opnoemen: zijn geste tijdens de persconferentie in de Tour 2008, of toen hij op de laatste dag van de Tour 2011 zijn verzorger David Bombeke naar mij liet bellen met de boodschap dat hij zonder mij nooit de gele trui had gewonnen. Dat hij op zo’n drukke dag, waarop de hele wielerwereld hem aanklampte, aan mij dacht… Je zou voor minder een krop in de keel krijgen.”
Speciaal
Maar wat hem het meest pleziert, vertelt Probst, is dat Evans nog altijd dezelfde eenvoudige, vriendelijke jongen is die in 1997 voor de deur van zijn winkel stond. “We bellen elkaar nog geregeld en telkens vraagt hij beleefd: ‘ Comment ça va?Comment va Marie-Claire?’ (Probst echtgenote, nvdr) Nooit zal het succes naar Cadels hoofd stijgen, want bovenal wil hij gewoon zichzelf blijven, zijn leven leiden zoals hij het altijd gedaan heeft. Niet vanzelfsprekend, want overal waar hij loopt, klampen fans of journalisten hem aan, nog meer na zijn Tourzege dan na zijn wereldtitel.
“Met die gestegen belangstelling heeft hij wel moeite. Vooral voor en na een koers, want dan kruipt Cadel in zijn cocon. Tijdens de voorbije Ronde van Romandië liep hij me zelfs straal voorbij, al stuurde hij daarna wel een sms om zich te excuseren. Mijn vrienden vinden hem daarom hautain en arrogant – en ja, hij is speciaal -, maar de echte Cadel kennen ze niet. In gesloten kring verandert hij van een verlegen, afstandelijke kerel in een heel warme, intelligente man, die honderduit over zijn passies vertelt en met zijn droge humor zelfs grappen durft te maken, al zijn ze voor sommigen iets te droog.” ( lacht)
Sinds Evans en zijn vrouw Chiara de voorbije winter na een lange procedure hun Ethiopisch adoptiekind Robel eindelijk een thuis konden geven, drijft ook de gevoelige kant van de Australiër boven, zegt Probst. “Toen we hem in februari, voor de GP Lugano, de eerste keer met Robel zagen, zei mijn vrouw direct: ‘Dat is Cadel niet meer.’ Vroeger leek hij bang om zijn emoties te uiten en hield hij zich altijd een beetje in, maar met Robel bleek die schroom plots verdwenen. De liefde en de voorzichtigheid waarmee hij zich over zijn zoontje ontfermde was hartverwarmend. Hij straalde! Wat hij als kind gemist heeft – Cadels vader, een alcoholicus, was er nooit voor hem – wil hij nu aan zijn zoon geven. De organisatoren in Lugano moesten de start zelfs twee minuten uitstellen omdat hij zich te lang met Robel beziggehouden had. Nooit gedacht dat dát ooit zou gebeuren. ( lacht)
“Nog meer dan de Tour winnen, heeft Robel zijn leven verrijkt. Op af en toe een praktisch probleem na, zal het zijn professionalisme nochtans amper beïnvloeden, al wordt het allicht iets minder makkelijk om drie weken alleen op hoogtestage te vertrekken. Maar nu weet Cadel dat hij niet alleen voor Chiara maar ook voor zijn zoontje koerst.”
Meer dan wie ook is zijn vrouw de spil om wiens Evans’ leven draait, stelt Probst. “Voor hij in september 2005 trouwde, vroeg hij wat ik van haar vond. ‘Knap, intelligent, houdt van cultuur en hoewel ze weinig van wielrennen kent, begrijpt ze hoe jij voor je vak leeft. Iemand voor jou dus.’ Toen ik ruim anderhalf jaar later terugkeerde van mijn wereldreis, zei Cadel meteen: ‘Georges, met Chiara had je gelijk.’ ( lacht)
“Nog altijd zijn ze het perfecte koppel. Ze lachen om dezelfde droge grappen, ergeren zich aan dezelfde dingen en leven zonder veel luxe en uitspattingen, al houden ze wel alle twee van lekker eten en avontuurlijke reizen. Chiara ondersteunt de renner Cadel zo veel mogelijk, maar heeft van hem iets meer mens gemaakt. Als pianiste en lesgeefster aan de universiteit heeft ze ook een eigen leven, waardoor het wielrennen haar niet opslorpt. Voor Cadel is dat heel belangrijk, want hij beseft goed dat het niet simpel is om met iemand samen te leven die zo gefocust is. Soms voelt hij zichzelf schuldig, maar hij heeft Chiara al beloofd dat ze na zijn carrière de rollen zullen omdraaien. Dan zal hij alles voor haar doen.”
Pionier
Hoewel Evans zijn gezin het best mogelijke leven wil schenken, is dat niet zijn enige drijfveer, beklemtoont Probst. “Cadel hoopt met zijn prestaties mensen die het moeilijk hebben een moment van vreugde te gunnen. Hen even uit hun dagelijkse sleur te halen, en te tonen dat je met veel doorzettingsvermogen toch je droom kunt waarmaken. Hij wil ook mensen aan het fietsen zetten, zodat ze zouden ondervinden hoe leuk en gezond het is. Daarom hecht hij zo veel belang aan zijn pioniersrol, als eerste Australiër die de Tour won en zo de populariteit van het wielrennen Down Under een boost gaf.
“Maar bovenal fietst Cadel doodgraag. Al van jongs af, toen hij opgroeide in de outback, was het voor hem een middel om de wereld en de natuur te ontdekken. Het gaf hem een gevoel van vrijheid en het zond hem op het pad richting zijn eindbestemming: de Tour winnen. Nu hij dat eindelijk bereikt heeft, zal zijn motivatie zeker niet verminderen. Integendeel: Cadel wil zijn grenzen verleggen, gaat er nooit van uit dat hij alle wijsheid in pacht heeft. Neen: hij zoekt elke dag naar details die hem beter kunnen maken en anticipeert continu op eventuele problemen. Een grote kwaliteit, maar ook een minpunt. Soms denkt hij zo veel na dat hij door het bos de bomen niet meer ziet. Hij is bijna te intelligent om een coureur te zijn. ( lacht)
“Anderzijds stuwt die zoektocht hem wel vooruit, veel meer dan roem of geld. Toen Cadel in zijn twee seizoenen bij T-Mobile ( 2003 en 2004, nvdr) amper kon koersen, voelde hij zich waardeloos omdat hij niets in de plaats kon geven voor zijn riant salaris. ‘Ik wil geen vette cheque, ik wil eerst een palmares.'”
Carrière afgeremd
Ondertussen heeft Evans dat palmares al rijkelijk aangevuld, maar dat ging niet zonder slag of stoot. “Vooral zijn T-Mobileperiode heeft zijn groei als renner afgeremd”, stelt Probst. “In zijn eerste profjaar bij Mapei voelde hij zich kiplekker tussen de gemoedelijke Italianen, maar bij T-Mobile heerste er een kille sfeer. Als Cadel met zijn ex-Mapeiploegmaats sprak, kreeg hij zelfs de opmerking of hij wel wist wie hem betaalde.
“Bovendien gold er maar één wet: Deutschland über alles. Alleen Jan Ullrich en Erik Zabel telden, naar Cadel werd nauwelijks omgekeken. In 2004 mocht hij enkel op een Tourticket rekenen als hij de Ronde van Oostenrijk zou winnen, wat hij ook deed. Maar toen hij weigerde bloedtransfusies te ondergaan, lieten ze hem toch uit de selectie. Wegens “een gebrek aan ervaring…” Het jaar ervoor had Cadel ook moeten thuisblijven nadat hij in het voorjaar twee keer zijn sleutelbeen brak. Hij werd verplicht met een bepaalde Pinarellofiets te rijden, waar hij zich absoluut niet goed op voelde. Gevolg: de ene valpartij na de andere.”
Evans raakte weer op het goede spoor bij de Lottoploeg, maar voelde zich ook daar vaak onbegrepen. “Cadel is een controlefreak die de mensen rond zich honderd procent moet kunnen vertrouwen. Loopt er iets niet volgens zijn plan, dan kan hij daar moeilijk mee omgaan en lijden zijn prestaties daar onder. En aangezien er bij Lotto op zijn zachtst gezegd niet echt professioneel gewerkt werd… Een week voor een bepaalde Tour wist hij niet eens met welke ploegmaats hij aan de start zou komen. Als kópman, hé.
“Er werd ook te veel druk op hem gelegd. Zo wilde Marc Coucke Cadel per se door een bodyguard laten begeleiden, terwijl hij daar nooit om gevraagd had. Integendeel: hij wilde liever rustig in de ploegbus zitten in plaats van in een auto met dichtgeknepen billen naar het hotel te scheuren. Ook zijn ploegmaats hebben hem nooit geapprecieerd. Ze praatten nauwelijks met Cadel, en hoe minder je met hem communiceert, hoe meer hij in zijn schelp kruipt. De enige renner die hem bij Lotto écht begreep was Philippe Gilbert, een even grote perfectionist. Niet toevallig komen die twee bij BMC nu goed overeen.”
Volgens Probst had zijn poulain veel vroeger moeten weggaan bij Lotto. De grootste fout uit Evans’ carrière, noemt de Zwitser het. “Cadel werd zogezegd een ander mens na zijn wereldtitel in 2009, maar zijn team is het enige wat veranderd is. Bij BMC heeft hij zijn geluk op de fiets teruggevonden. Er wordt eindelijk naar hem geluisterd en van zijn ploegmaats krijgt hij wel het volle vertrouwen. Grote baas Andy Rihs is een god voor hem. Tientallen keren heeft die al tegen Cadel gezegd: ‘Als er een probleem is, zeg het ons.’ Hij voelt steun, geen afgunst of wantrouwen. Dat is het grote verschil.”
Maar, benadrukt Probst: “Het is Cadels verdienste dat hij zich nooit heeft laten ontmoedigen door al die tegenslagen of door mensen die aan hem twijfelden. Hij ging gewoon nog harder werken en zich concentreren op hoe hij nog beter kon worden. Dat is de rode draad doorheen zijn carrière. En daarvoor verdient Cadel mijn eindeloos respect.”
DOOR JONAS CRETEUR
“T-Mobile liet Cadel uit de Tourselectie omdat hij weigerde bloedtransfusies te ondergaan.”