De definitieve vrijspraak van volleybalcoach Gert Vande Broek voor grensoverschrijdend gedrag, afgelopen dinsdag, zindert na. Want ook zonder veroordeling blijven de vragen bestaan: wat is aanvaardbaar in de topsport, en waarom blijkt psychologisch grensoverschrijdend gedrag zo moeilijk te benoemen en te bestraffen? ‘Keihard coachen is géén synoniem voor goed coachen’, zegt sportpsychologe en ex-topatlete Eline Berings.
Eline Berings (39) spreekt met de autoriteit van iemand die de topsport van binnenuit kent. Ze was jarenlang actief als topatlete en werd onder meer Europees kampioen indoor op de 60 meter horden. Al tijdens haar sportcarrière studeerde ze psychologie.
Na haar afscheid van de topsport ging de Oost-Vlaamse aan de slag als sportpsychologe, met bijzondere aandacht voor welzijn, prestatie en ethiek in de sport. Vandaag begeleidt ze een tachtigtal atleten, van jonge beloften tot topsporters.
Berings werkt ook deeltijds als consulent ethiek bij Sport Vlaanderen. ‘Ik ondersteun technisch directeurs en coaches in de topsport bij vragen rond ethiek en welzijn, zowel op beleidsniveau als in de dagelijkse coachingpraktijk’, zegt ze. ‘Het gaat onder meer over hoe je ambitie kunt combineren met menselijkheid en veiligheid, en hoe die principes concreet vorm kunnen krijgen in topsport.’
Die rol is volgens haar tegelijk ondersteunend en kritisch. ‘Ik probeer mee te denken, maar stel ook bestaande overtuigingen ter discussie.’
Volgens de volleybalspeelsters die de zaak rond Gert Vande Broek aankaartten, is er dankzij die zaak vandaag meer aandacht voor een veilige en respectvolle topsportomgeving. Deelt u die analyse?
Eline Berings: Die zaak, en ook andere soortgelijke dossiers, hebben het debat opengebroken en ervoor gezorgd dat er in relatief korte tijd meer aandacht kwam voor veiligheid en respect in de sport. Meer mensen zijn actief met dat thema bezig en er is meer ruimte ontstaan voor open dialoog.
Tegelijk moeten we voorzichtig zijn om dat meteen een volwaardige cultuuromslag te noemen. We komen uit een lange periode waarin bepaald gedrag in de topsport sterk werd genormaliseerd: roepen, verbaal en non-verbaal agressief coachen, een lage tolerantie voor fouten.
‘Er wordt nu over veiligheid en respect gepraat, maar dat is nog geen cultuuromslag.’
Dat wordt vandaag vaker ter discussie gesteld, maar het is nog niet vervangen door een nieuw, breed gedragen normenkader. We zitten duidelijk in een overgangsfase, die ook de nodige spanning met zich meebrengt.
Die spanning zie je aan de uiteenlopende reacties. Een deel van het sportveld is heel duidelijk: dit willen we niet meer. Topsport kan en moet menselijker, met aandacht voor positieve relaties en een veilige prestatiecultuur. Maar er zijn ook nog stemmen die dat gedrag blijven beschouwen als een vorm van coaching die ‘er nu eenmaal bij hoort’. Zolang die spanning blijft bestaan en er geen brede consensus is over wat grensoverschrijdend is, blijft echte verandering moeilijk.
Welke concrete stappen zijn er de voorbije jaren gezet om grensoverschrijdend gedrag beter te voorkomen en aan te pakken?
Berings: Vandaag zijn elke sportfederatie en elke sportclub decretaal verplicht om een Aanspreekpunt Integriteit, een API, te hebben. Dat betekent dat er duidelijke meldpunten bestaan met vastgelegde handelingsprotocollen: wie doet wat bij een melding, welke stappen kunnen of moeten worden gezet, waar kan iemand terecht. Die informatie moet ook actief worden gecommuniceerd, onder meer via websites en infomomenten. Een groot verschil met vroeger, toen veel mensen simpelweg niet wisten waar ze met problemen naartoe konden.
Daarnaast wordt sterk ingezet op de opleiding en ondersteuning van die API’s. Dat gebeurt via Sportieq, dat fungeert als een centraal expertisecentrum. API’s krijgen daar vorming en begeleiding, zodat ze meldingen correct kunnen inschatten en weten welke stappen aangewezen zijn. Ze adviseren ook technisch directeurs en federaties, en kunnen aangeven wanneer een dossier moet worden doorverwezen, bijvoorbeeld naar het Vlaams Sporttribunaal.
Naast de API’s op club- en federatieniveau is er ook het Vlaams Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag, een volledig onafhankelijke instantie waar iedereen terechtkan. Het voordeel van een federatie-API is dat die de sportcontext goed kent, maar dat kan ook een drempel zijn wanneer mensen zich niet veilig voelen omdat die persoon het netwerk goed kent. Net daarom is dat Vlaams Meldpunt belangrijk: het biedt een alternatief wanneer het vertrouwen in de federatie ontbreekt of wanneer eerdere meldingen geen gevolg kregen.
Wordt er met die meldingen ook echt iets gedaan?
Berings: Meer dan vroeger, dat staat buiten kijf. Grensoverschrijdend gedrag staat vandaag explicieter in het beleid, zowel bij federaties als in het topsportactieplan van Sport Vlaanderen. Mijn bezorgdheid blijft vooral wat er ná meldingen gebeurt, zeker in de topsportcontext.
In een aantal ernstige dossiers blijkt het nog altijd moeilijk om psychologisch grensoverschrijdend gedrag ook daadwerkelijk als dusdanig te erkennen. Het wordt dan vaak onterecht herleid tot een ‘coachingsstijl’ of ‘nodige hardheid’ en relatief mild behandeld. Dat is problematisch, omdat het impliciet bevestigt dat het gedrag er toch een beetje bij hoort.
Waarom blijft die overtuiging bestaan dat ‘het erbij hoort’?
Berings: Het idee leeft nog altijd dat topsport per definitie een harde wereld is, waarin roepen, scheldwoorden of agressie nodig zouden zijn om mensen te motiveren.
Wat daar paradoxaal aan is, is dat topsport op bijna elk ander vlak extreem evidencebased werkt. Trainingsschema’s, belasting en voeding worden wetenschappelijk onderbouwd. Maar zodra het over psychologie, menselijk gedrag en emoties gaat, lijkt men plots te varen op buikgevoel en traditie.

Nochtans is er al jaren duidelijke wetenschappelijke evidentie dat bijvoorbeeld verbaal agressief reageren op fouten, of autoritair, extreem veeleisend of dwingend optreden, funest is voor zowel welzijn als leren en presteren. Straffen, vernederen, negeren of voortdurend schreeuwen werkt averechts. Keihard coachen is géén synoniem voor goed coachen.
Toch blijft de mythe bestaan dat topsport een ‘aparte wereld’ zou zijn waarin dat gedrag soms nodig is. Dat normaliseren houdt het probleem in stand.
De echte uitdaging is dat mensen veel sneller grenzen durven te stellen, elkaar aanspreken en reageren, nog vóór situaties escaleren. Niemand is perfect en iedereen maakt fouten, maar het mag geen ‘gewone gang van zaken’ worden.
Hoe belangrijk — en misschien ook funest— is de omgeving van een atleet?
Berings: Cruciaal. Psychisch grensoverschrijdend gedrag in de topsport bestaat zelden in een vacuüm. We focussen vaak op één persoon, maar minstens even bepalend is de omgeving waarin dat gedrag kan ontstaan en blijven bestaan.
Assistent-coaches, medische staf of bestuurders kunnen problematisch gedrag expliciet of impliciet ondersteunen, uit angst, loyaliteit of omdat resultaten hen gelijk lijken te geven. Daar wordt veel te weinig over gesproken. Ook zij dragen verantwoordelijkheid en kunnen mee het verschil maken.
Ook teamgenoten spelen een rol. Atleten die privileges krijgen, kunnen de cultuur — vaak onbewust — mee versterken. Zij raken er soms van overtuigd dat het gestelde gedrag nodig en goed, of zelfs verdiend was. Samen houden ze het systeem in stand.
Doorslaggevend zijn de waarden en normen binnen een federatie of topsportomgeving. Zodra gedrag bijna gerelativeerd wordt, met uitspraken als ‘je kent hem of haar toch’, versterkt het systeem zichzelf.
Ex-Yellow Tiger Frauke Dirickx: ‘Geen enkele coach heeft het recht om iemand dom of lelijk te noemen’
Grensoverschrijdend gedrag blijft vaak lang onder de radar. Hoe komt dat?
Berings: Omdat het bijna nooit op zichzelf staat. Sommige coaches beschikken over veel macht, atleten zijn afhankelijk van selectie en speeltijd, en organisaties kijken vaak weg zolang de resultaten goed zijn. In zo’n context kan grensoverschrijdend gedrag zich normaliseren zonder dat iemand ingrijpt. Iedereen die dat ‘gewoon’ vindt, ook de persoon die het zelf ervaart, doet dat vaak te lang.
Dat maakt topsporters, zeker jonge, bijzonder kwetsbaar en onderstreept het belang van een sterke omgeving die ingrijpt en grenzen aangeeft. Die verantwoordelijkheid mogen we niet bij de sporters zelf leggen.
Als sportpsychologe begeleid ik ook een aantal topsporters die ernstig psychisch grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt in hun carrière. Een van hen zei me onlangs: ‘Waarom, toen we 16 waren, heeft niemand ons verdedigd?’ Die zin zegt alles en toont het belang aan van blijven werken aan topsport op het hoogste niveau, gebaseerd op sterke relaties, veiligheid en respect.
Waarom spreken atleten zich zo moeilijk uit?
Berings: Atleten vrezen repercussies, zoals verlies van speeltijd of hun plaats in het team. Wie wél naar voren treedt, wordt nog te vaak weggezet als overgevoelig of ‘niet hard genoeg voor topsport’. Schaamte en stigma spelen mee, net als het feit dat grenzen vervagen wanneer schadelijk gedrag jarenlang gebanaliseerd wordt.
De sociale druk binnen teams versterkt dat zwijgen, zeker zolang prestaties blijven volgen. Wie emotioneel uitgeput raakt door constante stress en angst, heeft vaak ook simpelweg niet meer de kracht om zich uit te spreken.
Een andere belangrijke factor is machtsmisbruik door de coach: atleten hebben het gevoel dat de coach van bovenaf beschermd wordt, en op veel vlakken een invloedrijke stem heeft. Ga daar maar eens tegen in.

Welke signalen ziet u vaak bij atleten die het slachtoffer zijn van grensoverschrijdend gedrag?
Berings: Twijfel aan het eigen oordeel is een belangrijk signaal, net als een voortdurend schuldgevoel of angst om fouten te maken. Vaak zien we ook mentale uitputting en het gevoel zichzelf kwijt te raken. Ze verliezen helemaal het geloof in eigen kunnen.
Maar bovenal zijn ze vaak erg in de war. De schuld wordt lange tijd bij henzelf gelegd, en daar gaan ze ook zelf – onterecht – in geloven: misschien moet ik nog harder mijn best doen, misschien moet ik mentaal sterker zijn.
Wat zijn de gevolgen op langere termijn?
Berings: We zien verhoogde risico’s op burn-out, angstklachten, depressieve symptomen en soms ook eetstoornissen. Op teamniveau leidt dat tot angstculturen, weinig ruimte voor dialoog en verhoogde uitval, ook bij stafleden. Een team waar het goed zit, daar willen mensen blijven en zich verder ontwikkelen. In een team met veel verloop en uitval is er vaak meer aan de hand.
Ouders aan de zijlijn: ‘De autorit na de match is een sleutelmoment voor je sportende kind’
Wat is volgens u de kernvoorwaarde om topsport menselijk én ambitieus te houden?
Berings: Erkenning. Zolang gedragingen zoals verbaal of non-verbaal agressief optreden worden geminimaliseerd, blijft het systeem zichzelf herhalen. Erkenning betekent luisteren en aanvaarden dat psychisch grensoverschrijdend gedrag reëel is en een enorme impact heeft, ook wanneer prestaties blijven volgen.
Pas dan kan het gesprek verschuiven van individuele schuld naar gedeelde verantwoordelijkheid en ontstaat er ruimte voor een topsportcultuur waarin ambitie wordt gekoppeld aan respect en veiligheid. Dat laatste is geen optie, maar een voorwaarde om samen naar het best mogelijke kunnen te streven.
Wat vraagt dat van sportorganisaties en federaties?
Berings: Dat ze verder kijken dan resultaten alleen. Succes mag nooit het enige criterium zijn. Het is veel breder dan dat. Organisaties moeten investeren in een duidelijke visie op waardevolle topsport, met welzijn als voorwaarde voor duurzame prestaties. Dat vertaalt zich onder meer in veilige meldstructuren, structurele ondersteuning van atleten en het verankeren van psychologische omkadering op alle niveaus.
Belangrijk daarbij is dit: cultuur is geen document maar gedrag. Hoe we praten wanneer het moeilijk wordt, hoe we omgaan met fouten, hoe we reageren onder druk, en hoe we met elkaar verbinden en samenwerken — daar moet veel explicieter over gesproken worden.
Daarnaast is investeren in gezond leiderschap cruciaal. Coachen is een leerproces dat voortdurend evolueert, en coaches moeten daarin optimaal begeleid en ondersteund worden. We moeten vooral spreken over wat we wél veel meer willen zien en ons daarin verbinden. Alleen zo kan toxisch leiderschap structureel worden doorbroken.
‘Ik zeg ook wel eens “kalf” tegen een Knack-journalist. Maar altijd liefdevol’