“Dit was vroeger het nationale stadion. Met de hulp van China wordt hier nu een gloednieuwe voetbaltempel neergepoot voor de Costa Ricaanse ploeg. De werken moeten in 2010 klaar zijn.” Twee locals geven me tekst en uitleg terwijl ik foto’s neem van de verbouwingswerken aan het Estadio Nacional. De oudste van de twee – die met de minste tanden – voegt eraan toe: ” Los Ticos spelen voorlopig in het Ricardo Saprissastadion.” Dat is eigenlijk het stadion van eersteklasseclub Deportivo Saprissa. Het biedt plaats aan 24.000 toeschouwers en ligt een tiental kilometer buiten het stadscentrum.
“Bezoekende ploegen komen er niet graag, omdat het hele stadion meebeweegt als de supporters tekeergaan”, zegt Jorge Brown, de taxichauffeur die me naar het stadion voert. De corpulente Brown heeft zo zijn eigen mening over Bryan Ruiz: “Een heel goeie voetballer, maar hij is niet uit het goede hout gesneden om het in het buitenland te maken. Té gehecht aan Costa Rica. Hij zal nooit ergens anders kunnen aarden.” Zowat de helft van de 30 minuten durende rit hangt Jorge aan zijn gsm, waarbij hij twee keer luidkeels een Cumpleaños feliz ( Happy birthday to you) aanheft, één keer voor zijn moeder, een andere keer voor zijn nicht. Jorge mag dan wat weg hebben van Barry White, zijn zangtalent komt helaas niet in diens buurt. Tussendoor gooit hij de laatste editie van Extra, de populairste krant van Costa Rica, in mijn schoot. Op de voorpagina twee items: de ‘boomman’, over een man die langzaam maar zeker in een boom verandert, en de kwestie- Medford: moet hij aanblijven als nationale coach of niet? Ondertussen zijn we bij het stadion gekomen. Het ligt in een wat verpauperde wijk. Bij het zien van de verouderde betonnen constructie waarop het stadion steunt, begrijp ik meteen waarom tijdens een wedstrijd “het hele stadion meebeweegt”.
Jorge zet zijn taxi aan de kant en stelt voor – of beter: verordonneert – dat hij me even vergezelt. Na een mislukte poging om een gesloten hek open te trekken, loodst hij me via een zijingang het stadion binnen. Een bewaker die ons inter-pelleert terwijl we naar de nok van het stadion klimmen, roept hij kordaat tot de orde: “Ik geef deze journalist, die speciaal uit België gekomen is, een tour door ons geliefde Ricardo Saprissastadion.” Die uitleg volstaat.
Eenmaal boven, zien we dat Los Ticos, met Bryan Ruiz, aan hun eerste training na het gelijkspel tegen Grenada begonnen zijn. Hoewel coach Hernán Medford een tijdelijke persstop heeft ingelast, is de sfeer tussen de internationals onderling ontspannen. Met bulderende stem maakt mijn gezel er Ruiz attent op dat er “een Belgische journalist” in het stadion is. Bryan herkent me en steekt zijn hand op.
“Laten we het veld opgaan. Wil je de coach eens ontmoeten?” Jorge is nu onhoudbaar. Even later staan we op het terrein en dendert mijn compagnon als een verliefde neushoorn richting Medford. Ik volg in zijn zog. “Dit was vroeger een fantastische speler!”, roept hij me nog toe voor hij de coach, die naast het veld op een massagetafel zit, halvelings omhelst. Medford schudt me beminnelijk de hand. Ik vraag hem toestemming om een paar foto’s van de training te nemen. Dat is oké.
Ondertussen heeft Jorge er niks beters op gevonden dan achter mijn rug het aanwezige Costa Ricaanse journaille te informeren over “de Belgische journalist die een reportage maakt over Bryan Ruiz”. Een reporter van NR6, een nationale zender, neemt me daarop even apart voor een kort tv-interview. Meteen hét signaal voor Canal7, de concurrent, om twee minuten later krek hetzelfde te doen. Tussendoor duwt mijn taxivriend me zijn gsm in de handen en kom ik plots live in een radioprogramma terecht. Met Jorge Brown raak je overal binnen, zo lijkt het wel. De vraag is alleen: hoe geraak je weer buiten? Nadat ik hem zijn gsm teruggegeven heb, maak ik hem duidelijk dat we kunnen vertrekken. Hoog tijd, zie ik, wanneer ik – terug in de taxi – een blik op zijn meter werp, die ondertussen natuurlijk is blijven lopen …