In de zomer van 2009 zag Andrés Iniesta het niet meer zitten. Met Barcelona had hij de treble gewonnen, maar het feestgedruis was nog niet verstomd of de stervoetballer blokkeerde aan alle kanten. Zowel geestelijk als lichamelijk. Een fragment uit zijn biografie ‘De artiest’.
De ergste momenten volgen altijd op de beste. In goede tijden waarschuwen pessimisten dat er slechte tijden op komst zijn. In 2009 beleefde Andrés Iniesta een topseizoen, ook al was het ‘zwaar, stressvol, steeds veeleisender’ geweest om alles te bereiken wat hij had bereikt. Het was zo goed geëindigd, in een unieke, historische treble. Barcelona won in 2009 het landskampioenschap, de beker en de Champions League.
Maar toen… ‘Toen begon ik me ineens slecht te voelen, zonder dat ik precies wist waarom. Op een dag voelde ik me niet zo lekker. De volgende dag weer niet. En de dag daarna. Er werden allerlei onderzoeken gedaan en alle uitslagen waren in orde. Maar op de een of andere manier waren mijn lichaam en mijn geest geen eenheid; het was alsof ze allebei een andere kant op gingen. Je kunt die balans niet vinden, en dan raak je in paniek. Je hoofd blijft maar malen, en tegelijkertijd schreeuwt je lichaam tegen je dat je er goed voor moet zorgen, vooral voor die verdomde dijspier die je bijna de Champions Leaguefinale in Rome had gekost en die daarna alleen nog maar pijnlijker was geworden. Je bent in je hoofd constant met van alles bezig. Je vraagt je af waarom je je zo slecht voelt, zelfs op het moment dat je jezelf ervan probeert te overtuigen dat je eigenlijk geniet van je vakantie. Of in elk geval doet alsof.
‘Het probleem wordt steeds groter, het is een sneeuwbaleffect. Je voelt je niet goed, niet oké, maar de mensen om me heen begrijpen het niet, want de Andrés die zij kennen is niet deze Andrés; zij zien niet dat je op de een of andere manier leeg bent van binnen. Het is heel lastig.’
De hele zomer was ellendig. Toen begonnen de trainingen weer, en die worden altijd voorafgegaan door een medische check. Dat is puur routine wanneer een speler goed voor zichzelf zorgt, wanneer hij zich prima voelt. Voor Andrés is het normaal gesproken ook puur routine. ‘Maar tijdens de eerste trainingssessie had ik een kleine blessure opgelopen. Het was eigenlijk ook logisch, nadat ik me de hele zomer zo gestrest had gevoeld, zo onder druk, terneergeslagen door alles. In die omstandigheden had de spier onmogelijk kunnen herstellen. De scans die tijdens het onderzoek werden gedaan leverden niets op, maar de spier was niet sterk genoeg en ik was gedurende de hele voorbereiding geblesseerd, en moest twee weken helemaal alleen trainen in de VS. In mijn eentje met Emili Ricart, de kinesist van Barcelona.’
Niemand wist dat Andrés het zo moeilijk had, net zoals niemand had geweten hoe moeilijk hij het had gehad destijds, toen hij als kleine jongen op Barcelona’s jeugdacademie La Masía zat, zo ver van huis. Dat vertelde hij pas jaren later aan anderen. ‘Ik kropte alles op. Ik wil andere mensen niet belasten met mijn problemen. Die los ik zelf op. Maar er komt een moment dat je tegen een muur aanloopt. Soms kon ik een training niet eens afmaken omdat ik me zo vreemd voelde.’
Tijdens de laatste paar dagen van de voorbereiding leek het wat beter te gaan, alsof de oplossing binnen handbereik lag. Een lichte verbetering leek aanstaande. ‘Ik had al drie maanden geen wedstrijd meer gespeeld, sinds de Champions Leaguefinale in Rome en die eerste treble. Ik had niet één keer met het elftal kunnen trainen tijdens die veertien dagen in de VS, maar toen dachten de artsen dat ze eindelijk de oorzaak van het probleem hadden gevonden. En toen konden we aan de slag. Ik kwam dichter bij mijn rentree, het ging vooruit, de medicijnen sloegen aan. En toen kreeg ik het ergste bericht dat ik maar kon krijgen. Carles Puyol kwam naar me toe om te vertellen dat Iván de la Peña hem had opgebeld met het nieuws.
‘Dani is dood.’
‘Wat? Weet je het zeker?’
Ik verstijfde. Ik kon het gewoon niet bevatten. Ik wist niet wat ik moest doen, wat ik moest denken. Ik kon het niet geloven. Dani, mijn vriend Dani, was dood. Hoe dan? Waarom? Dit kon niet waar zijn…’
Andrés en Daniel Jarque, de centrale verdediger bij Barcelona’s stadsrivaal Espanyol, hadden samen veel meegemaakt. Ze hadden met elkaar in de jeugdteams van het Spaanse elftal gespeeld, ze hadden samen gereisd naar de trainingsvelden van hun clubs in Barcelona. Ze waren hechte vrienden, al sinds hun kindertijd; ze hadden zo veel gedeeld.
En nu was Dani overleden, aan een hartaanval tijdens een trainingskamp in Italië met Espanyol.
‘De dagen daarna waren afschuwelijk’, zegt Andrés. ‘Ik had het gevoel dat ik in een vrije val was terechtgekomen, alsof alles donker was geworden. Ik ging naar de arts: ‘Ik hou het niet meer vol.”
Andrés weet niet hoe hij het moet noemen: het is niet echt een depressie, ook geen ziekte, maar een voortdurende onrust. Het was alsof er niks goed was.
‘Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen. Maar ik heb toen gemerkt dat als je lichaam en geest kwetsbaar zijn, je het gevoel hebt dat je de controle kwijt bent, dat je iets geks kunt doen. Dat je tot alles in staat bent, eigenlijk. Ik weet niet of dit te sterk klinkt, of dit de goede manier is om het uit te leggen, maar ik had op de een of andere manier het idee dat ik kon ‘begrijpen’ hoe mensen tot waanzin worden gedreven, hoe ze ineens iets krankzinnigs kunnen doen dat totaal niet bij hen past.’
Iniesta hield alles voor zich, nam veel op zijn schouders en kropte dingen op. Tot hij op een dag instortte. ‘Het was alsof mijn lichaam zei: ‘Oké, tot hier en niet verder… je hebt jarenlang alleen maar naar andere mensen geluisterd, het hun naar de zin willen maken, nu is het tijd om naar mij te luisteren, om je tijd aan mij te geven. Om tijd aan jezelf te geven.’ Ik had altijd het gevoel gehad dat ik alles aankon, mijn hele leven, als een soort Superman. Ik kon niet verklaren waarom ik me nu zo leeg voelde van binnen, zonder iets van hoop of ambitie of verlangen. Ik kon niet verklaren waarom ik nergens blij van leek te worden. Je vraagt je misschien af: ‘Waar heeft hij het over? Hij heeft alles: hij speelt voor Barcelona, voor Spanje, hij heeft geld, hij heeft alles gewonnen, iedereen bewondert hem, de mensen hebben respect voor hem.’ Dat zou je kunnen denken; en dat vraag ik mezelf ook af. En ik weet dat sommige mensen het absoluut niet kunnen begrijpen. Maar ik voelde me leeg. En als je leeg bent, moet je op de een of andere manier die energie terug zien te krijgen, je weer opladen, iets vinden om je op te laden. Anders ben je dood.’
Het had de gelukkigste zomer van Iniesta’s leven moeten zijn. Hij had net de treble gewonnen met Barcelona, hij bereikte zijn top als speler. Maar het was de hel. Er was geen troost, geen ontsnapping.
Op een dag stond Sesi, een van zijn beste vrienden, naar een training te kijken op het oude veld dat destijds naast La Masía lag, grenzend aan Camp Nou. Halverwege de training ging zijn telefoon. Het was José Antonio, Iniesta’s vader.
‘Het gaat niet goed met hem. Er is iets.’
‘Rustig maar, José Antonio, hij is nog gewoon hier aan het trainen.’
‘Hoe kan ik rustig doen? Hij is de enige in de familie die niet gelukkig is. Er is iets mis.’
Hoewel hij uiterlijk kalm was, maakte Sesi zich ook zorgen, al sinds ze een keer een familielunch hadden gehad in Cadaqués, toen Iniesta’s vrouw Anna had gemerkt dat er iets was.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze aan Andrés.
De hele tafel zweeg.
‘Niks, niks. Alles is goed, alles is goed…’
Maar iedereen aan die tafel wist dat het niet goed was met hem. Sesi, Anna, zijn ouders… Allemaal merkten ze dat er iets niet goed was.
Hij had professionele hulp nodig, en toen verscheen de clubpsychologe Imma Puig ten tonele. ‘Bij Imma vond ik ruimte, iemand met wie ik alles kon delen’, zegt Andrés. ‘Met sommige mensen kun je praten, en met sommige mensen niet. Met haar kon ik het. Ik liet alles eruit, zo’n beetje alles vanaf de dag dat ik werd geboren. En ze heeft me zo goed geholpen. Als we om zes uur een afspraak hadden, was ik er al tien minuten van tevoren, weet ik nog. Dat geeft wel aan dat ik baat had bij die sessies, dat het goed voor me was om dingen met haar te delen. En natuurlijk ook dat ik veel te delen had.
‘Zij hielp me het te begrijpen, om beter te worden, en bovenal hielp ze me te leren kiezen. Soms besef je zelf niet waar je mee bezig bent. Niemand van ons. Je doet dingen automatisch, omdat je wel moet. Je gaat gewoon door, dag na dag na dag… totdat er een dag komt dat je niet meer kunt doorgaan. Zij hielp me dat te begrijpen, en ze werd een belangrijk onderdeel van mijn leven. Het was een eerste doorbraak en zij heeft daarin een cruciale rol gespeeld.’
Andrés zocht naar een manier om uit die ellende te komen. Overal. Hij leerde elke centimeter kennen van die donkere tunnel waarin hij verzeild was geraakt, van die plek waar hij in gevangen was komen te zitten, het was als een hel. De meeste mensen hadden geen idee wat hij doormaakte. In de kleedkamer bij Barcelona waren er maar een paar vrienden die het wisten, en die probeerden hem alle steun en ruimte te geven die hij nodig had om eruit te komen, zonder hem onder druk te zetten, zonder hem op de huid te zitten, zich bewust van de enorme berg die voor hem stond. Buiten de kleedkamer wist vrijwel niemand wat hij doormaakte.
Twee werelden, twee Andréssen. Van buiten een glimlach, gemaakt, een masker. Van binnen zorgen. Een zoektocht naar zielenrust, die hij niet kon vinden. Hoe moest hij hier ooit uit zien te komen? Hoe moest hij zien te ontsnappen aan deze plek, deze donkere, onbekende plek waar hij was terechtgekomen?
‘Het was moeilijk, heel moeilijk’, zegt Emili Ricart, de fysiotherapeut van Barcelona die ook een vriend van Andrés is. ‘Het is alweer een tijd geleden, maar het verdriet van die zomer van 2009 is er nog steeds. Hij zei tegen me: ‘Toen Jarque doodging, kwam alles eruit.’ Een stressmoment waarop alles bij elkaar kwam: zijn blessure, de druk, het verdriet… uiteindelijk zit het niet meer goed in je hoofd. En mensen geloven het niet, maar je hersens hebben ook invloed op je spieren. Je lichaam begint het te begeven. Je spieren geven het op, of scheuren. En Andrés krijgt langzamerhand dat gevoel dat zo funest is voor sporters: het gevoel dat hij kwetsbaar is, dat hij op het randje van instorten staat, dat er geen hoop meer is. ‘Ik ben broos’, zei hij een keer tegen me. Het was alsof hij dacht dat hij er nooit meer bovenop zou komen, dat hij nooit meer helemaal fit zou zijn.’
Emili kiest zijn woorden zorgvuldig. Iniesta breekt van buiten en van binnen. ‘Hij was magerder dan normaal, het was niet goed. Hij werkte harder dan ooit, maar hij kwam gewoon niet vooruit. En dat vreet natuurlijk aan je. Hij had hulp nodig om weer zichzelf te worden. Hoe hij er uiteindelijk uit is gekomen? Je moet ten eerste de wil hebben, en de energie, de vastberadenheid, door elke dag af te tellen. Ik weet zeker dat veel sporters er niet zo goed uit zouden zijn gekomen als Andrés.
‘Op een dag, toen we in een van de fysioruimtes met een herstelsessie bezig waren om een van die verdomde spierblessures te behandelen die maar niet over wilde gaan, vertelde hij me over Rafael Nadal. Nadal maakte een vreselijke tijd door, met blessures en een gebrek aan zelfvertrouwen. En Andrés zei tegen me: ‘Emili, ik luisterde naar wat Nadal vertelde en ik wist precies wat hij bedoelde: ik maak hetzelfde mee.”
Emili, meer psycholoog dan fysiotherapeut, was even stil. Hij weet nog dat hij tegen Andrés zei wat hij altijd zei: dat je je biologische klok moet respecteren, altijd. ‘Je kunt de natuur niet dwingen. Dat respecteerde hij wel, zeker weten, maar hij had geen klok. Er was geen model om te volgen, hij was niet zichzelf. Er was geen voorbedacht plan om weer fit te worden, geen duidelijke richtlijn. Hij was gebroken…’
‘Andrés heeft een heel moeilijke tijd gehad’, zegt voormalig ploeggenoot Bojan Krkic. Ook hij kiest zijn woorden zorgvuldig, zoekend naar de beste omschrijving van die donkere kanten van een ervaring die niemand zich echt kan voorstellen, behalve degene die het doormaakt. Maar als iemand het begrijpt, of in de buurt kan komen van begrip, is het Bojan wel. De voormalige aanvaller van Barcelona heeft iets vergelijkbaars meegemaakt.
‘Het was in mijn eerste jaar bij de hoofdmacht in Camp Nou’, vertelt hij. ‘Rond de tijd dat ik werd opgebeld door bondscoach Luis Aragonés, in 2008. Toen begon ik paniekaanvallen te krijgen.’ Net als Andrés kwam Bojan van Barcelona’s eigen jeugdopleiding La Masía. Andrés was zes jaar ouder; voor Bojan was hij een held. Hij bewonderde hem en zag hem als een idool. Ze spraken elkaar nauwelijks; ze zijn allebei schuchter. Er was wel een klik tussen hen, maar stilzwijgend.
‘Dus ik was verrast toen Andrés op een dag na de training tegen me zei: ‘Bojan, ik moet je spreken.’ En als Andrés dat zegt, weet je dat er iets vreemds aan de hand is. Hij legde me kort uit wat hij meemaakte. Naarmate hij verder vertelde, besefte ik dat het heel veel leek op wat ik had meegemaakt. Het voelde alsof we samen iets deelden. Dit zijn geen onderwerpen waar je het met iedereen over hebt. En ik begreep het meteen. Het was alsof ik alles wat ik had doorgemaakt opnieuw beleefde. Alles waar ik nog steeds mee leefde: de littekens zaten er nog. En hij wilde het met mij delen. Ik weet dat je dat soort dingen normaal tegen niemand zegt, behalve tegen je familie. Het is zo erg, zo rot, zo pijnlijk, dat je het voor jou houdt. Je wil niet dat anderen erachter komen, je wil hen er niet mee belasten, of je wil niet dat zij ook verdriet hebben. Maar uiteindelijk doe je jezelf daarmee nog meer pijn.’
In de hoek van de kleedkamer zaten Andrés en Bojan met z’n tweeën te praten. ‘Er kwam een moment dat we beseften dat we hetzelfde doormaakten. We voelden ons hetzelfde. We wisten dat we dezelfde wanhoop voelden, en het idee hadden dat er geen uitweg was.’ Andrés praatte, Bojan luisterde. ‘Ik dacht bij mezelf: ik laat niet gebeuren dat Andrés zoiets moet meemaken. Ik zat daar te praten met mijn idool, met iemand die de Champions League had gewonnen, en hij had zijn hart gelucht bij mij. Dat zegt wel iets over hem, over hoe bescheiden en gevoelig hij is. Hij deed een beroep op mij. Hij was degene die zei dat hij met mij wilde praten. En ik wilde hem op alle mogelijke manieren helpen.’
Barcelona-arts Ricard Pruna wist dat er geen simpele verklaring was voor Iniesta’s problemen. ‘Andrés realiseerde zich hoe kwetsbaar we allemaal zijn wanneer het in je hoofd niet goed zit. Het maakt niet uit of je profvoetballer bent of wat dan ook, je bereikt een punt waarop je alles zou willen opgeven om je maar weer goed te voelen, weer ‘normaal’ te voelen en alles onder controle te hebben; om je sterk en op je gemak te voelen. Jezelf zijn. Ja, normaal. Dat is het woord.
‘Andrés worstelde, zijn problemen waren heel persoonlijk, en hij kwam bij mij voor hulp. Hij zocht naar een medische oorzaak. En we deden onderzoeken, testen, alles wat we maar konden. We zochten naar een oorzaak, naar iets wat kon verklaren waarom hij zich zo voelde. Maar er was geen simpel antwoord. Stukje bij beetje kwam de menselijke, persoonlijke oorzaak aan de oppervlakte. Het besef dat dit iets was wat mensen nu eenmaal kan overkomen. Toen dat besef doordrong, schonk dat Andrés weer enige kracht.
‘Hij had eigenlijk helemaal geen onderzoeken nodig’, vervolgt Pruna. ‘Wat hij nodig had was harmonie, evenwicht. En langzaam maar zeker vond hij dat. Langzaam maar zeker werd hij wat hij nu is. En nee, ik bedoel niet de voetballer. Ik bedoel de persoon.’
Na maandenlang lijden in stilte, maanden waarin mensen van buitenaf dachten dat hij wel de gelukkigste man ter wereld moest zijn, vond Iniesta eindelijk die balans, enige harmonie. Zonder de steun van mensen als Pepe en Imma was het misschien nooit meer goed gekomen.
DOOR ANDRÉS INIESTA, MARCOS LÓPEZ EN RAMÓN BESA – FOTO’S BELGAIMAGE
‘Ik verstijfde. Ik kon het gewoon niet bevatten. Dani, mijn vriend Dani, was dood. Hoe dan? Waarom? Dit kon niet waar zijn…’ ANDRÉS INIESTA
In de kleedkamer bij Barcelona waren er maar een paar vrienden die het wisten, erbuiten wist vrijwel niemand wat hij doormaakte.
‘Ik kon ‘begrijpen’ hoe mensen tot waanzin worden gedreven, hoe ze ineens iets krankzinnigs kunnen doen dat totaal niet bij hen past.’ ANDRÉS INIESTA
‘Ik had altijd het gevoel gehad dat ik alles aankon, mijn hele leven, als een soort Superman. Ik kon niet verklaren waarom ik me nu zo leeg voelde van binnen.’ ANDRÉS INIESTA