Gianluigi Buffon over zijn bekering tot doelman, zijn fundamentalistische mentaliteit op een voetbalveld en de ijdelheid van de topsporter. ‘Wie over mijn talent beschikt, hoeft geen gebrek te lijden.’

Onvermijdelijk belandt het gesprek op een bepaald moment bij het WK van twee jaar geleden. Na dat WK won de Italiaanse doelman Gianluigi Buffon ei zo na de Gouden Bal. Of hij spijt heeft over die gemiste kans? Nee, antwoordt hij bedachtzaam. “Ik heb in de finale van dat WK geen enkel schot moeten stoppen. Bovendien verkies ik wereldkampioen te worden boven een individuele erkenning, zelfs al is het de meest prestigieuze.”

Toch was je zeer bepalend in de finale van dat WK. De uitsluiting van Zidane …

Gianluigi Buffon: ” (onderbreekt)… is er dankzij mij gekomen. Ik denk dat ik de enige ben die zag wat er gebeurde, want het spel voltrok zich toen op de andere speelhelft, de helft van de Fransen. Ik ben zo hard mogelijk beginnen te brullen naar de lijnrechter. Het is niet erg sportief om de uitsluiting van een tegenstander te eisen, dat wil ik ruiterlijk toegeven. Maar we bevonden ons in extreem moeilijke omstandigheden. Fysiek zaten we er helemaal door. Ik dacht: misschien lukt het ons wel tegen een team met een man minder (glimlacht).”

Anarchist

Je komt uit Carrare in Toscane, een stad met een sterk anarchistische, chaotische traditie. Is jouw weinig academische stijl van keepen daar een exponent van?

“Het anarchistische gedachtegoed lééft in Carrare, dat is waar. De inwoners van mijn geboortestad vinden dat ze noch tot Ligurië noch tot Emilia-Romagna behoren, en nog veel minder zullen ze zich Toscanen noemen (lacht). Ze zijn van Carrare, punto e basta! De stad is het toevluchtsoord voor veel radicale mensen.

“Maar om dat nu door te trekken naar mijn manier van keepen, dat gaat me te ver. Een doelman is hoe dan ook een atypische en dus weinig academische voetballer. Eigenlijk is een keeper geen voetballer. Anderzijds maakt hij natuurlijk wel deel uit van een voetbalelftal. Doelmannen zijn bijgevolg niet zo vrijgevochten als ze op het eerste gezicht lijken.”

Op je handschoenen staat de inscriptie CUIT (Commando Ultras Indian Trips). Dat is de harde kern van de tifosi van de lokale voetbalclub Carrarese. Deze groep fans werd in 1979 opgericht en …

(onderbreekt) … die inscriptie is meer dan een teken van mijn gehechtheid aan mijn geboortestad. Het is de naam van de groep van supporters waar ik als kind bij hoorde. Als knaap wil je je identificeren via een collectief. Ik wilde me absoluut bij de CUIT aansluiten. Het was mijn tweede familie, mijn tweede huid.

“Trouwens, toen ik als 19 à 20-jarige bij Parma speelde, probeerde ik nog altijd zo veel mogelijk wedstrijden van Carrarese bij te wonen. Ook hun uitwedstrijden.”

Mamma mia. De beste doelman van de wereld is een ultra!

(lacht) Tegenwoordig is dat echt niet meer het geval, maar ik ben het wel geweest. Maar zo begrijp ik ook de gevoelens van de fans beter dan wie ook. Ik begrijp wat ze van ons op het veld verwachten en wat ze hopen. Niet zo lang geleden keek ik met dezelfde gevoelens naar het voetbal.”

Dus, vanuit díé perceptie moeten we de slogan ‘boia chi molla’ (‘dood aan wie opgeeft’ – ook een fascistische leuze, nvdr) interpreteren die laatst op je T-shirt te lezen viel?

“Ja, precies. Dat is de houding waarmee ik op een voetbalveld wil staan. Het is wat de supporters willen en het is normaal dat ze dat willen.”

Je staat ook bekend als een supporter van Genoa. Is er in je toekomst ook een plaats voor die club?

“Dat zijn dromen die ik had als kind, toen ik supporter van Genoa was. Dat zijn dromen die ik nog altijd koester, maar ik weet niet of het mogelijk is om ze te realiseren.”

Familie

Je komt uit een sportieve familie. Je oudere zussen speelden volleybal in de Serie A. In de jaren 60 was de broer van je grootvader doelman van Milan, Genoa en Inter. Waar komt die sportmicrobe vandaan?

“Mijn grootoom had natuurlijk een voorbeeldfunctie en misschien bepaalde hij ons ook wel voor een deel genetisch. Maar een model kan ik hem niet noemen. Hij speelde 30 jaar voor mij en in die tijdspanne is het voetbal drastisch veranderd. Ik heb wel altijd de drang gevoeld om even goed te doen als hij.”

Genetisch voorbestemd voor topsport: geloof je daarin?

“De factor toeval speelt zeker ook mee. Maar als drie kinderen op drie topsport bedrijven en twee van de drie halen in hun sportdiscipline de nationale ploeg, dan besef je dat predestinatie een natuurlijk gegeven is. Niet dat dit volstaat. Je moet er de invloed van de familie aan toevoegen. Zonder een sportieve opvoeding hadden we het waarschijnlijk niet zo ver geschopt.”

Welke rol speelde je familie in je sportcarrière?

“Je familie, dat is de spiegel waarin je kan zien wat je later zal worden. De opvoeding die je krijgt, draag je levenslang met je mee. Er zijn momenten waarop je die navelstreng wil doorknippen om eindelijk je eigen leven te leiden. Maar als je dat doet, besef je op den duur dat je je vergist. Niets is pertinenter dan wat je ouders je leren. Wat zij je leren, is namelijk exclusief in je eigen belang. Er komt een moment dat je je uit respect voor je ouders gedraagt zoals zij het je hebben geleerd.”

Afrika

In minder dan vijf jaar tijd werd je doelman bij een profclub. Hoe kan nu zoiets?

(lacht breed) Ja, dat is ongelooflijk. Dat moet het lot zijn, daar geloof ik in. Er was geen enkele objectieve reden voor die switch van veldspeler naar doelman. Als middenvelder werd ik opgenomen in de regionale selectie, ik behoorde bij de besten en daarom had het niet veel zin dat ik naar het doel verhuisde. Maar we zaten thuis naar het WK 90 te kijken en ik hield vooral Thomas N’Kono, de doelman van Kameroen, in het oog. En ik zei tegen mijn vader: ‘Ik ga in het doel staan, gewoon, om me te amuseren.’ Het ongelooflijke is dat Parma me nog geen zes, zeven maanden later een contract voorschotelde.”

Thomas N’Kono heeft je lotsbestemming verlegd.

“Tijdens het WK 90 vatte ik sympathie voor hem op. Het was de eerste wereldbeker die ik met belangstelling volgde. Ik was twaalf jaar, ik werd voor het eerst gewaar hoe belangrijk en hoe ingewikkeld deze competitie was. Ik had ook een boontje voor Kameroen. Alleen hun bijnaam al, ‘De Ontembare Leeuwen’: op een knaap van twaalf maakt dat indruk. Ze speelden de openingswedstrijd in Milaan tegen Argentinië. Ik zie me thuis nog op de bank zitten, op een zomernamiddag. Met dat stralende weer was iedereen naar de zee. Maar ik had besloten om thuis te blijven om de Leeuwen aan het werk te zien tegen de titelverdediger, het Argentinië van Maradona.

“Kameroen won, met 1-0, en ze eindigden de match met negen spelers. De vreugde die ik daarbij voelde, die was nog groter dan bij een zege van Italië. Een ongelooflijk gevoel was dat.

“En dan was er die keeper, N’Kono. Hij gooide de bal 45, 50 meter ver. Het was 40 graden, maar hij droeg een lange broek en een pet. Het was zo’n folkloristisch type. N’Kono slaagde erin om in sportief opzicht te beantwoorden aan de hoge eisen van een WK en tegelijkertijd toch een soort lichtheid te bewaren.”

Je bent zelfs naar zijn afscheidsjubileum in Kameroen geweest.

“Een mooie ervaring, die ik nooit zal vergeten. Dat zijn beelden die ik voor altijd met me meedraag. Ik was nog nooit in een Afrikaans voetbalstadion geweest. Ik was de enige blanke in dat stadion. Als je daar dan binnenstapt, omringd door louter zwarte medemensen, dat geeft een overweldigend gevoel. Ik heb nooit iets vergelijkbaars gevoeld.

“En dan het visuele aspect. Alles zag er anders uit dan wat ik gewend was. Ik herinner me ook de vriendelijkheid van de mensen. Kameroen is een verschrikkelijk arm land, maar het stadion zat barstensvol.”

Sindsdien ben je onvoorwaardelijk fan van het Afrikaanse voetbal.

“Vanuit technisch en fysiek standpunt is het Afrikaanse voetbal het beste ter wereld. In het moderne voetbal volstaat dat jammer genoeg niet. Tactiek bepaalt zoveel in het moderne voetbal. Je moet ook nog geraffineerd en pragmatisch zijn. Het is daardoor dat wij, de Europeanen, het nog altijd halen. Omdat we beter voorbereid zijn. Als de Afrikaanse voetballers wat meer geslepen zouden zijn, dan zouden ze echt veel sterker zijn dan wij. Het Europese pragmatisme, de Europese tactiek, en dan vooral de Italiaanse, helpen ons om te compenseren wat we fysiek en technisch ten opzichte van de Afrikanen missen.”

Ouder én beter

Herinner je je je laatste fout nog?

“Neen en dat maakt me ongerust. Allicht sta ik op het punt een nieuwe blunder te begaan. Wanneer ik een fout maak, ga ik schuilen bij mezelf en dan ben ik chagrijnig. De maandag daarop verdubbel ik mijn inspanningen tijdens de trainingen.”

Je zegt soms dat je tot je 40ste wil doorgaan en enkele records wil breken. Ben je zo ijdel dat je een plaats in de geschiedenis wil opeisen?

“Ik wil zo lang mogelijk blijven voetballen. Fysiek, psychologisch en technisch speel ik al twee, drie jaar beter dan ooit. Ik ben ook geen acrobatische doelman, dus moet ik het zeker tot mijn 41ste, 42ste kunnen volhouden. Maar ik wil vooral niet dat ik uitgroei tot een last voor mijn team.”

Maar de vraag was: ben je gevoelig voor de sporen die je achterlaat voor het nageslacht?

“Dat maakt deel uit van mijn beroep, vind ik. Als kind bewonderde ik de spelers die geschiedenis hadden geschreven. Een spoor achterlaten zou me grote voldoening schenken. Het zou een mooie herinnering zijn voor allen die mijn naam dragen: mijn zonen, mijn neven, hun nageslacht.

“Maar waar ik in het voetbal het meest van houd, dat is de vreugde die een redding, een doelpunt, een zege veroorzaken. Een EK of WK winnen, dat is niet het belangrijkste. Het belangrijkste, dat zijn de supporters die van ’s morgens tot ’s avonds in de straten lopen te dansen. Het mooiste aan een overwinning ontdek je in de ogen van de mensen die ze vieren.”

Ben je nu sterker dan twintig jaar geleden?

“Als adolescent had ik kwaliteiten die ik nu niet meer bezit. Explosiviteit, bijvoorbeeld. Bij het uitkomen was ik uitzonderlijk snel. Nu ik ouder ben, durf ik minder. Toch geef ik de voorkeur aan de doelman die ik nu ben. Ik ben nu oneindig veel completer. Vroeger was ik een beetje gekker. Destijds werd me in de opleidingscentra geleerd om de bal aan te vallen. Mettertijd kwam ik in een meer defensieve fase. Ook de blessures hebben me wat gekalmeerd. En de spelregel over de onmiddellijke uitsluiting van de doelman zorgt ervoor dat je tegenwoordig twee keer nadenkt vooraleer als doelman de psychopaat uit te hangen.”

De groep van de dood

Italië begint als favoriet aan het EK.

“Op het eerste gezicht en op papier, vanzelfsprekend. Europa is kleiner dan de wereld, dus moet de wereldkampioen gemakkelijk Europees kampioen kunnen worden. Alleen zijn er intussen twee jaar verstreken en de spelers zijn niet meer dezelfde van twee jaar geleden. Zelfs de trainer is veranderd.”

Jullie werden geloot in wat iedereen ‘de groep van de dood’ noemt.

“Roemenië is een ploeg die iedereen pijn kan doen. Ik zie bij die ploeg zeker vijf, zes ware balkunstenaars. Wat moet ik nog zeggen over Frankrijk? We hebben al zo dikwijls tegen hen gespeeld. Ik geef de voorkeur aan een Frankrijk zonder Trezeguet, dat maakt me serener. De Nederlanders kunnen van iedereen winnen en van iedereen verliezen. Het ís de groep van de dood. In die groep zitten favorieten die de eerste ronde niet zullen overleven. Hopelijk wordt dat niet het lot van Italië.”

Marcel Desailly beweert dat de prestaties bij een nationale ploeg langer in het collectieve geheugen blijven plakken dan de prestaties bij een club. Vindt u dat ook?

“Voor 80 procent ga ik akkoord. Nationale ploegen laten onuitwisbare herinneringen na en ze brengen volkeren samen. Maar ook clubs hebben vaak een afspraak met de geschiedenis. Als je intelligent bent en een beetje geluk hebt, mis je die afspraken niet. Dan ga je de geschiedenis in maar verover je ook de harten van de tifosi. Dat is een beetje wat ons bij Juventus is overkomen in de Serie B. De Juventini die besloten om ondanks de degradatie bij de club te blijven, leven voor altijd voort in de harten van de tifosi en dat vind ik maar normaal.”

Thomas Louis

Hoe sta je tegenover geld?

“Weet je, ik ben ontzettend rijk. Wat dat betreft, mag ik zeggen: alles wat me interesseert, heb ik. Maar dat zijn dan ook geen uitzonderlijke dingen. Ik rij rond met een Fiat 500 en een Lancia Y. Als ik iets duurs wil kopen, dan kan ik me dat veroorloven. Ik vind dat normaal. Wie over mijn talent beschikt, hoeft geen gebrek te lijden. Je moet ook de tijd nemen om met je hand over je hart te strijken en anderen te helpen.”

Sinds het begin van dit jaar ben je vader. Is dat iets dat je leven als mens en voetballer heeft veranderd?

“Als mens uiteraard, als voetballer niet. Als mens bezorgt het vaderschap je een verantwoordelijkheid maar vooral vreugde. Het is ook een bron van bijkomende motivatie om me een beetje beter te gedragen. Sinds ik mijn zoon heb, tel ik eerst tot tien voor ik iets zeg of doe. Het feit dat ik een zoon heb, heeft me geholpen om mezelf te verbeteren.”

Thomas Louis heet hij. Thomas als eerbetoon aan N’Kono. Waar komt die Louis vandaan?

“Om te beginnen, omdat ik zelf Gianluigi heet. Een van mijn grootvaders heette Luigi en in Amerika had ik een oom Louis. Luigi vind ik niet zo’n mooie naam, in Italië is dat een naam voor oude mensen. Dus is het Louis geworden. Dat klinkt jonger. En Thomas vanwege N’Kono, maar het is ook een Tsjechische naam en mijn vrouw is van daar en ze vond het wel leuk dat haar zoon een naam droeg met een Tsjechische toets. Behalve N’Kono is er ook Tomás Skuhravy, de spits van de laatste nationale ploeg van het nog verenigde Tsjecho-Slowakije van 1990.”

Je vrouw is inderdaad een Tsjechische. Je zoon Louis kan van twee culturen proeven: de Italiaanse en de Tsjechische.

“Ja, maar we geven hem geen dubbele opvoeding. Het is een gemengde opvoeding. Mijn vrouw en ik zoeken naar het goede compromis. Belangrijk is dat het mijn zoon aan niets ontbreekt en dat hij geen slechte karaktereigenschappen ontwikkelt. Ik zou willen dat hij opgroeit als een gewetensvol mens en dat hij iedere dag opstaat met een doel dat hij wil bereiken. Het zou me hinderen, mocht hij ’s morgens gewoon in bed blijven liggen zonder ook maar één ideaal, met alleen maar zin om te blijven liggen. Ik zou verkiezen dat hij zin heeft om positieve dingen te doen.”

Respect

Je werd in het begin van dit jaar niet alleen vader. Je werd ook dertiger. Twee belangrijke gebeurtenissen in amper vijftien dagen tijd. Is Buffon eindelijk volwassen geworden?

“In zekere zin heb ik een hoofdstuk van het verleden afgesloten en een deur naar de toekomst geopend. Ik ben een nostalgisch mens, een melancholicus. Ik ben lange tijd, en te lang, blijven haperen aan mijn schooltijd, aan Italia 90, aan mijn verloren jeugd. Maar nu heb ik zelf een zoon en moet ik beschikbaar zijn voor hem en voor mijn vrouw Alena. Ik moet in het heden leven. Sinds twee, drie jaar ben ik evenwichtiger geworden en het verleden weegt minder zwaar.”

Er is die vreemde dualiteit in jou. Enerzijds ben je het idool van vele mensen. Met een schitterende sportcarrière, getrouwd met een ex-miss Tsjechië. Anderzijds draag je T-shirts met dubieuze slogans, word je ervan beschuldigd illegaal op voetbalwedstrijden te hebben gegokt en speel je bij Juventus, een club in het centrum van Calciopoli, het grootste schandaal in de geschiedenis van het Italiaanse voetbal. Hoe ga je zelf om met die gespletenheid?

“Weet je, iedereen moet zijn leven in alle rust leiden. Het is pas na verloop van tijd dat je je een oordeel over de ander kan vormen en uiteindelijk weet je dan of iemand respect verdient of niet. Ondanks alle dingen die me overkomen zijn en ondanks alles wat men over mij vertelt – of het nu waar is of niet -, geef ik mij er, als ik met mensen discussieer, rekenschap van dat het beter is om te zijn zoals ik dan als vele anderen. Je bent niet verplicht me te geloven, maar ik ben zo zwak te denken dat de Italiaanse tifosi me niet zo in hun hart zouden dragen, mocht ik fundamenteel oneerlijk zijn.”

Zelfs de fans van Torino waarderen je.

“Zie je wel! Ik ben een van de weinige voetballers die supporters in alle stadions van Italië toejuichen. En dat is wat me werkelijk trots en gelukkig maakt. Het is de grootste voldoening uit mijn carrière dat alle mensen van mij houden, tifosi of niet. Ik denk dat ik een achtenswaardig en een gerespecteerd mens ben. Daar verheug ik me over, meer dan over de titels die ik heb gewonnen.” S

door rico rizzitelli en lucas duvernet-coppola

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content