Met een gemiddelde van net geen 70 zeges per seizoen was HTC-HighRoad de voorbije vier jaar met voorsprong de succesvolste ploeg. Toch vond eigenaar Bob Stapleton geen nieuwe sponsor en rijdt het Amerikaanse team zaterdag in Lombardije zijn allerlaatste grote klassieker. Ploegleiders Alan Peiper en Valerio Piva blikken terug.

Toen in 2006 Operación Puerto, het grootste dopingschandaal in het wielrennen sinds de affaire-Festina, losbarstte, kwam Bob Stapleton aan het roer van T-Mobile. Om komaf te maken met het verleden installeerde de Amerikaan in 2007 een streng antidopingbeleid bij de Duitse ploeg. Toch kon hij niet verhinderen dat Patrik Sinkewitz en Lorenzo Bernucci positief testten en Serhij Hontsjar met verdachte bloedwaarden uit de ploeg gezet werd. Gedegouteerd door zo veel misstanden trok T-Mobile zich vroegtijdig terug uit het wielrennen en betaalde het Stapleton 24 miljoen euro uit voor het niet naleven van het sponsorcontract.

Met dat smartengeld stampte de Amerikaanse miljardair in 2008 Team HighRoad uit de grond, waar later ook sponsors als Columbia en HTC aan werden toegevoegd. Stapletons grootste doel: een hecht, efficiënt, onconventioneel en verfrissend team smeden, wars van vastgeroeste tradities en met een heldere antidopingcultuur.

Vier jaar later is de missie van de Amerikaanse businessman meer dan geslaagd. Ondanks een middelgroot budget werd Team HighRoad dé norm in het internationale wielrennen en behaalde het in vier seizoenen liefst 279 zeges. Voeg daarbij nog de 230 overwinningen van het vrouwenteam en dan kom je aan het duizelingwekkende aantal van 509. “Niet zozeer de zeges, maar vooral het engagement waarmee we samen gewerkt en gewonnen hebben, maakt me trots”, aldus Stapleton.

Wat zijn de pijlers van dat succes? Ploegleiders Alan Peiper en Valerio Piva – twee halve Belgen – leggen uit. “Het is doodjammer dat dit team stopt, maar het is nu aan ons om Bobs missie naar andere ploegen uit te dragen, zodat binnen enkele jaren het hele peloton het HighRoad-DNA in zich heeft.”

Bouw een ploeg rond jonge sprinters

Alain Peiper: “Van in het begin focusten we op jonge, talentvolle sprinters met wie we meteen in meerdere koersen tegelijkertijd succes konden boeken: Mark Cavendish, André Greipel, Gerald Ciolek, Edvald Boasson Hagen … Een kopman voor de klassiekers of voor de Tour zou ruim een kwart van ons budget ingenomen hebben en dat risico wilden we niet nemen, ook omdat de meeste ronderenners in 2008 niet honderd procent betrouwbaar waren. Gezien de slechte dopingervaringen bij T-Mobile wilden we zélf jonge, cleane klassementsrenners opleiden met wie we op termijn op het Tourpodium konden mikken. Met Tejay Van Garderen waren we daar misschien in geslaagd, maar helaas kunnen we dat project niet afwerken.”

Valerio Piva: “Die strategie merk je ook aan onze resultaten. Niet toevallig boekten we onze grootste eendagssuccessen in wedstrijden als Milaan-Sanremo (Cavendish en MatthewGoss) en Gent-Wevelgem ( MarcusBurghardt, Boasson Hagen en BernhardEisel), terwijl we nooit een grote ronde wonnen en ook in de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix en de Ardense klassiekers – op een zege van Kim Kirchen in de Waalse Pijl na – geen grote successen behaalden. Voor een deel een gedwongen keuze, maar als je elk seizoen meer dan vijftig zeges behaalt – in 2009 zelfs 85 -, wordt dat gemis rúímschoots goedgemaakt.”

Peiper: “We anticipeerden ook altijd ruim op voorhand op een eventueel vertrek van een sprinter. Ciolek of Greipel weg? Geen probleem, dan halen we Mark Renshaw, Goss, Leigh Howard, Alex Rasmussen, John Degenkolb … De opvolging was telkens verzekerd.

Piva: “Het gevolg van heel intensief scouten. De verschillende achtergrond en nationaliteit van de ploegleiders was op dat vlak een groot pluspunt: Alan heeft goeie contacten in Australië, ik in België en Italië, Brian Holm in Scandinavië, Rolf Aldag en Jan Schaffrath in Duitsland, Bob Stapleton in de VS. Daardoor konden we heel veel info over een bepaald talent verzamelen. Hoe heeft hij zijn zeges behaald? Uit welke familie en ploeg komt hij? Wie is zijn trainer? Heeft hij een goede mentaliteit? Rijdt hij wel clean? Heeft hij nog een grote groeimarge? Pas als de antwoorden op die vragen positief waren, gaven we die renner een contract.”

Peiper: “We profiteerden in het begin wel van de uitstraling en de erfenis van een topteam als T-Mobile, waar Cavendish en Greipel al zaten, en waardoor we in 2008 ook jonge toptalenten als Tony Martin en Boasson Hagen konden aantrekken. Al hebben we later ook jongens als Matt Goss binnengehaald die al enkele jaren prof waren en op het punt stonden om door te breken. Daardoor konden we hen voor een zacht prijsje binnenhalen en bleven we binnen ons budget. Dat is de kunst hé, al weet je dat het financieel moeilijk wordt om ze te houden als ze successen boeken. Zelfs als deze ploeg was blijven bestaan, dan waren Cavendish, Goss en Martin allicht ook niet alle drie gebleven.”

Piva: “Ik weet nog hoe ontgoocheld we waren toen we na 2009 Burghardt, Kirchen, George Hincapie, Thomas Lövkvist en vooral Boasson Hagen moesten laten gaan. Hoe gaan we dát oplossen? Maar in 2010 behaalden we weer 64 zeges …” ( lacht)

Bepaal een strategie en geef iedereen een kans

Peiper: “We zijn nooit een koers gestart met het idee: we zien wel. Altijd hadden we een strategie. Mede omdat we meestal een sprinter in de selectie hadden waarop we ons game plan konden afstemmen. Lukte het niet om weg te raken met een groepje, dan hadden we altijd iemand achter de hand.”

Piva: “Voorbereidingswedstrijden kenden wij ook niet. Altijd moest er gewonnen worden, nooit hield Bob Stapleton de druk van de ketel. De Tour Down Under of de Tour of California was voor hem even belangrijk als de Tour de France. En die zegedrang werkte aanstekelijk: als Cav een rit won in de Tour, wilde de ploeg in de Ronde van Oostenrijk niet onderdoen en omgekeerd. Op den duur werd het zelfs een competitie tussen de ploegleiders die om het vlugst een sms’je naar elkaar wilden sturen: gewonnen!”

Peiper: “Vanaf het moment dat een renner niet meer geïnteresseerd is om te winnen, moet hij stoppen. Vandaar dat wij ook geen echte ‘knechten’ hadden. Kwamen Cavendish of Greipel aan de start, dan reed de hele ploeg natuurlijk voor hen, maar in andere koersen kreeg iedereen – ook een neoprof – zijn kans.”

Piva: “In de winter stelden we voor elke renner doelen voorop waar hij, afhankelijk van zijn mogelijkheden, naartoe moest leven. Winnen was niet verplicht, maar hij moest in die koersen wel goed zijn.”

Peiper: “In tegenstelling tot vroeger, toen ploegleiders het programma bepaalden, legden wij de verantwoordelijkheid bij de renners zelf: ‘Waar wil jíj scoren?’ Zelfs de zwakste schakel had bij ons het gevoel dat híj de controle over zijn carrière had, waardoor zijn zelfvertrouwen steeg en het beste in hem naar boven kwam.”

Behandel iedereen op gelijke voet

Peiper: “Elke renner moest zich aan dezelfde regels houden en kreeg hetzelfde materiaal en dezelfde begeleiding, of hij nu Jan Ghyselinck of Tony Martin heette. Zelfs de soms nukkige Cavendish stond nooit boven zijn ploegmaats of de ploegleiders. Van een hiërarchie was er geen sprake. Voor een groot deel te verklaren door het rennersverleden van de ploegleiders: Rolf Aldag, Brian Holm, Jan Schaffrath, Valerio, allemaal zijn we knecht geweest en beseffen we dat ook die renners superbelangrijk zijn en waardering moeten krijgen. Iets wat in onze tijd niet het geval was: bij Panasonic heb ik in vijf jaar welgeteld twee schouderklopjes gekregen voor al die duizenden kilometers die ik op kop reed.”

Piva: “Als knecht van Moreno Argentin heb ik in mijn carrière niet veel gewonnen, maar toch had ik telkens het gevoel dat Moreno voor een deel dankzij mij Luik-Bastenaken-Luik gewonnen had. Dat probeer ik ook over te brengen op mijn renners: ‘Cavendish of Martin kunnen niet winnen zonder jullie, hun succes is ook jullie succes.'”

Peiper: “In die zin was Cav een ideale kopman. Na elke zege was hij zo emotioneel dat hij iedereen van de ploeg omhelsde: van zijn ploegmaats over de buschauffeur tot de mecaniciens. Door zijn charisma voelde iedereen zich belangrijk en werd dat wij-gevoel nog versterkt. Ook omdat Cav zich niet te goed voelde om een zege aan een ploegmaat te schenken, zoals onlangs in de Ronde van Groot-Brittannië met Mark Renshaw. Op zijn manier was hij de lijm van de ploeg.”

Piva: “Marks succes straalde ook af op zijn ploegmaats. De mooiste voorbeelden waren Danny Pate en Lars Bak. Twee goeie renners die toen ze bij ons kwamen niet wisten in welke richting ze hun carrière moesten sturen, en die – zeker Pate – weinig zelfvertrouwen hadden. Maar door in de Tour al die kilometers op kop te rijden, kwamen ze zelfs meer in beeld dan Mark en werden ze halve rocksterren.”

Bouw aan een stevig management

Piva: “Bob had de feeling om de juiste mensen met elk hun specifieke kwaliteiten aan te werven. Niet toevallig koos hij voor ploegleiders die veel talen spreken, zich overal thuis voelen en heel open minded zijn.”

Peiper: “Wij waren volgens hem dé fundamenten van de ploeg. De renners zorgen voor het succes, maar iemand moet hen de mogelijkheid geven om in optimale omstandigheden te presteren. Valerio en ik krijgen volgend seizoen een managementfunctie bij Garmin en Katusha, maar in feite verandert er qua jobinhoud niet zo veel, want Bob gaf ons al veel verantwoordelijkheid om onze ideeën uit te werken.”

Piva: “Communicatie en openheid waren daarin sleutelbegrippen. Iedereen mocht zijn zeg doen en de beste ideeën pikten we eruit. Zodra we een beslissing namen, schaarde iedereen zich daar achter, ook diegenen die oorspronkelijk niet akkoord gingen. Bleek het een foute beslissing, dan verweten we elkaar niets.”

Peiper: “Bij het opstarten van de ploeg zei Bob: ‘Het kan me niet schelen hoe jullie het de afgelopen dertig jaar aangepakt hebben, vanaf nu doen we het ánders.’ Daarop belegde hij een vergadering waarop vier dagen lang iedereen van de ploeg – ploegleiders, verzorgers, mecaniciens, trainers … – zijn idee moest geven over wat we beter konden doen, zelfs al ging het over het kleinste detail. Stond je niet open voor vernieuwingen, dan mocht je opstappen.”

Piva: “Onze materiaalsponsors dreef hij tot het uiterste. Ik herinner me nog hoe een van onze fietsenleveranciers met veel trots zijn nieuwste tijdritmodel voorstelde, maar Bob vond de fiets niet goed genoeg. Ze mochten weer van nul af aan beginnen …”

Peiper: “Voortdurend deden we tests in windtunnels, op de piste, zelfs tijdens wedstrijden: met tubes, helmen, wielen … De meeste nieuwigheden zaten nog in de ontwikkelingsfase en daardoor kenden we heel wat problemen, maar uiteindelijk hadden we toch altijd een voorsprong op de andere ploegen. Door die voortdurende interactie met ons team zijn ook onze materiaalsponsors stuk voor stuk beter geworden.”

Piva: “Qua begeleiding liet Bob niets aan het toeval over. Hij haalde de beste experts op het vlak van blessurepreventie en -behandeling binnen, voor rompstabiliteitsoefeningen deden we een beroep op een specialist die ook voor Bayern München werkte.”

Peiper: “Nadeel was wel dat dat allemaal veel geld kostte, en dat we – gezien ons beperkt budget – op andere dingen moesten besparen. Zo waren wij de enige WorldTourploeg met slechts een bus, zónder douche zelfs. Twee jaar geleden konden we voor 260.000 euro een tweedehandsbus van een Italiaanse ploeg kopen, maar Bob koos ervoor dat niet te doen omdat dat ten koste van de begeleiding en ontwikkeling van de renners zou zijn gegaan. Zijn uitleg: ‘Een bus heeft nog nooit een koers gewonnen.'” ( lacht)

door Jonas Creteur

“Voorbereidingswedstrijden kenden we niet. Altijd moest er gewonnen worden.” Valerio Piva

“Qua begeleiding liet Bob niets aan het toeval over. Zo deden we een beroep op een specialist die ook voor Bayern München werkte.” Valerio Piva

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content