
EEN MODERN VOETBALSPROOKJE
Nog maar tien jaar geleden promoveerde Sassuolo uit de Italiaanse vierde klasse. Nooit, zelfs niet in de loop van vorig seizoen, had iemand durven denken dat het Europees zou spelen en op een avond in pakweg Genk zou neerstrijken.
Er was eens een man in Noord-Italië die in het zakenleven en de topsport alles bereikt had. Met Mapei was Giorgio Squinzi een wereldspeler geworden in de productie van tegels in keramiek. Met zijn wielerploeg had hij alle mogelijke successen behaald. In zijn schaarse vrije tijd volgde hij in San Siro het wedervaren van zijn favoriete ploeg, AC Milan.
Op een dag in 2001 stapte Giorgio Squinzi, ontgoocheld over de steeds talrijker opduikende dopingverhalen, uit het wielrennen. Een jaar later sponsorde hij de plaatselijke voetbalclub uit het stadje waar hij zijn tegels aankocht. Sassuolo had in de achttiende eeuw van de hertogen van het nabijgelegen Modena het monopolie gekregen voor de vervaardiging van keramiek, en sindsdien is het stadje in die sector een wereldleider. De plaatselijke ondernemers hadden Squinzi, die het in 1937 door zijn vader opgerichte bedrijf had grootgemaakt, hun exportkanalen bezorgd die tot ver over de Italiaanse grenzen reikten. Omdat ze hem zo hadden geholpen, wilde de Milanese ondernemer iets terugdoen en stak hij wat geld in de lokale voetbalploeg.
Succes leverde die voetbalsponsoring niet meteen op. Integendeel. De club degradeerde uit vierde klasse, maar mocht toch in die reeks blijven omdat andere reeksgenoten er financieel een zootje van gemaakt hadden. In 2003 besloot Giorgio Squinzi Sassuolo dan maar zelf te kopen. Hij betaalde er 35.000 euro voor en koos voor een duidelijk project. Sassuolo zou altijd mikken op jong talent en Italiaanse spelers. Dat is nog altijd het geval. Geen andere Italiaanse eersteklasser heeft zo veel in eigen land geboren spelers, met liefst 22 Italianen op 27 kernspelers. Ze delen de kleedkamer met de Ghanezen Claud Adjapong en Alfred Duncan, de Spanjaard Pol Lirola,de Nederlander Timo Letschert en de Franse spits Grégoire Defrel,die de afgelopen weken bij afwezigheid van topschutter Domenico Berardi de goals maakt.
EEN GROTERE ARENA
De jaren verstreken, en dankzij een goed beleid en voldoende financiële ruggensteun ging het alsmaar omhoog. Bij de promotie naar tweede klasse in 2008 bleek het stadionnetje, gelegen in volle stadscentrum, met zijn 4000 plaatsen niet te voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden. Geld voor een renovatie had de burgemeester niet, plaats om uit te breiden was er evenmin. Dus week Sassuolo uit naar het stadion van ex-eersteklasser Modena, zeventien kilometer verderop. Daar kreeg de sterke man van Mapei van zijn nieuwe speeltje een fantastisch verjaardagscadeau op zijn 70e verjaardag. In 2013 beukte Sassuolo de poort naar eerste klasse open met een toeschouwersgemiddelde van 4800 man en een budget van 11 miljoen euro. Peanuts, naar Italiaanse normen.
Nooit eerder in de geschiedenis van het Italiaanse profvoetbal vertoefde een club uit zo’n klein stadje in de hoogste klasse. Slechts 40.700 inwoners telt Sassuolo. Vorig jaar kwam een andere promovendus dicht in de buurt van dat record: Frosinone, met zijn 46.300 inwoners. Alleen het Toscaanse Empoli (48.000) is in de Serie A nog zo’n kleintje.
Na het promotiefeest, waarop 4000 mensen zich verdrongen op Sassuolo’s hoofdplein, de Piazza Garibaldi (meer krijg je er echt niet op, ook niet als je flink duwt), bleek ook het stadion van Modena niet meer te voldoen: hoge huur, te dicht bij het stadscentrum, geen mogelijkheid voor parking en vipfaciliteiten. Geen goed nieuws voor signore Squinzi, die op het hoogste niveau een modern stadion wilde. De oplossing lag 23 kilometer verderop. In Reggio Emilia stond een nieuw stadion uit 1995 te verkommeren sinds de bespeler, Reggiana (de ex-club van Georges Grün), in 1997 uit eerste klasse verdween.
In december 2013 kocht Squinzi het stadion en doopte het om tot Mapei Stadium. Het is, samen met het Juventus Stadium, een van de weinige moderne voetbalarena’s in Italië, met liefst 4000 plaatsen voor de bezoekers op een totale capaciteit van 21.584 plaatsen. Het oude stadion in het stadscentrum van Sassuolo fungeert sinds de promotie naar tweede klasse als het oefencentrum voor het eerste elftal. De meeste spelers die in het stadje wonen, komen met de fiets of te voet naar training.
PRINS DOMENICO
Ondanks de steile opgang is de ziel van de club bewaard gebleven. Liefst zeven spelers uit de huidige kern hebben de promotie naar eerste nog meegemaakt. Toenmalig kapitein Francesco Magnanelli is nog altijd de motor op het veld. Trainer is Eusebio Di Francesco, een vriend en generatiegenoot van Francesco Totti,met wie hij jaren samen voetbalde, bij AS Roma uiteraard.Hij is al van in 2012 aan de slag bij de groen-zwarten, bracht hen in 2013 naar eerste, werd in januari van dat eerste seizoen ontslagen maar – eind goed al goed, zoals dat gaat in sprookjes – vijf weken later al teruggehaald. Zijn voetbalideeën zijn gevormd door Zdenek Zeman,met wie hij bij AS Roma twee jaar werkte. Zeman is, à la Trond Sollied, een adept van aanvallend voetbal. Toen Di Francesco zich afvroeg welk systeem hem het best paste, raadde Zeman zijn vroegere pupil aan: ‘Kies voor 4-3-3, en wijk daar niet meer van af.’
Zo gezegd, zo gedaan.
En de prins uit het voetbalsprookje? Die is er ook. Domenico Berardi,ondanks zijn nog jonge leeftijd (22) ook al een oudgediende die met Sassuolo nog in tweede klasse voetbalde, groeide op in Bocchigliero, een dorp in Calabrië met 1444 inwoners. Toen hij in 2009 zijn oudste broer bezocht in Modena en er met een paar vrienden een plaatselijk voetbaltoernooitje afwerkte, merkte een scout van Sassuolo hem op.
In 2013 kocht Juventus hem voor 4,5 miljoen euro. Veel geld voor een jongen die het ooit zogoed als gratis had kunnen krijgen. Op zijn twaalfde was Juventus hem immers al op het spoor bij het bescheiden AC Rossano, maar de jonge spits zag het toen niet zitten om zijn dorp en zijn familie te verlaten.
Meteen na aankoop leende Juventus Berardi prompt weer uit aan zijn oude club, zodat hij met zijn mentor Di Francesco verdere stappen kon zetten. Ook dit jaar kwam opnieuw de vraag om eindelijk in Turijn te gaan voetballen, maar opnieuw wees Berardi Juve af. Een paar weken later was hij het onderwerp van een nieuwe polemiek in de laars, toen de nieuwe bondscoach, Giampiero Ventura,hem wel de toekomstige spits van de Squadra Azzurra noemde, maar hem toch niet selecteerde.
Dat het Europees mag voetballen, heeft Sassuolo aan Juventus te danken. Het plaatste Milansupporter Squinzi voor een moeilijk dilemma. Zijn club, die als zesde eindigde, zou Europees voetballen indien kampioen Juventus de bekerfinale zou winnen van Milan. Dus is Squinzi Juventustrainer Massimiliano Allegri voor de tweede keer dankbaar.Dat gebeurde al eens in 2008 toen Allegri als trainer Sassuolo van derde naar tweede klasse bracht.
Voor hem was het zijn allereerste titel als trainer. Niet zijn laatste.
DOOR GEERT FOUTRÉ – FOTO’S BELGAIMAGE