Doorgaans is meer dan de helft van de spelers in de basisploeg van (herfstkampioen) KV Oostende van Afrikaanse afkomst. Dat zorgt voor sfeer en spektakel in de kleedkamer én op het veld. Dat belooft voor play-off 1, nu de lente is aangebroken.
Het is appelmoes met stoofvlees die middag in het spelershome en dat gaat zo te zien heel vlot binnen bij de aan tafel recht tegenover elkaar gezeten Zuid-Afrikaan Andile Ernest Jali en de Zimbabwaan Knowledge Musona. Maar dat lukt niet vanaf de eerste dag, ondervond de negentienjarige Nigeriaan Godwin Saviour vorige zomer bij zijn aankomst in Oostende. ‘In het begin kreeg hij na de training bepaalde maaltijden niet binnen’, zegt zijn ervaren landgenoot Joseph Akpala. ‘Pas toen ik hem meenam naar een Afrikaanse winkel in de stad keerde zijn smile terug.’ Intussen is de Nigeriaanse jeugdinternational verzot op Vlaamse kost, getuigen tafelgenoten. Hij rijdt ook al met de fiets, geleerd van zijn ervaren landgenoot bij KVO. Maar het blijft opletten in Europa, zeker als je niet kunt zwemmen. Zo tuimelde hij onlangs op stage in Spanje tijdens een teambuildingactiviteit uit een kano en spartelde hij alsof zijn leven ervan afhing. Tot hij op het droge was geholpen en erop gewezen werd dat het water maar een meter diep was en dat hij er gewoon rechtop in kon staan.
‘Een Afrikaan moet zich aan alle aspecten van het Europese leven aanpassen’, zegt Akpala, die ook al voor Charleroi, Club Brugge, Werder Bremen en het Turkse Karabükspor speelde. Nooit voorheen maakte hij op het Europese continent deel uit van een kleedkamer met zo veel spelers van Afrikaanse afkomst.
AKPALA: ‘Dat geeft een goed gevoel omdat zowel het Frans- als het Engelssprekende deel van het Afrikaanse continent hier vertegenwoordigd is. Toen ik op mijn negentiende in Charleroi aankwam, sprak daar bijna niemand vlot Engels en dat was net de enige taal die ik sprak. De mengeling in Oostende is een groot voordeel voor wie nieuw is en zich moet integreren en daarbij balans moet zien te vinden. Wat ook je afkomst, achtergrond of mentaliteit is. De grootste aanpassing is dat wie van Afrika komt, voetbalt om plezier te beleven en dat het hier op training ook echt werken is.’
TEMPERATUUR
En: wie uit Afrika komt, is niet vertrouwd met onze winters. Jali moest ooit op Charleroi op eigen vraag gewisseld worden omdat hij kou leed. Trainen doen Afrikanen hier extra ingeduffeld en sommigen misschien met iets minder goesting; en om te spelen worden allerhande middeltjes ingezet om handen en voeten te verwarmen.
AKPALA: ‘Maar we kunnen niet klagen. Toen ik destijds in Charleroi aankwam, was het min 11 graden Celsius. De eerste keer dat ik sneeuw zag, dacht ik: we moeten niet trainen. Maar uiteindelijk bleek dat op het einde nog leuk te zijn geweest. Voor iedere Afrikaan is het moeilijk om zich daaraan aan te passen. Maar hoe goed je dat kunt, hangt niet alleen van je lichaam af, maar ook van hoe sterk je mentaal bent. Ik vind het ook onbegrijpelijk als ik onze masseur bij vriesweer in een T-shirt zie rondlopen. Maar focussen op het weer is zinloos, want het weer is wat het is en zal niet veranderen omdat je er je hoofd op breekt.’
Na de heenronde stond KV Oostende op de eerste plaats, maar tijdens de winter kende de herfstkampioen een terugval. Omdat de Afrikanen of sommigen van hen door de weersomstandigheden minder goed in hun vel zaten misschien? De West-Vlamingen Michiel Jonckheere en Yves Vanderhaeghe zeggen niet te weten of dat een rol speelde.
JONCKHEERE: ‘In mijn ogen is dat alleszins geen excuus. Uiteindelijk zijn het hier ook geen winters zoals in Rusland. Misschien is het moeilijk voor een jonge jongen als Saviour, die nooit eerder sneeuw en een bevroren veld zag, maar de meesten zijn toch al langer in Europa. Dat we een dip kenden, is niet abnormaal. We zijn nog altijd maar Oostende, ik denk niet dat je van ons mag verwachten dat we de hele competitie zullen domineren. Ploegen begonnen zich ook wat op ons in te stellen en daardoor kregen we minder ruimte. Vooral daarom haalden we volgens mij in de terugronde iets minder punten.’
VANDERHAEGHE: ‘Ik weet niet of ik die link met het weer moet leggen. Wij zoeken naar voetbalredenen als verklaring. Maar als dát de reden is, is het gemakkelijk: dan moet je geen Afrikanen meer halen. Maar dat is, denk ik, te kort door de bocht.’
In elk geval: intussen is de lente aangebroken en dat is goed nieuws.
JONCKHEERE: ‘Ik denk wel dat die jongens het best aarden bij mooi weer. Maar dat geldt ook voor ons. Ook wij worden daar toch vrolijk van?’
TIJD
Warm is het al het hele seizoen in de kleedkamer. Daar staat een grote box met een versterker die via bluetooth met de gsm bediend wordt door vooral maître d’ambianceDidier Ovono, de Gabonese doelman die ook weleens bij regenweer met een zonnebril opdaagt en van wie de vestimentaire keuzes niet altijd veel bijval oogsten. Elke dag wordt er muziek gespeeld, gedanst en gezongen. Elke dag wordt trouwens ook het kaartspel UNO gespeeld en ook dan gaat het er luidruchtig aan toe. De muziekinstallatie gaat overigens mee op stage en geregeld ook naar wedstrijden.
AKPALA: ‘Dat is een Afrikaanse traditie waar wij allemaal mee opgroeiden. Ook bij de nationale ploegen wordt er voor de wedstrijd altijd muziek gemaakt, gezongen en gedanst in de kleedkamer. Het is een ritueel dat stress wegneemt en bevrijdend kan werken voor de geest. Bij Club Brugge dansten Ryan Donk en Carl Hoefkens voor de thuiswedstrijden samen met mij in de fitnesszaal. Het maakt je klaar voor de wedstrijd. Sommigen bidden, anderen doen eerst hun rechterschoen aan en dan hun linker of andersom. Het maakt niet uit, zolang het voor jou maar de beste wedstrijdvoorbereiding is. Als kind zag ik in Nigeria hoe zingen tijdens het werk je gefocust houdt en ritme aan het werken geeft. Het creëert passie voor wat je doet.’
Maar tijdens de wedstrijd wordt er niet gezongen.
AKPALA: ‘Neen, dat gaat natuurlijk niet. Dat is de taak van de supporters.’
Het zijn vooral Ovono, Siani, Akpala, Jali, Musona, Cyriac en Saviour die zingen en dansen. De Vlamingen doen niet mee.
JONCKHEERE: ‘Neen. Zij hebben een speciale, soepele manier van dansen en daar ben ik niet voor gemaakt.’
Maar dat geldt niet voor elke Vlaming, weet kinesist Geert Leys.
LEYS: ‘Bij Cercle destijds zong Kurt Soenens altijd in de kleedkamer. En Gregory Mertens kende hele rapnummers van buiten, met of zonder muziek. Jali bijvoorbeeld is ook niet de beste zanger, maar hij zingt wel heel graag. Dat is ook: de emoties eens laten gaan. Ik vind dat zalig. De Braziliaan Canesin is ook heel muziekminded. Zelf breng ik trouwens ook weleens muziek mee. Maar die jongens brengen inderdaad wel kleur.’
JONCKHEERE: ‘Ze zijn iets losser en speelser in de voorbereiding. Meer ontspannen. Nonchalanter. Wij zijn iets introverter. Serieuzer. Iets meer geconcentreerd. Maar een probleem is daar nog nooit van gemaakt. Wij vragen niet dat ze met hun hoofd naar beneden zitten en met de wedstrijd bezig zijn, want dat zou niet werken bij die mannen. En als ze aan het bidden zijn, storen we ze natuurlijk niet. De meesten gedragen zich eigenlijk gewoon als één van ons.’
De meesten komen ook meestal op tijd.
JONCKHEERE: ‘In principe valt dat goed mee. Vorig seizoen was het erger, moet ik zeggen. Die mannen doen dat niet bewust, denk ik. Ze zijn wat meer relaxed en houden dan de tijd niet zo in het oog. Als ik er om twee uur moet zijn, zal ik er al om halftwee zijn. Zij zeggen: twee voor twee is ook oké. Meestal zijn ze er dan. Het gebeurt wel eens dat er iemand te laat is. Maar het is niet storend.’
Het vergt wat meer moeite en geduld van een trainer om die discipline er bij sommige Afrikanen in te krijgen, ontkent Yves Vanderhaeghe niet.
VANDERHAEGHE: ‘Maar het is toch nog een Belg die te laat komt.’
Een Belg met Afrikaanse roots weliswaar: Jordan Lukaku.
VANDERHAEGHE: ‘Inderdaad. Die komt zowat altijd een minuut of twee te laat, met een hele mooie witte glimlach, alsof hij het met opzet doet. Ik zei het hem al duizend keer! Al kan ik niet ontkennen dat hij ook wel eens op tijd is. Misschien moet ik mijn programma aanpassen en hem een kwartier vroeger dan de anderen laten komen. Maar op het moment dat alles goed gaat, moet je niet te veel de zweep hanteren, vind ik. Voor de rest is er wel eens iemand die te laat komt door een platte band, maar dat zijn dingen die gebeuren hé. Al is het mij nog nooit overkomen. Blijkbaar ben ik bij de gelukkigen.’
TEAMSPIRIT
In de spelersraad van KV Oostende zitten de Belg Wouter Biebauw (31), de Fransman Franck Berrier (32), de Tsjech David Rozehnal (35), de Kameroener Sébastien Siani (29) en de Gabonees Didier Ovono (33). Het lijkt een keuze voor ervaring en diversiteit. Aanvoerder is Siani, viceaanvoerder is Rozehnal. Siani speelt al vijftien jaar in België, waarvan drie in Oostende, hij heeft hier een vriendin en een dochtertje én hij is een diplomaat.
JONCKHEERE: ‘Ik noem hem de filosoof. Hij kan het geweldig goed uitleggen, hij is rustig en kan heel goed bemiddelen. Ik denk dat hij voor ons met zijn Afrikaanse roots in een kleedkamer met veel Afrikanen de perfecte kapitein is. Ook op basis van zijn prestaties van de laatste jaren verdient hij trouwens de band te dragen.’
VANDERHAEGHE: ‘Seb is een voorbeeld voor iedereen, doet altijd wat hij moet doen, is altijd positief ingesteld en durft mij iets te vragen wat vanuit de spelersgroep komt. Hij is ervaren en is al een hele tijd in Oostende. Hij was hier viceaanvoerder onder Xavier Luissint, droeg toen al vaak de band, en ik zag geen reden om dat te veranderen.’
LEYS: ‘Siani is heel belangrijk voor de groep, maar ook Rozehnal en Akpala zijn dat. Om hun ervaring door te geven en te zorgen dat iedereen meebouwt aan het verhaal. Ik vind het hier fantastisch werken met al die verschillende nationaliteiten. Dit is de perfecte mix van blank en zwart. Op stage zag ik een fenomeen dat ik nog nooit eerder zag: met een stuk of tien zaten ze in de gang te kaarten.’
Allemaal spelen ze hun rol in de groep. Jali heet een entertainer te zijn. Cyriac een deugniet die weleens een assistent-trainer achterwaarts over een gehurkte ploegmaat durft te laten tuimelen. Musona gaat door voor een stille. Maar als hij iets zegt, is het naar verluidt lachen geblazen, ook omdat hij dat met een lijzige stem doet die aan Philippe Geubels (in het Engels) doet denken. En Lukaku, die is – zodra hij is aangekomen – recht voor de raap.
JONCKHEERE: ‘Bij ons is er geen hiërarchie in de kleedkamer. Zolang ze niemand storen, mogen ze doen wat ze willen. Ik maakte het hier nog mee dat tachtig à negentig procent van de groep Vlamingen waren en nu is er zeker een andere mentaliteit, maar absoluut geen slechtere mentaliteit. Iedereen komt heel goed overeen, ook de Afrikanen onder elkaar. Dat zit echt wel goed.’
Het is mee te danken aan de trainer, die veel belang hecht aan groepssfeer en teambuildingactiviteiten.
JONCKHEERE: ‘Sinds het begin van het seizoen is iedereen naar elkaar toegegroeid en dat zie je ook op het veld. Bij ons is er niemand die met iemand niet overeenkomt. Iedereen praat met iedereen. Met de ene meer dan met de andere natuurlijk, maar er is dit seizoen nog niet één onderling probleem geweest. Dat komt ook door de resultaten. Als alles goed gaat, is er geen reden voor akkefietjes.’
VANDERHAEGHE: ‘Die jongens komen om hun job te doen, zij doen gewoon hun best zoals al de rest. Het gaat om voetbal en wij werken op dezelfde manier als vorig seizoen bij KV Kortrijk. Daar waren er nogal wat gasten uit de Balkan bij en hier zijn het vooral Afrikanen, maar ik geef dezelfde richtlijnen en probeer hetzelfde systeem in de ploeg te krijgen. Voor mij verandert er niets en ik merk ook geen verschil. Het enige is misschien de jukebox van Didier, maar zolang niemand daar extreme problemen mee heeft, denk ik niet dat ik moet ingrijpen. Zelf kom ik niet zo veel in de kleedkamer. Maar ik hoor het wel, want het is luid genoeg. Maar ik denk dat het leuker is met wat muziek dan dat het een dode boel is. Van mij mogen ze zich voorbereiden zoals ze willen. Als ze op het veld maar kwaliteit brengen. Ik vind ook niet dat een trainer voor de match heel de tijd in de kleedkamer moet zijn. Je moet ze een beetje ruimte en vrijheid geven. Want als je constant zit te zeggen wat ze moeten doen, verliezen ze misschien hun kalmte. Alleen moet de muziek niet al vóór de match vollen bak staan, want dan is het precies alsof je al gewonnen hebt en dat gaat niet.’
DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S BELGAIMAGE
‘Dit is de perfecte mix van blank en zwart.’ GEERT LEYS
‘Ik kan niet ontkennen dat Lukaku ook wel eens op tijd is.’ YVES VANDERHAEGHE