RC Genk maakt een superseizoen mee en doet nog volop mee voor de titel. Het aandeel van coach Frankie Vercauteren daarin is niet te onderschatten. ‘Ik zie nog vaak spelers die na drie minuten naar de bank kijken en me vragen wat ze moeten doen.’

Het bal van de play-offs is begonnen. In Genk loopt een Brusselse trainer rond die zijn derde kampioenstitel zou kunnen pakken. Frankie Vercauteren (54) over zijn leven, zijn werk en zijn ambities.

Wanneer heb je beslist om trainer te worden?

Frankie Vercauteren: “Ik heb de knop omgedraaid tijdens mijn laatste jaar als hulptrainer bij Anderlecht. Ik had toen nog niet beslist om hoofdtrainer te worden, maar ik dacht bij mezelf: het is genoeg geweest, ik moet iets anders gaan doen. Ik was zeven jaar hulptrainer … De zaken zijn natuurlijk in een stroomversnelling geraakt toen ik Hugo Broos moest opvolgen als T1 tijdens het seizoen 2004/05.”

Wist je als speler al dat je trainer zou worden?

“Neen. Ik vroeg me alleen af op welk moment ik zou stoppen met spelen. Ik dacht meer aan een omschakeling naar technisch directeur of manager in een club. Ik zag mezelf buiten het veld. Ik nam nochtans vlijtig notities tijdens de trainingen. Ik heb mijn eigen databank aangelegd. Intussen heb ik daar 95 procent van weggegooid, maar ik heb nog altijd 5 procent over.”

Je wist dus dat je in het voetbal zou blijven?

“Ja. Het enige moment waarop ik heb overwogen om eruit te stappen, was na mijn periode als trainer van de Rode Duivels. Ik dacht toen: en wat nu?”

Kwam dat door alles wat zich tijdens jouw opdracht als bondscoach had voorgedaan?

“Door alles wat er op Anderlecht was gebeurd en daarna bij de nationale ploeg. En ook doordat ik plots geen werk meer had. Als ik meteen een ploeg had gevonden, dan zou ik me die vraag niet gesteld hebben. Ik begon toen heel andere dingen gewoon te worden: ik was veel bij mijn gezin, ging op vakantie wanneer ik daar zin in had, was thuis wanneer ik het wilde. Ik ben echter nooit tot het punt gekomen dat ik dacht: het is definitief voorbij. Want ik had nog bepaalde ambities.”

Nummer 10

Door welke trainer wilde jij ook graag trainer worden?

“Dat zijn er veel. Ik heb het geluk gehad met gepassioneerde trainers te kunnen werken: Hans Croon, Tomislav Ivic, Arie Haan, Raymond Goethals, en ik vergeet er nog.”

Welke coaches hebben de meeste indruk op je gemaakt?

“Ze hadden allemaal iets speciaals. Ik zal nooit een trainer vergeten die ik bij de jeugd van Anderlecht had: Jacques de Wit ( Nederlands ex-voetballer en -coach, nvdr). Hij was de eerste die me vroeg om te verdedigen. Ik had altijd als nummer 10 gespeeld en was vooraan, achteraan, links en rechts omringd. Toen hij mij op de linkerflank plaatste, begreep ik dat ik moest lopen, naar voren maar ook naar achteren.”

Verbaast het je dat veel spelers uit de glorietijd van de Rode Duivels trainers op topniveau zijn geworden?

“Helemaal niet. Het was een ploeg van gepassioneerde en bekwame spelers: Jan Ceulemans, Hugo Broos, Erik Gerets, Walter Meeuws en vele anderen. Het waren persoonlijkheden, aanvoerders. En ze waren geïnteresseerd in het voetbal. Tegenwoordig kom je er veel tegen die weinig interesse hebben: ze voetballen voor de fun en omdat ze er veel geld mee kunnen verdienen. In de ploeg van 1986 zat bijzonder veel intelligentie. Wij losten de problemen zelf op. Een trainer kan niet alle antwoorden geven. Het probleem met de jongeren vandaag is dat men alles voor hen oplost, ze moeten zelf niet meer nadenken. We lachten in die tijd wat af, maar we spraken ook enorm veel over het voetbal en over oplossingen. We vroegen niet aan de trainer wat we moesten doen, we zochten het zelf uit.”

Zou je graag een dergelijke ploeg trainen?

“Heel graag. Ik droom ervan om te kunnen zeggen: ‘En nu zwijg ik.’ Maar zover zijn we bijlange niet. Ik zie nog vaak spelers die na drie minuten naar de bank kijken en me vragen wat ze moeten doen …”

Kapitein Carlos

Het verschil met Anderlecht in het klassement is miniem. Is dat een juiste weergave van de waardeverhoudingen?

“Op papier zou Anderlecht een voorsprong moeten hebben. Zij hebben Romelu Lukaku, Lucas Biglia, en ze hadden Mbark Boussoufa. Anderlecht heeft niet twee spelers voor elke positie, maar drie.”

Jullie hebben Kevin De Bruyne, Elyaniv Barda, Jelle Vossen, Thibaut Courtois …

“Maar een jaar geleden sprak niemand over hen! Geen enkele club wou Vossen, zelfs Genk niet. Vandaag tellen we dankzij onze resultaten en prestaties 12 of 13 internationals. Vorig seizoen zag je geen scouts bij ons. Nu komen ze allemaal omdat ons klassement goed is. We hebben bij momenten duidelijk iets gebracht.”

Het verlies van João Carlos lijkt minder erg voor Genk dan het verdwijnen van Mbark Boussoufa voor Anderlecht.

“Dat moet nog bevestigd worden.”

Wat is je mening over het verlies van João Carlos?

“Hij is een keigoede speler, maar hij was ook betrokken bij bepaalde doelpunten die we incasseerden. Hij was niet noodzakelijkerwijs de aanvoerder die men van hem maakte, maar we hebben met hem toch aan persoonlijkheid verloren in het extrasportieve.”

Geen aanvoerder? Je hebt hem kapitein gemaakt!

“Ja, maar hij bracht niet altijd wat ik van hem verwachtte. Kapitein zijn is een bijzonder ingewikkelde taak.”

Heeft João Carlos met je gesproken voordat hij is ingegaan op het Russische aanbod?

“Ja, hij heeft me uitgelegd dat hij niet kon weigeren.”

Heeft hij iets gezegd over het leven dat hij daar zou ontdekken?

“Hij wist daar niks van, het interesseerde hem niet.”

Alleen zijn loon telde?

“Het loon en het niveau van de competitie: hij kreeg ook de kans om sportief een stap vooruit te zetten.”

Zou jij een dergelijke aanbieding aanvaard hebben?

“Ja. Zo’n kans krijg je maar één keer. En wat ben je met een ontevreden speler? Als mijn zoon mij komt vertellen dat hij gedurende vijf jaar twee miljoen euro per seizoen kan verdienen, wat moet ik hem dan zeggen? ‘Nee, ga er niet naartoe want je zal misschien niet spelen, je zal je er misschien niet goed voelen.’ Nee, ik zal hem zeggen: ‘Doe maar, we zien wel.’ Iedereen wil graag naar Milan of Chelsea. Ik ook, als trainer. Maar als dat niet mogelijk is, moet je andere opties analyseren.”

Je was wellicht toch niet blij toen Carlos vertrok, want je klaagt al sinds het begin van het seizoen over een te smalle kern.

“Ik heb geen enkel probleem wanneer ik over een vervangingsoplossing beschik. Als ik alternatieven achter de hand heb, mogen ze morgen de hele ploeg verkopen. Maar toen was Genk daar niet gereed voor. Ik had drie centrale verdedigers en plots had ik er nog maar twee. Ik kan Anele op die plaats te zetten. Of Pudil. Of misschien kan David Hubert daar ook spelen. Maar dat noem ik oplapwerk!”

Aan het begin van het seizoen had je voorspeld dat Vossen niet zo veel zou blijven scoren: je kreeg gelijk …

“Hij draaide op een te hoog toerental. Er zijn veel verklaringen voor zijn terugvallende productiviteit. Hij zit misschien minder fris. Hij heeft minder geluk. De verdedigers zijn meer bij de pinken. Men verwacht nu meer van Vossen. Hij was geblesseerd. En door de nationale ploeg zit zijn agenda voller.”

Je zou met een probleem gezeten hebben, mochten Marvin Ogunjimi en Elyaniv Barda de fakkel niet hebben overgenomen!

“Ja. Het is gevaarlijk om maar één goalgetter te hebben. Net zoals het gevaarlijk is om slechts één aanvoerder te hebben. Of om van één speler af te hangen. Het is fantastisch zolang alles vlot draait, maar zodra hij uit vorm of afwezig is, heb je een probleem. Ik heb verschillende goalgetters nodig, verschillende leiders, verschillende kapiteins.”

Anderlecht was erg afhankelijk van Boussoufa …

“Zijn vertrek kan ook positieve gevolgen hebben in die zin dat hij heel veel zaken stuurde. Alles draaide een beetje rond hem. Het komt soms slecht over binnen een ploeg als een speler te belangrijk is. Het verlies van Boussoufa zou bepaalde teamgenoten weleens kunnen bevrijden.”

Je was er zeker van dat Anthony Vanden Borre zou terugkomen aan de top en weer Rode Duivel zou worden?

“Ik ben nog niet helemaal tevreden, hij kan beter. Het zou niet normaal zijn, mocht een dergelijke speler niet tot de besten van de Belgische competitie behoren. En zelfs in andere landen. Als hij zes maanden op zijn beste niveau presteert en weer in de Belgische ploeg zal spelen zoals hij dat tegen Spanje deed, dan kunnen we zeggen dat hij er weer helemaal staat. Maar er zijn ook verzachtende omstandigheden: hij heeft lang niet gespeeld en raakte geblesseerd nadat hij bij ons kwam.”

Lastige kleedkamer

Kwam de nederlaag tegen Westerlo zeer ongelegen of bleef die zonder gevolgen?

“Ongelegen. Maar ik had die voelen aankomen. In de week was de concentratie niet optimaal, ze waren verstrooid. Dat is te verstaan als je tegen Westerlo moet spelen vlak na confrontaties met Mechelen, Club Brugge, Standard en Anderlecht.”

De Bruyne kon er duidelijk niet mee lachen toen je hem tegen Westerlo verving: heeft dat gevolgen gehad?

“Ja, het weekend daarna was hij beter tegen Cercle.” (lacht)

Je kon zijn gedrag niet op prijs stellen?

“Een trainer vraagt van zijn spelers dat zij hun emoties en frustraties onder controle houden. Ik moet hetzelfde kunnen doen. Ik heb hem niet bestraft, ik ben er niet voor om mensen te straffen. Of ik ben daar niet meer voor … Vroeger zou ik hem gezegd hebben dat hij vijf euro in de pot moest stoppen om aan het eind van het seizoen een spaghetti te gaan eten. Nu straf ik de spelers niet meer, maar ik beloon hen ook niet langer.”

Heb je je al eens afgevraagd wat jij zou doen, mocht je in de plaats van Adrie Koster staan in Brugge, met zo een lastige kleedkamer?

“Ik heb ook lastige kleedkamers gehad. Als je tien jaar bij Anderlecht zit, heb je niet noodzakelijk gemene maar wel moeilijke kleedkamers. En het is een mooie uitdaging voor een trainer als hij oplossingen moet bedenken.”

Club zou beter gerangschikt staan, mocht het niet al die conflicten hebben gehad?

“Ik denk het niet. Een lastige voetballer is over het algemeen gelijk aan een talentvolle voetballer. En talent is kwaliteit. Zeer weinig topspelers zijn lieve jongens die altijd akkoord gaan. Over het algemeen zijn het ego’s die de aandacht willen trekken. Als je ze uit de groep haalt, verlies je aan kwaliteit.”

Heeft Genk een makkelijke kleedkamer?

“Als het minder goed gaat, moet je ze – zoals overal – in de hand houden. Elyaniv Barda, Thomas Buffel, Kevin De Bruyne: het zijn niet meteen makkelijke jongens. Ook Tözsér heeft zijn persoonlijkheid en ideeën. Zelfs Anele. En anderen.”

Alzheimer

Kampioen zijn en Anderlecht achter je laten, zou het je extra blij maken?

“Helemaal niet.”

Voor jou is het toch geen tegenstander als alle andere!

“Toch wel. Het is een afgesloten verhaal. Maar dan ook echt: af-ge-slo-ten! Het behoort tot het verleden. Veel zaken zijn uitgewist voor mij.”

Alzheimer?

“Ik hoop van niet … (lacht) Ik ben nog steeds diegene die uitwist, het is niet Alzheimer die bij mij uitwist …”

Voor het publiek ben je iemand die moeilijk te plaatsen is, een zwaarmoedig, gesloten iemand.

“Wat de mensen denken, is dikwijls niet juist.”

Heb je de indruk dat men een verkeerd beeld van je heeft?

“Het is geen indruk: ik ben er zeker van. Maar dat komt mij goed uit.”

Hoe is de echte Vercauteren dan?

“Vraag dat aan mijn vrienden.”

Heb je vrienden?

“Meer dan je denkt. Je moet niet geloven dat niemand mij graag heeft.” (lacht)

DOOR PIERRE DANVOYE – BEELDEN: REPORTERS/GOUVERNEUR

“Ik droom ervan om te kunnen zeggen: en nu zwijg ik.”

“Het probleem met de jongeren vandaag is dat men alles voor hen oplost, ze moeten zelf niet meer nadenken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content