Komend weekend ontvangt AA Gent Club Brugge. Vooral langs Gentse kant zullen de gezichten weer grimmig staan en worden de messen geslepen. Hoe is die rivaliteit tussen de twee Vlaamse zustersteden zo groot geworden?

Begin jaren tachtig bood de kleedkamer bij de provinciale junioren van het toenmalige Racing Gent een uitstekend overzicht van de voetbalscene in Gent toentertijd. Een deel van de spelers maakte deel uit van de harde kern van Club Brugge, anderen van de Anderlechtse O-Side. De wedstrijden van Club en Anderlecht waren hét gespreksthema op de donderdagtraining. De paar jongens die supporterden voor AA Gent werden niet echt au sérieux genomen. Gent was onder Albert De Meester ook nog maar pas teruggekeerd in eerste klasse (in de zomer van 1980). Na een achtste plaats in het eerste seizoen eindigden de Buffalo’s zelfs als derde in 1982, voor Club, dat toen pas op de laatste speeldag de val naar tweede klasse kon vermijden. Met dank aan de Buffalo’s, die op de slotdag van de competitie Beringen klopten, waardoor niet Club, maar de Limburgers zakten.

In die dagen puilde op zondagmiddag in het Gentse Sint-Pietersstation het perron richting Brugge uit van de blauw-zwarte sjaals als Club thuis speelde, en op zaterdagavond zette vanuit Gent een colonne bussen en auto’s koers naar Anderlecht.

Vandaag wil Gent dé rivaal zijn voor Club Brugge. De topper van komend weekend in Gentbrugge is al een maand uitverkocht, ook qua businessgebeuren. Vorig jaar was dat in de reguliere competitie ook het geval, al bleven er in de play-offmatch en de recente bekerwedstrijd dit jaar plaatsen vrij. Voor de match tegen Club had Gent zeker 4000 plaatsen meer kunnen verkopen, zegt commercieel directeur Patrick Lips: “Maar ook tegen Anderlecht en Beerschot waren alle beschikbare plaatsen voor Gentsupporters weg. Sinds vorig jaar kunnen we voor niet-risicowedstrijden ook in de bezoekerstribune nog 500 plaatsen aan Gentsupporters verkopen. Ook die gaan vlot van de hand. Op tweede kerstdag hielden we tegen Westerlo ons hart vast, maar alle plaatsen voor Gentfans – inclusief die 500 achter de goal – waren wég.”

Waarom is die rivaliteit tussen Club en Gent zo groot?

Lips: “Die dateert uit de jaren zeventig, toen Gent weggezakt was naar derde klasse ( zie kader, nvdr), net toen Club zijn topjaren beleefde en die topmomenten op tv kwamen. Daardoor lokte Club veel supporters uit het Gentse. Later zijn die bij Club gebleven. De Gentse fans namen die successupporters op de korrel. Ik weet nog hoe op een dag in Brugge die Gentse Clubfans ons provoceerden door ‘Het vliegerken’ van Walter De Buck te zingen, het lijflied van de Gentenaars en de Buffalofans, om te benadrukken: wij zijn ook Gentenaars, maar we supporteren voor Club.”

Waarom heb jij indertijd voor Gent gekozen?

Lips: “Op mijn vijfde zijn mijn ouders op een steenworp van het Ottenstadion gaan wonen. Toen ik op mijn twaalfde voor het eerst in het stadion kwam, voor Gent-Antwerp in 1966, was ik meteen verkocht. Dat was niet altijd makkelijk, want zelfs in mijn eigen familie was ik als Buffalosupporter geïsoleerd en werd ik al eens uitgelachen.”

Vandaag is dat niet meer het geval?

Lips: “Neen. Als je tien jaar geleden langs de Gentse scholen liep, zag je vooral Clubsjaals, een paar sjaals van Gent en af en toe één van Anderlecht. Nu zijn het vooral Gentsjaals. Dat is het gevolg van onze jeugdvriendelijke prijzenpolitiek én van de aanhoudend betere resultaten. Lang hebben we gedacht dat de Gentenaars die voor Club supporterden zouden terugkeren als onze resultaten ook goed waren, maar zodra een supporter kleur bekend heeft, verandert hij niet meer. Dus moet je ze jong voor je winnen. Ons doel is heel de provincie veroveren. Dat lukt aardig, maar geleidelijk: we hebben nu al aanhang in de regio van Oudenaarde en Ronse, een streek waar Club en Anderlecht traditioneel veel aanhang hebben.”

Steekt het niet dat een bedrijfsleider als Marc Coucke, die in Gent opgroeide, naar Club trok omdat hij bij Gent zijn klanten niet kon bieden wat ze wilden?

Lips:Marc Coucke is niet de enige. Onze accommodatie is een molensteen rond onze nek. Wij kunnen niet de top qua service aanbieden – parkeerfaciliteiten en zo. Ik merk ook een gebrek aan chauvinisme bij Oost-Vlaamse bedrijfsleiders.”

Brugse manager van Gent

De nummer twee bij AA Gent, manager Michel Louwagie, is een Bruggeling. Als kind voetbalde Louwagie voor Cercle.

Klopt het dat u vroeger supporter was van Club?

Louwagie: “Ik was een Bruggeling die geïnteresseerd was in topsport en die naar Cercle én Club ging kijken. Daarom stond ik vaak uren voor de aftrap in de tribunes als Club Europees voetbalde, omdat je anders geen plaats had.

“In het begin heb ik me als Bruggeling moeten weren om in Gent aanvaard te worden – dat heeft een paar jaar geduurd. Nu kan ik me niet meer voorstellen dat ik deze job nog voor een andere club dan AA Gent zou doen. Gent heeft de laatste twintig jaar een enorme evolutie ondergaan. Vroeger was dit een voetbalclub, nu een bedrijf. Toen ik begon, waren hier twee parttimers aan de slag op het secretariaat, bijna gepensioneerden, nu is hier zonder de spelers en de technische staf bijna 25 man voltijds aan de slag. Met spelers en trainers erbij 65.”

Club heeft wel nog altijd meer supporters dan Gent.

Louwagie: “We hebben altijd zo’n 1000 à 1200 diehards, en 10.000 anderen. Als we iets groots presteren, zoals een bekerfinale op de Heizel, dagen er nog een pak meer op. Dat fenomeen is eigen aan grote steden, je ziet dat ook in Antwerpen. Maar die gelegenheidsfans hebben we niet in kleinere wedstrijden, dan hebben de meeste Gentenaars andere dingen te doen. Hoe we die slapende supporters wakker gaan maken, daar heb ik een idee voor, maar dat ga ik hier niet vertellen. Degenen die wél komen, maken veel sfeer sinds de periode- Preud’homme: te vergelijken met de sfeer die ik veertig jaar geleden meemaakte bij Club Brugge. Maar de sfeer die daar in de Europese topdagen hing, hebben we hier nog niet.”

Stimuleert of stoort die rivaliteit met Club?

Louwagie: “Concurrentie drijft je naar boven. Alleen vond ik het ambetant dat ze onze scouts en onze trainer ( Francky Dury, nvdr) probeerden af te pakken. Als ze je personeel proberen in te pikken, vind ik het te ver gaan. Maar gefrustreerd tegenover Club zijn we niet meer. Gefrustreerd ben je maar als je echt de underdog bent. Sinds een jaar of zes is dat weg, sinds we geregeld van Club winnen. Op dit moment is het sportief in evenwicht, wij kunnen Club aan. Alleen moeten we dringend over onze nieuwe accommodatie beschikken om ook de buitenwereld ervan te overtuigen dat wij een topclub zijn.”

Gentse manager van Club

Zit aan de Gentse top een Bruggeling, dan is de commercieel manager van Club Brugge een Gentenaar met een onvervalst Gents accent. Patrick Orlans doorliep bij de Gantoise alle jeugdrangen, maar op dat moment was AA Gent weggezakt naar derde klasse. Zijn vader Richard was een van de boegbeelden van het grote AA Gent. In zijn job wordt hij met zijn Gentse afkomst geplaagd, en vrienden en familie steken hem al eens door dat hij voor ‘de vijand’ werkt, maar dat is hij al gewoon: “Het is namelijk al de derde keer dat ik voor een rechtstreekse concurrent van AA Gent werk. Eerst ben ik Aalstenaar geworden, dan Lokerenaar, nu Bruggeling. Ik kan me voorstellen dat het voor iemand als Louwagie, die al twintig jaar bij dezelfde club werkt, moeilijker ligt om over te stappen naar een andere club.”

Alle Gentse supportersgezangen zijn in het Gentse dialect. Is dat toeval?

Orlans: “Neen. Als op Club morgen een Brugs supportersliedje van Willy Lustenhouwer ( Brugse dialectzanger in de jaren vijftig en zestig, nvdr) wordt gedraaid, begrijpt meer dan de helft van de stadionbezoekers dat niet. In Gent komt tachtig procent van de harde kern uit de stad zelf, in Brugge maar twintig. Club wordt maar een familie wanneer de match bijna begint. Elke Clubsupporter heeft een eigen verhaal over hoe hij fan is geworden en waar hij vandaan komt. Een Gentenaar stapt om halfacht in zijn auto en zit even later tussen vrienden en familie in het stadion. De voertaal op Gent is Gents. De Gentse slogan ‘ Nie neute, ni pleuje‘ verstaan ze in Aalter al niet meer. De marketing van Gent stopt even buiten Gent. Op zich moet dat straks ook volstaan: de Gentse regio is groot genoeg om dat nieuwe stadion te vullen.”

Wordt Gent een concurrent voor Club?

Orlans: “Club zal rekening moeten houden met Gent zodra dat stadion er staat. Wij gaan dit jaar van 24.000 naar 26.000 fans. Bij ons zit alles vol. Gent zal ook zijn best moeten doen om van 12.000 naar 20.000 fans te gaan, maar ik denk niet dat Gent klanten van Club moet afsnoepen.”

Voelt u dat de laatste jaren de rivaliteit vergroot is?

Orlans: “Absoluut. Dat komt door de nieuwe media, er zitten soms grimmige zaken in die niet goed te praten zijn. De fans van AA Gent zullen moeten leren om naar zichzelf te kijken in plaats van naar de anderen. Daar leeft dat toch heviger dan hier. Voor Gent is Club vijand nummer één, voor Club blijft dat Anderlecht.”

De boegbeelden

Gert Verheyen werd jarenlang als boegbeeld van Club op Gent geviseerd. “Maar dat was elders vaak niet anders”, zegt hij. “Voor ons ging het gewoon om drie punten. Hetzelfde bij de derby: wij, van Club, lagen daar niet van wakker, voor hen was dat, net als voor die van Gent, dé match van het jaar. Als zij een punt haalden, was het al feest. In het begin voelde ik als speler helemaal niet dat Gent-Club zo’n geladen duel was, dat begon pas in mijn laatste jaren als speler, omdat Gent toen een betere ploeg kreeg. Pas als supporters voelen dat hun ploeg competitief is, worden ze heviger, anders ondergaan ze dat allemaal eerder gelaten.”

Het Gentse boegbeeld van de laatste decennia is Gunther Schepens. Hij speelde in twee verschillende periodes voor Gent en voelde ten opzichte van Club een andere ingesteldheid toen hij uit Karlsruhe terugkeerde: “De eerste keer dat ik voor Gent speelde, leefde die rivaliteit niet zo. Club was gewoon beter. Als we naar Brugge trokken, gingen we niet om te winnen. Gent had toen veel schulden. Club is groot geworden met de Europese successen, toen Gent in tweede en derde klasse zat, dus zijn er veel mensen uit het Gentse naar Club getrokken in die periode. ”

Voor wie supporterde jij toen?

Schepens: ( aarzelend) “Eigenlijk supporterde ik als klein manneke een beetje voor Club. Ik had vooral sympathie voor Jan Ceulemans. Als spelertje kon ik kiezen waar ik naartoe ging. ( cynisch) Er is een tijd geweest dat ik echt goed was, hoor! Maar mijn vader sloot Club en Anderlecht uit omdat het te ver was. De eigenlijke keuze ging toen tussen Gent en Lokeren. Gent kwam me goed uit, omdat verschillende jongens uit mijn school daar voetbalden.”

Werd je als boegbeeld van Gent uitgefloten op Club?

Schepens: “Ik werd overal uitgefloten, zelfs door mijn eigen supporters. In Gent vergeten ze soms wat het woord ‘supporter’ echt betekent. Als het goed gaat, zijn ze geweldig, als het slecht gaat, zijn ze moeilijk. Gent heeft altijd een vrij moeilijk publiek gehad, de supporters zijn erg kritisch.”

Is dat elders niet zo?

Schepens: “Ik heb ook nog voor Standard gespeeld. Dat was toch anders … De tweede keer dat ik voor Gent speelde, was die rivaliteit met Club plots heel hevig. Dat had alles te maken met het rare vertrek van Trond Sollied van Gent naar Brugge. Die woede is in Gent blijven hangen. Het werd nog versterkt door de eerste wedstrijd van de competitie, toen we van Brugge met 6-2 verloren. Met de jaren is die rivaliteit nog verergerd. Haat is misschien een te sterk woord, maar vijandigheid is een gepaste omschrijving.”

Van Club naar Gent: ex-spelers

De spelers die de afgelopen decennia van Gent naar Club trokken ( Nordin Jbari, Sandy Martens, Bojan Jorgacevic) zijn op één hand te tellen. De omgekeerde weg bewandelden er meer. In 1997 maakte René Verheyen de overstap naar Gent, maar die episode wil hij het liefst snel vergeten: “Van concurrentie met Club was toen geen sprake. Op papier hadden we een mooie kern, met Michel De Wolf, Milan Ruzic, Eddy Voordeckers en Ronny Martens, maar op het veld heeft er nooit een ploeg gestaan. Ik hoopte op een mooi fin de carrière, nadat Club aan het verjongen was gegaan, maar het was het jaar te veel. Ik ben bij Gent enorm geschrokken van de mentaliteit daar. Bij Club speelde je voor de prijzen, bij Gent was het op dat moment proberen te redden wat er te redden viel. Van de Gentsupporters heb ik als ex-Clubman wel nooit te klagen gehad.”

Ook Vital Borkelmans, vandaag trainer bij tweedeklasser FC Dender, heeft nooit gevoeld dat de Gentsupporters hem zijn Clubverleden kwalijk namen toen hij in 2000 arriveerde : “Ik kwam van een ploeg die elk jaar meestreed op drie fronten bij een team dat probeerde mee te dingen voor Europees voetbal. Toen Gent na mijn eerste seizoen een Europees ticket haalde, werd dat een volksfeest alsof ze net de wereldbeker hadden gewonnen. De ommekeer kwam er met Georges Leekens, die zijn stempel op het bestuur heeft gedrukt. Club zal altijd mijn club blijven, omdat ik er elf jaar voetbalde en vier titels en vier bekers won, maar ik ben in Gent wel heel goed onthaald door de supporters. Voor mijn eerste wedstrijd tegen Club kreeg ik een staande ovatie van de Clubfans én van de Gentfans, maar we verloren wel met 6-2. Natuurlijk had je bij Club die fameuze supportersavonden op maandagavond, maar Gent had ook een toffe groep, met sfeermakers als Jacky Peeters, Alexandros Kaklamanos, Tomas Vasov en Martin Laamers. Samen gingen we ook wel eens een pintje drinken, maar dan na de wedstrijd in plaats van op maandag.”

Tjörven De Brul (vandaag leraar LO en trainer van vierdeklasser RH Gent-Zeehaven) stapte in 2003 over van kampioen Club naar Gent, dat net als achtste was geëindigd: “Bij Gent tekende ik voor drie jaar. ‘Binnen twee jaar spelen we in ons nieuwe stadion’, verzekerde men me toen. Daarmee hebben ze me mooi liggen gehad … Toen ik kwam, was Gent bezig met het wegwerken van de schulden. Men droomde van Europees voetbal, maar dat was voor die kern te hoog gegrepen. De rivaliteit voelde je meer aan als je bij Gent voetbalde. Voor Club was Anderlecht dé tegenstander, al verloren we even vaak van Gent als we ervan wonnen. In Gent kwam er de week voor de derby tegen Club op training meer volk kijken, dan kwamen de voorzitter en de manager al eens met ons praten. De overstap van Sollied van Gent naar Club heeft de relatie tussen beide clubs verzuurd. Vandaag staat Gent waar niemand het tien jaar geleden had verwacht.”

Marc Degryse verhuisde als speler in 1998 van PSV naar Gent en werd later als technisch directeur bij Club nog eens geconfronteerd met de rivaliteit tussen de Vlaamse zustersteden: “Ik kwam naar Gent vanwege het project dat Jan Boskamp had opgestart met voorzitter Jean Van Milders. De rivaliteit met Club was toen absoluut niet aan de orde, Gent was vooral bezig met zichzelf. Alleen als het tegen Club ging, leefde dat, maar eens de wedstrijd voorbij, was dat over. Ik had absoluut niet de indruk dat Gent zich tekortgedaan voelde tegenover Club. Men was meer bezig met overleven dan met concurreren. Als speler van Club leefde die match tegen Gent minder. Het waren wel altijd leuke wedstrijden, tegen een tegenstander waar ik als jonge snaak best wel sympathie voor had. Gent, dat was de club van Filip Benoot, die net als ik uit Ardooie kwam. Ik heb altijd graag tegen Gent gespeeld.

“Toen ik technisch directeur van Club was, was er veel meer strijd tussen Club en Gent. Sollied was naar Club gegaan en Gent was nog aan het groeien. Het moest nog aanvaarden dat mensen die meer ambitie hadden er weggingen en ze die niet konden tegenhouden. Nu is Gent een gezonde én ambitieuze club. De volgende stap – op regelmatige basis titels en bekers pakken – is minstens even moeilijk, het zou best kunnen dat dat even lang duurt als de eerste stap die ze gezet hebben, die van gezondmaking. Nu zeggen dat ze de komende tien jaar drie keer kampioen gaan worden, lijkt me een beetje voorbarig.

“Als straks dat nieuwe stadion er staat, moeten voetbalfans uit het Gentse zich niet meer verplaatsen om in optimale omstandigheden topvoetbal te zien, wat ze voorheen wel deden, toen ze voor Anderlecht en Club kozen. Het omgekeerde zie ik niet gebeuren. Er moet al heel veel gebeuren om Clubsupporters van hun geloof te doen afvallen.”

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik denk niet dat AA Gent klanten van Club Brugge moet afsnoepen.” Patrick Orlans

“Gefrustreerd ben je maar als je de underdog bent.” Michel Louwagie

“Er moet heel veel gebeuren om Clubsupporters van hun geloof te doen afvallen.” Marc Degryse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content