Met de Grand Départ van komende zaterdag keert de Tour voor de elfde keer terug in Brussel, voor de 47e keer in België. De route is geplaveid met wielergeschiedenis. En Eddy natuurlijk. Veel Eddy.
‘De Ronde van Frankrijk is wellicht het laatste van de grote circussen die eertijds doorheen Europa trokken, de Strassburgers, de Bouglione’s, Sarrassani’s, Althoffs, Amars, Carrés en Pinders. Het is in feite een archaïsch schouwspel van mensenkracht en mensenkunde, in een wereld van mechaniek, snelheid en efficiëntie. En daarom wellicht nog steeds zo verdraaid aantrekkelijk, al weten we allemaal dat het eigenlijk maar … circus is.’
– Jos Wieers in Het Volk, bij de start van Tour op 30 juni 1969.
ZATERDAG 6 JULI 2019, BRUSSEL-CHARLEROI-BRUSSEL, 192 KM
KM 0. Brussel, Sint-Jans-Molenbeek. ‘Klootzak! Dat staat daar in het midden van de weg! In volle spurt! Ik heb alles moeten dichtgooien. Verdomme, verdomme, verdomme!’ We schrijven 27 juni 1975 en Eddy Merckx is in alle staten. Het gemeentebestuur heeft putjes toegesmeerd, tramsporen dichtgeplakt en de hele wijk lamgelegd. Alleen jammer van die ene agent bij het ingaan van de laatste bocht. Althans, zo ziet Merckx het.
‘Heb ik niets van gemerkt’, zegt ritwinnaar Cees Priem. ‘Ik vind het smal van Eddy dat hij zijn nederlaag daaraan wijt.’ Ook toeschouwers en tv-kijkers menen gezien te hebben hoe Merckx pas in de laatste rechte lijn werd gepasseerd, maar wat doet het ertoe? Straks wint Eddy zijn zesde Tour. Toch? Drie weken, een slag in de lever en een kaakbreuk later is het tijdperk Merckx voorgoed voorbij. België blijft ontredderd achter.
KM 43,5. Muur van Geraardsbergen. ‘Ik zei nog tegen mezelf: Sercu, gij zijt hier een dwaasheid aan het begaan.’ 8 juli 1977. Patrick Sercu rijdt op zijn eentje voor het peloton uit en het is nog 170 kilometer tot de aankomst in Charleroi. Bij een tussenspurt in Doornik is hij mee geglipt met een groepje, dat weer wordt opgeslokt door het peloton. ‘Alleen ik bleef doorrijden. Mij dan nog laten inlopen zou belachelijk geweest zijn.’
En dus rijdt Sercu door. Heel alleen fietst hij tussen de mensenzee in Brussel, waar hij een premie van 100.000 Belgische frank opraapt en een hongerklop te boven komt. Hij arriveert in Charleroi met zes en een halve minuut voorsprong en een gemiddelde van 42 per uur. Sercu: ‘Ik wist niet dat ik zoiets kon.’
KM 47,5. Bosberg. Geen bloemen voor Edwig ‘Eddy Bosberg’ Van Hooydonck wanneer de Tour in 1992 op zijn helling passeert. Ondanks het snertweer knalt het peloton aan zo’n hoge snelheid voorbij dat het massaal aanwezige publiek er zowat een verkoudheid aan overhoudt. Aan het einde van de tweede Alpenrit is een vijfde van het peloton naar huis gereden. Van Hooydonck, die deze Tour zal moeten verlaten door het plotse overlijden van zijn vader: ‘Vanaf 1992 gingen alle remmen los.’
Ik ben bang dat ik zal verliezen.’ Eddy Merckx, 1969
KM 62. Edingen. Zaterdag 2 juli 1949. Na een snelle start in Brussel gaat Norbert Callens ervandoor met Florent Mathieu en César Marcellak. Ze maken de 200 kilometer naar Boulogne vol, met Callens als motor en Mathieu als voorbeeldige ploeggenoot. De Waal brengt Callens terug na een bandbreuk en trekt in Boulogne zó snel de spurt aan dat Marcellak geeneens op de foto staat.
Callens pakt de zege en wordt leider in het klassement, maar een gele trui krijgt hij niet. De vrachtwagen met kledij staat in panne. Callens trekt dan maar een geel hemd van een journalist aan. Ook ’s anderendaags start Callens niet in de gele trui. Over het hoe en waarom daarvan lopen de versies uiteen, maar vast staat dat Callens hem diezelfde dag opnieuw kwijtspeelt.
Het lot draait wel vaker de verkeerde kant op voor Callens. Als beloftevol ronderenner mag hij in 1946 tekenen bij Mercier, maar de Tour van 1947 eindigt in de afdaling van de Tourmalet met een huiveringwekkende val en een schedelbreuk. In 1948 moet Callens de Tour ziek verlaten. Het jaar nadien wint hij bijna Parijs-Roubaix, maar hij rijdt in een punaise net voor het opdraaien van de piste. Ook de korte vrijage met de gele trui in 1949 loopt fout af. In de elfde etappe over vier Pyreneeëncols is het tijd voor een wederdienst aan Florent Mathieu, die gevallen is. Beiden komen buiten tijd aan. Mathieu wordt heropgevist wegens zijn val, Callens niet. Hij keert niet meer terug in de Tour.
KM 83,5. Ronquières. Op dinsdag 1 juli 1980 loopt het water in beekjes van de helling. Het giet. Alweer. Voor de vijfde dag op rij. Met een gemiddelde van 30 per uur ploegt het peloton zich van Luik naar Rijsel. De gele trui plakt rond het lijf van Rudy Pevenage en Bernard Hinault is des duivels. Weken geleden al heeft hij bij Tourdirecteur Félix Lévitan gepleit om de karavaan niet over de kasseien van Parijs-Roubaix te sturen en toch is dat precies wat er zo dadelijk zal gebeuren.
Wanneer diep in het Henegouwse hinterland tientallen renners tegen de grond smakken op een weg amper die naam waardig, acht Hinault de tijd rijp voor muiterij. Dat is evenwel buiten ploegleider Demuer van het Peugeotteam gerekend, die naast het peloton komt rijden om zijn renners af te dreigen. En even later gaat Jan Raas op de eerste kasseistrook demarreren. ‘Goed, stommelingen, ‘ denkt Hinault, ‘als jullie willen koersen, dan gaan we koersen.’ Hij springt mee en wint de rit, mede dankzij de lekke banden bij zijn medevluchters.
Herman Beyssens, lid van het Splendorteam van Michel Pollentier en lijdend voorwerp in het peloton, schrijft in zijn dagboek in Sportwereld: ‘De mensen langs de paden hadden medelijden met ons. Ik met hen. We waren zo ver op het laagste schema achteruit dat er al vele kijkers zullen gedacht hebben dat het parkoers veranderd was. En naar tv gaan kijken in een café konden ze daar niet. Er waren geen cafés. Ik heb er toch geen gezien. Alleen maar slijk, plassen en kasseien. En ik zag af.’
’s Anderendaags regent het opnieuw. De Tourdirectie schrapt de voorziene kasseistroken. Rudy Pevenage blijft acht dagen in het geel, tot Bernard Hinault hem er in de tijdrit uit rijdt. Twee dagen later verdwijnt de Bretoen als een dief in de nacht uit de Tour, gesloopt door een ontsteking aan de knie.
KM 113, Charleroi. Johan Bruyneel vertrekt met een plan, die bloedhete zaterdag in juli 1995. Hij heeft de opdracht gekregen om de tocht van Charleroi naar Luik zo hard mogelijk maken in dienst van ploegmaats Jalabert en Zülle, maar het leven is aan de durvers. Bruyneel demarreert op de Mont-Theux. Wanneer hij achterom blikt, kijkt hij recht in de ogen van Miguel Indurain. ‘Deze poging is mislukt’, besluit Bruyneel, maar de Spanjaard zet zich op kop en begint een 54×12 rond te beuken. Het peloton kreunt, Bruyneel mag (kan) niet overnemen. ‘Alsof ik 25 kilometer achter een brommer reed.’
René Vietto is de onverdragelijkste renner die wij ooit hebben gekend’ Willem Van Wijnendaele, 1947
Indurain pakt 50 seconden op Rominger, Berzin, Riis en Zülle. In Luik zit de werkdag erop voor de Spanjaard, Bruyneel krijgt de zege. Die voelt zich ietwat ongemakkelijk, maar kan ’s anderendaags tijdens de tijdrit van Hoei naar Seraing toch ruim een uur genieten van geel in eigen land. Daarna gaat de trui voor de rest van de Tour om de schouders van Indurain.
Charleroi (bis). De 23-jarige Tom Boonen grijpt op zondag 4 juli 2004 in zijn eerste Tourspurt naast de ritzege en het geel, maar zal in deze Ronde twee ritten winnen, waaronder die op de Champs-Elysées. Hoe voelt dat eigenlijk, een massasprint in de Tour? ‘De ochtendspits, maar dan met 250 kilometer per uur.’
KM 179, Vierarmenkruispunt. ‘We kunnen nergens in Brussel rijden. Het is hier slecht georganiseerd.’ Wanneer de Tourkaravaan op maandag 5 juli 2010 van Brussel naar Spa trekt, beslist de politie om het Vierarmenkruispunt anderhalf uur vroeger dan voorzien af te sluiten. Automobilisten die extra vroeg naar hun werk vertrokken, zijn eraan voor de moeite. Vanuit alle richtingen is het twintig kilometer aanschuiven.
KM 194,5,Heizel. ‘ Godverdoeme, da’s die rappe smeerlap!’, denkt Walter Planckaert wanneer hij op 30 juni 1978 ene Jean-François Pescheux – de latere parcoursbouwer van de Tour – ziet aanzetten op een kilometer van de Heizel. Twee weken eerder heeft Planckaert samen met Pescheux een afwachtingsprogramma gereden op de piste in Roubaix. Pescheux wil als Fransman graag het sprintnummer winnen. Hij vraagt Planckaert om ‘een beetje cinema te spelen, wat te surplacen’. Geen probleem, zegt Planckaert. ‘We starten, en hij kletst volle pion uit mijn wiel weg. En ik kreeg hem niet meer, hé. Hij had leute, natuurlijk.’ Omdat een ezel zich geen twee keer aan dezelfde steen stoot, wint Planckaert in Brussel.
ZONDAG 7 JULI 2019, BRUSSEL-BRUSSEL, PLOEGENTIJDRIT, 28K
KM 3,7,Sint-Pieters-Woluwe. ‘Juicht, Belgen, juicht, ‘ schrijft Louis Clicteur op 30 juni 1969 in Het Laatste Nieuws wanneer Eddy Merckx in zijn thuisbasis zijn allereerste gele trui verovert. ‘De droom is in vervulling gegaan.’ Het 24-jarige wonderkind is als torenhoog favoriet van start gegaan in zijn eerste Tour, maar zoals gewoonlijk is Merckx zelf niet zegezeker. ‘Ik ben bang dat ik zal verliezen, zelfs als ik op mijn sterkst rijd, wat ik nog moet afwachten’, zegt hij aan Willem Van Wijnendaele in Sportwereld.
Drie weken later rijdt Eddy Merckx Parijs binnen met net geen 18 minuten voorsprong. Hij wint zes etappes en de ploegentijdrit en pakt geel, groen, bergtrui én combiné.
KM 12,2. Terkamerenbos. ‘Zelfs de lommerrijke bomen kunnen geen beschutting brengen tegen de ontzaglijke warmte’, besluit Sportwereld op 26 juni 1947. Terwijl de meethut in Ukkel 38,2 graden Celsius aangeeft, zien duizenden toeschouwers hoe een Franse pocketklimmer de eerste rit op Belgische bodem wint en geel pakt. Hij heet René Vietto en moet na een een doldrieste solo van 130 kilometer van zijn fiets worden getakeld.
Op het podium barst Vietto in tranen uit. Dat is niet de eerste keer. In 1934 dartelt hij als twintigjarige de Pyreneeën – en Alpencols op en wint hij vier ritten, maar moet hij tot twee keer toe zijn materiaal afstaan aan kopman Antonin Magne. Het beeld van de huilende Vietto, die zittend op een muurtje wacht op een nieuwe fiets, bombardeert hem tot publiekslieveling, maar in de jaren die volgen, staan pech, vormcrisissen en de oorlog Tourwinst in de weg. De gele droom wordt een obsessie.
‘Hij is de onverdragelijkste renner die wij ooit hebben gekend, ‘schrijft Willem Van Wijnendaele in 1947 in Sportwereld. ‘Er gaat geen dag voorbij of men verneemt in de Rondekaravaan dat hij zijn mekaniker heeft afgeranseld of een van zijn ploegmaten te lijf wilde gaan. Niemand verwondert zich nog om zijn zenuwcrisissen en opwellingen van woede. Dat hij niet helemaal ‘normaal’ is, staat vast.’ In 1947 zal René Vietto het geel kwijtspelen op de voorlaatste dag, in een tijdrit van 139 kilometer. In totaal draagt hij 26 dagen de gele trui en wint hij acht etappes. De Tour zal Vietto nooit winnen.
KM 27,6. Atomium. Wereldtentoonstelling én Grand Départ van de Tour de France: Brussel is in 1958 het middelpunt der dingen.
De krant Het Volk heeft in allerijl extra personeel moeten ronselen om de inschrijvingen voor de prijskamp ‘WIN ZELF de Ronde van Frankrijk’ te verwerken. Voor de eerste rit wordt 534.959 Belgische frank ingezet, te verdelen onder meer dan dertig winnaars. Mevrouw Vleminckx verneemt het heuglijke nieuws onder de droogstolp bij de kapper en loopt volgens de verslaggever ter plaatse vuurrood aan. ‘Zit zelf maar eens onder zo’n ding wanneer ze u komen vertellen dat ge met één pennentrek meer dan 13.000 frank gewonnen hebt!’
Manneken Pis draagt een gele trui, een zwarte koersbroek, een witte koerspet en een groene zonnebril, wat maar op de valreep goed gekomen is. Een stadhuisbediende had hem eerst uitgedost als een korporaal van het Franse leger.
André Darrigade wint de openingsetappe – voor de derde keer op rij – met een gemiddelde van 40,409 kilometer per uur. Volgens Karel Van Wijnendaele, 408 Tourdagen op de teller, is het wielrennen in een nieuw tijdperk beland. Dat van ‘de reusachtige versnellingen, gaande van 50×13 tot 52×13 en van de ongelooflijke snelheden.’
Twee mannen hebben onder toezicht van een deurwaarder twee Pontiac-horloges van het pas gebouwde Atomium geworpen. 99 meter naar beneden, en de uurwerken liepen rustig door.
De vooruitgang staat voor niets.
Bronnen: Krantenarchieven in museum en documentatiecentrum KOERS, Roeselare.
Eddy! Eddy! Eddy! De Tour in België, Geert De Vriese, Houtekiet, 2019.
Top 1000 van de Belgische wielrenners, Jacques Sys, Lannoo, 2018.