De Roemeense excentriekeling moet Rennes voor de degradatie behoeden. Maar de Rouches vergeten? Dat nooit. ‘Ik heb altijd gezegd dat Standard een grote club is. Dat zal in de toekomst nog wel blijken.’
In Avion lijkt het wel alsof de omringende woningen zo dicht mogelijk bij la Gaillette, het trainingscentrum van Racing Club de Lens, zijn gebouwd. De club van voorzitter Gervais Martel maakt momenteel een moeilijke periode door. Noord-Frankrijk heeft met Lille, Valenciennes en Lens drie vertegenwoordigers in de Franse eerste klasse. Eden Hazard & co mengen zich volop in de titelstrijd, Valenciennes klampt aan in de middenmoot en Lens vecht voor wat het waard is in de onderste regionen van de Ligue 1. Begin januari ruimde Jean-Guy Wallemme plaats voor Laszlo Bölöni. Volgens de Roemeense trainer is er slechts één methode om de ommekeer in te zetten: werken, werken en nog eens werken. De redding van Lens is nog lang niet nabij, maar Bölöni heeft de club wel weer hoop gegeven. Hij ondertekende een contract dat hem tweeënhalf jaar aan de Ch’tis bindt.
Lens is niet meteen de makkelijkste uitdaging uit uw carrière, of ziet u dat anders?
Laszlo Bölöni: “Ik wist dat het moeilijk zou worden. En ondanks de gezonde financiële situatie mochten we geen versterking binnenhalen van de Franse voetbalbond. Daarom heb ik meteen de nadruk op de communicatie gelegd om er zo voor te zorgen dat alle spelers op dezelfde golflengte zitten. Dat vraagt een psychologische aanpak, maar dat is nodig als we een hechte groep willen vormen.
“Het publiek van Lens doet me overigens denken aan dat van Standard. De fans zouden alles doen om hun club te helpen. Ik heb onlangs een aantal supporters ontmoet en dat leverde een interessante discussie op. Ik begrijp dat ze kwaad zijn, al mag dat niet leiden tot haat. Ze mogen niet opgeven.”
Heeft u lang getwijfeld alvorens hier aan de slag te gaan?
“Ik had er zin in en de interesse in Lens is er altijd al geweest. Ik ken het Stade Félix-Bollaert en de magie ervan al lang. Ik speelde er al met de nationale ploeg van Roemenië. Later, toen ik trainer in de Ligue 1 was, kwam ik opnieuw in aanraking met de passie die onlosmakelijk met Lens is verbonden. Er staat hier een stevige structuur en ik ben blij dat ik weer in een van de grootste Europese competities aan de slag ben. De Ligue 1 hoort thuis in de top vijf van de wereld.”
Frankrijk heeft een speciale plaats in uw hart …
“Vast en zeker. Naast Roemenië zijn er twee landen die me na aan het hart liggen: Frankrijk en België. En België, dat is ook: Standard en de herinneringen die daarmee gepaard gaan.”
Meneer Dacourt
Vanwaar komt het beeld van de strenge, allesbehalve jolige man?
“Ik heb altijd gevonden dat ik mijn plek bij de grote jongens verdiende. Door die ingesteldheid kwam ik waarschijnlijk nogal agressief over. Ook al deed ik niets wat niet logisch en doordacht was. Ben ik geen grappige vent? Dat kan. Claude Puel en Rudi Garcia zijn ook niet grappig. En Didier Deschamps is ook niet meteen een vrolijke Frans. Ik ben eigenlijk altijd een beetje voetballer gebleven. Ik houd van de sfeer in een stadion.”
Als de sfeer ergens onvergetelijk is, dan is het wel op Sclessin …
“Dat klopt. Ik heb veel goede herinneringen aan Standard overgehouden. Standard is een zeer goede club met een voorzitter die opvallend veel van voetbal weet. Luciano D’Onofrio heeft een speciale werkwijze, het vraagt tijd om je daaraan aan te passen. Ik beschikte eigenlijk slechts over tien spelers een basisplaats waardig. Bij het begin van mijn tweede seizoen bij Standard is er veel veranderd. Er wordt weleens gezegd dat ik het soms moeilijk had om te bevestigen na een seizoen waarin mijn team kampioen was geworden. Wel, ik daag u uit om de evolutie van mijn spelerskern er eens op na te slaan. In een jaar tijd schoot er van mijn groep niet veel meer over. Het was logisch dat de club Marouane Fellaini liet gaan – zeker voor die prijs ( 18 miljoen euro, nvdr) – en ook de transfer van Dante naar Mönchengladbach ( voor 4 miljoen euro, nvdr) kan ik best begrijpen. Tel daar de inkomsten uit de Champions League bij op en je komt uit op zo’n 40 miljoen euro.”
Dat is niet min.
“Ik wist dat Standard nooit financiële risico’s nam. Ik respecteer die keuze, maar ik bevond me daardoor wel in een lastig parket. Ik speelde een halve basisploeg kwijt: Oguchi Onyewu – AC Milan – Steven Defour – langdurig geblesseerd – Axel Witsel – geschorst – Igor De Camargo – langdurig geblesseerd – Milan Jovanovic – knieoperatie – en Wilfried Dalmat -viel geblesseerd uit tegen Olympiacos. Van mijn tien basisspelers bleven er maar enkele meer over. Dat voelt elke ploeg. Zelfs Barcelona. En voor alle duidelijkheid: wij waren Barcelona niet.
“Gelukkig kwam er met Eliaquim Mangala aflossing van de wacht. Mangala sprong in voor Onyewu, Dante en soms zelfs voor Defour. Eliaquim wórdt ongetwijfeld een grote speler. Net dat is het probleem, hij ís het nog niet. Hij heeft tijd nodig. De andere nieuwkomers waren simpelweg niet goed genoeg voor Standard. Ik heb geen zin om de namen op te sommen.”
We zullen het even in uw plaats doen: Benjamin Nicaise, Andrea Mutombo, Rami Gershon, Moussa Traore, Olivier Dacourt, …
” Nicaise kwam niet aan de bak in de Ligue 2 en ging zijn geluk dan maar bij Bergen beproeven. Hij heeft wel een aantal goede wedstrijden gespeeld, zeg je? Dat klopt, maar je moet zien wanneer hij goed presteerde. Nicaise was goed zolang de belangrijkste spelers mee op het veld stonden.
“Rond de transfer van Dacourt is veel media-aandacht geweest. In België dacht men dat Standard een heuse vedette had binnengehaald. In het buitenland wisten ze wel beter. Dacourt is nooit een sterspeler geweest. Hij heeft het geluk gehad dat hij als middelmatige voetballer bij enkele grote clubs heeft kunnen spelen. Meer niet.”
Hij heeft u verraden vlak voor zijn vertrek …
“Toen hij zijn contract ondertekende, wist ik meteen dat zijn transfer een vergissing was. Ik wist dat hij ons niets kon bijbrengen. Na anderhalve maand kwam meneer Dacourt vertellen hoe Standard moest spelen. Hij had zijn voetbalschoenen al veel vroeger aan de haak moeten hangen.
“Maar de echte vraag is: waarom koopt Standard spelers zoals Dacourt? Ik weet waarom. Ik voelde tijdens de voorbereiding al nattigheid. Ik werd plots geconfronteerd met jongeren die ik niet kende en er werd een lading Brazilianen binnengehaald om Onyewu te vervangen. Mendes mocht zelfs niet meedoen in de vijfde ploeg van Auxerre, maar Standard had hem wel ingelijfd. Dat was een veeg teken. Als je die zaken allemaal op een rijtje zet, begrijp je wel dat het niet anders kon dan dat het niveau zou dalen. En dat gebeurde dan ook.”
Behalve in de Europa League …
“Inderdaad, maar dat is menselijk.”
Hoe bedoelt u?
“Beide Europese campagnes waren onvergetelijk. Standard heeft het Belgische voetbal op de Europese scène heel goed vertegenwoordigd. Zelfs de nationale ploeg heeft daarvan geprofiteerd. Onze prestaties zorgden voor een déclic, we maakten duidelijk dat gezonde ambitie op zijn plaats was. We hadden Liverpool kunnen verslaan, we schakelden Everton uit en we schitterden tegen Sevilla en Olympiacos. Die resultaten hebben een golf van zelfvertrouwen met zich meegebracht.”
Waren de Europese wedstrijden voor jullie niet belangrijker dan de competitiewedstrijden?
“Zeker. Maar is ook dat niet menselijk? Er werd gezegd dat de Champions League vooral voor mij belangrijk was, maar dat was voor iedereen zo. De Camargo was bereid om met een inspuiting te spelen in de Champions League, terwijl hij dat in de competitie niet wilde riskeren. Ik begrijp dat. Net zoals ik het logisch vind dat ook de anderen voornamelijk met hun hoofd bij de Europese wedstrijden zaten. Het was voor hen de kans om zich op de internationale scène te tonen, om ook op financieel vlak munt te slaan uit hun talent en het harde werk van de voorbije jaren. Dat hebben ze ook gedaan, maar …”
Maar de kern was niet breed genoeg?
“Jij bent de journalist, jij mag de conclusies trekken.”
Sommigen wezen u met de vinger, zelfs binnen de club …
“Dat kan, ik weet het niet. Ik blijf zeggen dat Luciano D’Onofrio zeer goed weet waarmee hij bezig is. Zijn prioriteit is de gezondheid van de club. Er is me nooit wat verteld over de financiële toestand van de club en ik heb er ook nooit naar gevraagd aangezien de spelers en de technische staf steevast correct werden uitbetaald. Ik heb altijd gezegd dat Standard een grote club is. Dat zal in de toekomst ook nog wel blijken. De mindere prestaties heb ik net verklaard en ik denk eigenlijk niet dat ik daar verantwoordelijk voor ben. Ik heb “veel slechte dingen” gedaan bij Standard, maar ik heb toch maar mooi het collectief gevormd dat de basis was van alles. Ik overtuigde Jovanovic ervan om ten dienste van de ploeg als linkermiddenvelder te spelen. Hij kweet zich van die taak. En niet zomaar goed, maar echt heel goed. Anarchie op het veld leidt tot niets. Goede spelers aanvaarden de richtlijnen van hun coach als dat de ploeg ten goede komt. Topvoetballers doen dat ook, maar zij kunnen nog net dat tikkeltje extra brengen.”
50.000 vragen
Heeft de mentaliteit van de voetballers de voorbije jaren een evolutie doorgemaakt?
“Zeker. Hun status is veranderd. Sommigen verdienen die verandering niet. Er zijn veel te veel spelersmakelaars. Zij brengen het hoofd van de spelers op hol terwijl ze alleen maar op persoonlijk profijt uit zijn. De voetballerij is één grote show geworden. Spelers zweren een club eeuwige trouw en doen zes maanden later hetzelfde bij een andere club. Dat was vroeger wel anders. Bij Racing Jet leerde ik Raymond Goethals kennen. Hij wilde me trouwens meenemen naar Anderlecht, maar die overgang is niet doorgegaan. Goethals praatte veel, met iedereen. Dat is belangrijk. Tegenwoordig is het vooral belangrijk wat er naast het veld gebeurt. Wie zegt wat in de media? Wie wordt uitgenodigd voor een tv-programma? Vandaag zijn de trainers niet de grappige kerels. Jolige figuren zie je op de televisie, dat zegt mijn vrouw toch altijd. Het is soms gênant om te zien hoe sommige mensen pret hebben in het feit dat het slecht gaat met een bepaalde trainer.”
Is het beroep van trainer een eenzaam beroep?
“Een trainer is een zeer, zeer eenzaam man. Als coach heb je nood aan goede medewerkers met wie je van gedachten kunt wisselen. Vallen die mensen weg, dan is de trainer gedoemd om te mislukken. Dat is exact hoe ik me voelde in mijn laatste seizoen bij Standard.
“Was ik een storend element op Sclessin? Die vraag kan niemand beantwoorden. Ook ik niet. Ik heb me altijd gewaardeerd gevoeld in België. Maar op een bepaald moment keek ik rondom mij binnen de club en zag ik niemand meer. Een trainer heeft constant 50.000 vragen in zijn hoofd. Die kan hij niet alleen beantwoorden.”
DOOR PIERRE BILIC – BEELDEN: REPORTERS
“Naast Roemenië zijn er nog twee landen die me na aan het hart liggen: Frankrijk en België.”
“Mangala wórdt ongetwijfeld een grote speler. Het probleem is: hij ís het nog niet.”