Erik Gerets beseft dat hij bij Marseille op een vulkaan werkt. Die wil hij dit seizoen tot uitbarsting brengen met kampioenenlava.

De Bruce Willis van de Canebière’, zo luidt een van de vele bijnamen van de man die toch vooral bekend blijft als ‘de Leeuw van Rekem’. Hij wacht ons op in zijn kantoor in De Commanderie, het prachtige trainingscomplex van Olympique Marseille. De Amerikaanse acteur mag dan al wat prijzen in de kast hebben staan, de erelijst van Erik Gerets is evenmin te versmaden. In minder dan één seizoen heeft hij in het warmbloedige Marseille een status verworven om u tegen te zeggen. Met zijn openheid, eerlijkheid en vechtersmentaliteit is hij snel een van de meest markante persoonlijkheden van de Ligue 1 geworden.

Hij heeft ervaring genoeg om te beseffen dat het allemaal snel kan keren, zeker bij een club als Marseille, waar de beleving zo sterk is dat al wie er van nabij bij betrokken is, constant het gevoel heeft op een vulkaan te leven. Maar de Limburger heeft hier vorig seizoen veel krediet opgebouwd. Toen hij aan de Middellandse Zee neerstreek, leek OM rijp voor de slacht en voor een degradatie naar de tweede klasse. Aan het einde van de rit wenkte echter de derde voorronde van de Champions League. Daarin verwierf het team vorige week een goede uitgangspositie door op het veld van het Noorse Brann Bergen met 0-1 te gaan winnen.

Gerets lurkt tevreden aan een dikke havanna terwijl zijn hond Georges, een schitterende Deense dog, zich genoeglijk aan zijn voeten nestelt. Vanop afstand hoort adjunct-trainer Dominique Cuperly dat Gerets zijn ambities niet onder stoelen of banken steekt. “Ik wil kampioen worden. Als dat niet lukt, zal dat alleen aan mij liggen.”

Waarin lag vorig seizoen het geheim van je succes?

Erik Gerets: “Er bestaan geen mirakelrecepten. We hebben gewoon keihard gewerkt en dat heeft geloond. Mijn eerste wedstrijd in de dug-out was die op Anfield Road voor de Champions League en die hebben we gewonnen. Ik beschouwde die match trouwens nooit als een onmogelijke opdracht. Het was eerder een geschenk uit de hemel. In zo’n duel, waarin de tegenstander de torenhoge favoriet is, is er absoluut geen druk. Liverpool had een collectieve offday en wij hebben het goed uitgespeeld. Ik wist dat mijn team dat kon, want ik had niet getekend zonder te kijken welk vlees ik in de kuip zou hebben.”

En wat had je gezien?

“In ieder geval dat de ploeg over spelers beschikte die in staat waren om veel beter te presteren dan ze tijdens het zwakke competitiebegin hadden laten zien. Op Liverpool hebben we het tactisch goed aangepakt door bewust niet op zijn Engels te spelen. Wie zo’n ploeg met zijn eigen wapens bekampt, wordt vaak met huid en haar opgepeuzeld. Ik wist dat we moesten proberen om hen te ontregelen door uit te pakken met kort combinatievoetbal over de grond en met een goed gestoffeerd middenveld. Mathieu Valbuena speelde daar een sterke wedstrijd en scoorde ook onze goal. Natuurlijk deed die 0-1 veel deugd, maar ik besefte ook goed genoeg dat de ploeg, die zo ziek was toen ik overnam, niet in negentig minuten genezen kon zijn. Dat bleek trouwens enkele dagen later in de competitiewedstrijd tegen Saint-Etienne. Het grootste probleem was dat de jongens moeilijk met de druk konden omgaan, vooral in de thuiswedstrijden. Daarom heb ik in de media een oproep gedaan naar de supporters om als één man achter het team te gaan staan. Naarmate de resultaten beter werden, ontstond er, omdat de mensen hier zo fanatiek zijn, weer een symbiose tussen de fans en de spelers.”

Nooit panikeren

Zo eenvoudig als je het nu vertelt, kan het toch niet geweest zijn?

“Natuurlijk niet, maar ik ken mijn vak. Ik had mijn kern niet samengesteld, maar ik wist dat de spelers die er deel van uitmaakten niet de minsten waren. Alleen, ze speelden niet als één blok. Tussen de verdediging en de aanval gaapte vaak een niemandsland. Het kwam eropaan de cohesie terug te vinden. Dat kon alleen maar als ik erin slaagde alle jongens meer collectief te doen denken, zowel offensief als defensief. Ik moet zeggen dat ik ook meteen veel respect voor mijn persoon voelde. Als je al een en ander op je erelijst hebt staan, dan speelt dat kennelijk toch mee. Het heeft me ook veel geholpen dat ik voordien in Turkije werkte, want hoe je het ook draait of keert, bij Galatasaray was de druk nog veel groter dan bij Marseille. Ik moet vaak lachen als ik lees over spanning of zenuwachtigheid. In dat opzicht is Turkje met niets te vergelijken.”

In Istanbul is de concurrentie tussen de media zo groot dat de kranten volgens jou vol “kloterij” staan …

“Och, zo erg vind ik dat niet. Dat hoort erbij. Ik heb me trouwens heel goed gevoeld in Turkije. Elke buitenlandse ervaring is voor mij erg verrijkend en wat ik ervan leer, probeer ik ook nadien te gebruiken. Zo kon men bij Marseille dadelijk merken dat ik nooit panikeer. Nu toch niet meer. Toen ik als coach bij Club Luik debuteerde, overkwam me dat wel eens, maar ik heb daar de nodige lessen uit getrokken.”

Een van de eerste zaken die je hier deed, was de spelers verplichten op de club te blijven eten. Waarom?

“Door het mooie weer heerst hier toch altijd een beetje een vakantiesfeer en de spelers zijn vedetten. De discipline liet dan ook te wensen over. Ik heb de spelers verplicht om drie kwartier voor de start van de training in de kleedkamer te zijn en heb in het begin nogal wat boetes moeten uitdelen, maar de mentaliteit is geleidelijk veranderd. Dit seizoen zijn er geen boetes meer. Het werkt. De kleedkamer ademt nu een grote professionele ingesteldheid. Ik ben trouwens absoluut geen tiran. Ik toon me niet vaak in de kleedkamer van de spelers. Als ik er passeer, is het om iets verderop een kop koffie te halen.”

Een professionele houding betekent nochtans niet dat het muisstil is in de kleedkamer.

“Dat klopt, want de Afrikanen zetten hun muziek soms snoeihard. Ach, het zijn jonge mensen, ze mogen ook hun pleziertjes hebben. Als ze goed werken, zal ik ze nooit enig verwijt maken. Ik neem hen in bescherming. Als Marseille dit seizoen geen kampioen wordt, is dat mijn fout. Dat doet de druk voor hen alvast met minstens de helft dalen. Het gebeurt soms dat ik in het vuur van de strijd fouten maak. Daarvoor verontschuldig ik me dan. We geven elkaar een hand en het is vergeten. Toen ik hier kwam, merkte ik dat bepaalde spelers wat schrik hadden, maar na drie weken hadden ze door dat ik voor iedereen dezelfde regels hanteer. Voor mij bestaan er geen namen. Ik stel gewoon de jongens op die dat het meest verdienen. Als de vedetten niet aan de verwachtingen kunnen beantwoorden, zet ik ze op de bank. Zo simpel is dat.”

Djibril Cissé mocht het aan den lijve ondervinden …

Cisséen ook andere spelers. Hij heeft de les begrepen en speelde in de tweede helft van het seizoen weer op zijn vroegere niveau.”

Niet rancuneus

Wat was voor jou uiteindelijk belangrijker als symbool voor de wederopstanding: de zege op Anfield Road of de twee overwinningen tegen Lyon?

“Lyon. Op Liverpool waren The Reds niet in hun gewone doen. In de wedstrijd die we thuis tegen hen speelden, hebben ze dat rechtgezet, want toen waren ze echt te sterk voor ons. Die dekselse Steven Gerrard had die avond desnoods een millimeterpass verstuurd over een afstand van 200 meter. Maar ik voelde toen al dat de mayonaise aan het pakken was bij ons. Nadien is het altijd crescendo gegaan met nog slechts één zware negatieve uitschieter: onze uitschakeling in de beker tegen Carquefou.”

Was het niet in die match dat je een aanvaring had met Karim Ziani?

“Ja. Ik verving hem omdat ik met een ander systeem wilde spelen. Hij wilde me bij de rust zijn standpunt uiteenzetten en toen is het uit de hand gelopen, gewoon omdat ik geen tijd had om naar hem te luisteren. Vorig seizoen speelde hij niet vaak op zijn niveau. Nu gaat het weer. Hij ziet wel dat ik helemaal niet rancuneus ben.

“Maar goed, die uitschuiver moeten we vergeten. De wedstrijden tegen Lyon niet. Dat zijn de referentiepunten die ons duidelijk maakten dat we de ambitie moeten hebben om hoger te mikken. Op hun veld pakten we het voorzichtig aan, hier speelden we agressief, en dat is allebei goed gelukt. Meestal in een 4-2-3-1. Ik houd nogal van dat systeem omdat de offensieve ruit op het middenveld heel wat mogelijkheden biedt. Maar ik heb ook al vaak met een 4-4-2 gespeeld.”

Wat was vorig jaar uiteindelijk je grootste voldoening?

“De remonte van de voorlaatste naar de derde plaats in de competitie én het feit dat enkele spelers individueel een enorme progressie maakten. Valbuena bijvoorbeeld. Die zou vandaag 17 miljoen euro waard zijn op de transfermarkt.”

Heb je dit keer zelf de spelers gekozen die het team zijn komen versterken?

“Ja, en dat is toch een groot verschil. Ik heb zelf keuzes gemaakt en accenten gelegd en daar ben ik verantwoordelijk voor. Als het op een mislukking uitdraait, is het gewoon mijn fout. Ik accepteer dat. Maar ik denk niet dat het zal mislukken. Ik wilde de verdediging versterken, steviger worden vooraan als we niet in balbezit zijn, en meer techniek in huis halen om makkelijker versterkte verdedigingen te kunnen ontgrendelen. We waren vorig seizoen vooral gevaarlijk toen we Cissé diep konden sturen, maar ondanks de goede technische bagage konden we moeilijk doorbreken in de kleine ruimte. We beschikten daarvoor enkel over Valbuena en Mamadou Niang. Dat zal dit seizoen beter lukken, want ik heb iedereen gekregen die ik gevraagd had.”

De meest in het oog springende transfer is die van Hatem Ben Arfa. Was het makkelijk om hem te overtuigen?

“Ja. Ik heb net als voor de andere nieuwkomers de tijd genomen om uit te leggen waarom ik ze er graag bij wilde en waarom ik niet voor iemand anders koos. Mijn grootste prioriteit was eigenlijk Bakari Koné. Hij heeft een neus voor goals en speelt altijd randje buitenspel. In het moderne voetbal zijn dat belangrijke kwaliteiten. Toen hij hoorde dat ik hem wilde, maakte de speler van Nice meteen een kruis over PSG.”

Achilleshiel

Om nog even terug te keren op Ben Arfa. Heeft die niet de reputatie zo goed als onhandelbaar te zijn?

“Best mogelijk, maar ik zag in Frankrijk niemand anders om de verantwoordelijkheid op te nemen die ik voor hem in gedachten heb. Voor hij tekende heb ik hem gezegd dat we het wellicht dikwijls met elkaar aan de stok zullen hebben, maar daar ben ik niet bang voor en hij wellicht ook niet. Hij heeft alles te winnen bij deze club en we kunnen heel veel plezier aan hem beleven. Ach, de jongens met het meeste talent hebben vaak het moeilijkste karakter. ‘

Ben Arfa aantrekken is gelukt, maar Nasri hier houden niet …

“Dat was inderdaad onmogelijk. De lokroep van de Premier League was te sterk. De Engelse competitie staat nu eenmaal nog enkele trapjes hoger dan de Franse.”

Is een van de problemen van het Franse voetbal niet dat er obsessief aan verdedigen wordt gedacht? En was precies de defensie niet de achilleshiel van Marseille?

“Ik ben het daar niet mee eens. In Frankrijk staat de techniek voorop, maar wel vanuit een goede organisatie. Vergeet niet dat er voor iedereen enorm veel op het spel staat. Als een team bij Marseille op bezoek komt, is het normaal dat het zijn deuren niet wagenwijd open zal zetten. Om toch een gaatje te vinden moet je het geduldig en listig aanpakken. Ik vind het erg boeiend om naar dergelijke oplossingen te zoeken.

Het is al van 1992 geleden dat Marseille nog eens de titel won …

“Ik weet het. Ik hoop dat het dit jaar de goede keer is voor ons. Het is niet omdat Lyon zeven keer na mekaar kampioen speelt, dat er automatisch ook een achtste titel komt. Het moet toch een keer eindigen.” S

door pierre bilic – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content