Vijf maanden als manager van Roeselare hebben bij Wim De Coninck sporen van vermoeidheid nagelaten. Nu staat hij als analist van Belgacom TV weer aan de andere kant van de barrière. Met veel enthousiasme kijkt hij uit naar het nieuwe seizoen. In afwachting daarvan legt hij de (top)clubs onder het vergrootglas.
In een taverne in Drongen komt Wim De Coninck even tot rust. Aan de overkant van de straat ligt het veld van Baarle-Drongen waar de ex-doelman ooit in vierde provinciale zijn carrière begon, alvorens naar Waregem te verkassen. In Baarle-Drongen ging hij al als kleine jongen naar iedere training kijken. “Ik wilde gewoon alles zien wat er daar gebeurde, het ontleden zat toen al in me”, bedenkt hij. Hij lacht bij de herinnering. Nu mag hij na een hectische periode in Roeselare weer voetbalwedstrijden analyseren. Het wordt een ander leven. Met veel minder hectiek en minder knagende stress.
Wim De Coninck zet tijdens het interview zijn mobiele telefoon af. Die gsm bleek voor hem de voorbije maanden vaak een kwelling. “Ik heb als manager van Roeselare die telefoon eens een namiddag uitgeschakeld”, zegt hij. “Vervolgens bleek ik 37 oproepen gemist te hebben.” Hij zucht. Niettemin: De Coninck is blij dat hij bij Roeselare weer een tijd vanuit de buik van een voetbalclub functioneerde. Hij praat niet zwartgallig over dit intermezzo, ook al werd hij haast verpletterd onder een gigantisch takenpakket. Dat Belgacom TV alsnog het televisiecontract binnenhaalde en weer in zee ging met het productiehuis Woestijnvis moet voor hem een bevrijding geweest zijn.
“Als manager word je eigenlijk gestalkt”, zegt hij. “Ze bellen je even gemakkelijk de zondagmorgen om zeven uur als ’s nachts om twaalf uur. En als je de telefoon niet opneemt, blijven ze het proberen. Dat hoort erbij. Je krijgt oproepen vanuit alle hoeken van de wereld: Canada, Nigeria of Kroatië. Meer en meer word je gebeld door de spelers zelf, ik ben nog nooit zo populair geweest ( lacht). Iedereen prijst zichzelf aan, iedereen zegt: als je mij neemt, zal je niet ontgoocheld zijn. Ergens is dat niet onlogisch: er is een groot overschot aan spelers. In feite moet je in deze job vooral mensen ontgoochelen. In een club als Roeselare zijn de financiële mogelijkheden beperkt. Ze zeggen me: je hebt veertien spelers gekocht. Maar dat klopt niet. Ik heb veertien spelers gratis gehaald, dertien eigenlijk, alleen voor Bétrémieux werd er iets betaald.”
Had je die job onderschat?
Wim De Coninck: “Ik wist dat er veel werk was. Op zich schrok me dat niet af. Alleen kan je in je eentje geen job uitoefenen die eigenlijk voor drie mensen bestemd is. Je moet spelers zoeken en sponsors vinden, buitenlandse contacten opbouwen, je moet met spelers van de club praten, zeker vorig seizoen toen er intern wat problemen sudderden en Roeselare een beetje een losgeslagen schip was. De chemie was weg, dat zijn de groeipijnen die een vereniging soms doormaakt. Daar heb ik veel energie in gestopt. Met succes, durf ik zeggen want uiteindelijk hebben we ons vrij gemakkelijk gered. Ik praat graag met spelers, ik ben een zalvend iemand, ook als trainer werkte ik zo. Ik ga altijd van het positieve uit omdat ik denk dat mensen zo het best functioneren. Ik stond graag dicht bij de groep. Maar ik had er geen tijd voor. Het takenpakket werd zo groot dat de leefkwaliteit achteruitging. En je ziet je geconfronteerd met dingen die je weet maar die je nu aan den lijve ervaart. Bestuursleden bijvoorbeeld die graag nieuwe sponsors zien binnenkomen, op voorwaarde dat ze zelf hun macht niet verliezen. Dat is natuurlijk niet alleen in Roeselare zo: veel dirigenten zijn meer bezig met zelf belangrijk zijn dan met hun club.”
Zijn er zaken waarop je je had verkeken?
“Het verbaast me hoeveel mensen er zijn die als makelaar werken. Er zijn er een hoop bij zonder licentie. Dat had ik niet verwacht. Het voetballandschap is onoverzichtelijk geworden, iedereen wil overal gaan spelen, dromend van een grote carrière. Daarom zijn goeie connecties nog belangrijker dan vroeger. Neem nu Brazilië: daar zitten 35.000 profvoetballers. Ga daar maar eens op zoek naar een witte merel. Je merkt trouwens dat het terrein in Zuid-Amerika zich verlegt: eerst Argentinië en Brazilië, nu Venezuela en straks wordt het ongetwijfeld Uruguay.”
Zonder het aanbod van Woestijnvis zou je in Roeselare gebleven zijn.
“Absoluut. Net zoals ik nooit in Roeselare zou zijn begonnen indien er vroeger duidelijkheid was geweest over het televisiecontract. Ik heb daar nooit een geheim over gemaakt, het was zo met de club trouwens afgesproken: als ik de kans kreeg om weer voor de televisie te werken, dan zou ik dat doen. Ik ga niet zeggen dat ik me enorm geamuseerd heb in Roeselare, maar ik heb dat geen dag tegen mijn zin gedaan. Ik werk graag met mensen, maar het is een te zware druk voor één man. Nu zijn ze zich daar wel van bewust. Kijk, ik ben een heel plichtsbewust iemand, ik wil alles zo goed mogelijk doen. Maar als de tijd daarvoor ontbreekt, dan is dat niet prettig.”
Je schiet erg goed op met trainer Dirk Geeraerd. Hoe reageerde die op je vertrek?
“Hij was ontgoocheld. Dat ik Dirk moest inlichten was voor mij trouwens het moeilijkste. Ik kreeg heel veel steun van hem. Door Dirk had ik ook een grote voorsprong: hij briefde me vooraf over alles. Als je dat allemaal zelf moet uitzoeken, dan ben je een tijdje bezig. Dirk Geeraerd is een onvoorstelbaar harde werker. Hij staat ’s morgens om zes uur op om zijn training voor te bereiden. Daarom is hij ook zo veeleisend. Toen hij in de lagere reeksen aan de slag was en overdag ging werken, was dat nog erger, dan kwam hij met 24 uur per dag niet toe. Ik heb hem al eens gezegd: misschien moet je sommige dingen meer aan de spontaniteit en de creativiteit overlaten. Dat kan hij niet: hij wil op alles voorbereid zijn en over alles controle hebben. Terwijl het eropaan komt een evenwicht te vinden.”
In de lift
Als analist van Belgacom TV bekijk je het voetbal nu weer vanuit een andere hoek. Het is, met de pijnlijke 1-2-nederlaag van Anderlecht tegen BATE Borisov, niet goed begonnen.
“Het Europees voetbal heeft duidelijk een andere dimensie gekregen. Maar ook uit de vriendschappelijke wedstrijden viel er de voorbije weken een aantal conclusies te trekken. Nogal wat eersteklassers hadden het bijvoorbeeld heel moeilijk tegen ploegen uit de derde of zelfs vierde klasse. Op laag niveau wordt voetbal steeds beter en bovenaan wordt het niet snel genoeg beter. Los daarvan zag je ook in vriendschappelijke matchen tegen buitenlandse clubs dat het heel moeilijk ging. RC Genk dat verliest tegen Willem II bijvoorbeeld. Wij speelden met Roeselare tegen AGOVV, een modale Nederlandse tweedeklasser. We kregen daar voetballes.”
Anderlecht wilde na de sterke terugronde op zijn elan doorgaan. Dan mag, met alle respect, een ploeg uit Wit-Rusland geen hindernis zijn.
” Ariël Jacobs heeft vorig seizoen de ijzeren greep van Frankie Vercauteren wat gelost en dat loonde. Zoiets zie je vaak. Spelers die zich eerste verstikt voelden, zijn bevrijd en gaan presteren. Maar intussen zitten we in een ander seizoen en worstel je weer met een oud probleem: de blessure van Frutos. Hij moet vervangen worden door Kanu die uit de derde klasse in Brazilië komt. Dat kan best een goeie zijn, maar het is een heel ander type dan Frutos. Dat betekent dat je met hem op een andere manier moet voetballen.”
Met Losada is Anderlecht wel versterkt. Alleen vindt die zijn draai niet.
“Terwijl Losada dus een van de betere spelers uit onze competitie is. Je merkt dat hij naar zijn positie zoekt. Hij had twee jaar geleden trouwens ook aanpassingsproblemen toen hij bij Germinal Beerschot kwam. Bij Anderlecht is het spel wat directer, wat minder op hem afgestemd. Het is niet gemakkelijk om je daar als leider op te werpen, dat moet je echt afdwingen.”
Een uitschakeling van Anderlecht zou een kaakslag zijn voor ons voetbal.
“Dat is zo. Terwijl er van de andere kant een toch wel wat duale vaststelling is: het voetbal leefde en bruiste nog nooit zoals nu. Bij de topclubs zijn de abonnementen uitverkocht, ook bij de andere verenigingen is er een stijging. Als al die ploegen een groter stadion hebben, zit er nog meer volk. Hoe meer voetbal er op televisie komt, hoe populairder het wordt. Het Belgische voetbal zit in de lift, er is veel om te doen, maar we gaan ons erbij moeten neerleggen dat we voor een niveau hoger zullen moeten passen. Ik heb eind vorig seizoen in de Franse tweede klasse een paar wedstrijden gezien. Als je kijkt naar dat niveau, dan denk ik: waar zijn wij mee bezig? Als je naar het buitenland gaat kijken, dan weet je dat wij dat gat nooit meer zullen dichtrijden. Zelfs niet als je naar een eerste klasse van tien ploegen zou evolueren. Ik begrijp iemand als Roger Vanden Stock wel als hij zegt: de tegenstand is in België te klein, dat remt de ontwikkeling. Van de andere kant speelde Anderlecht vorig seizoen geen kampioen en struikelden ze vaak tegen die kleinere clubs. Moet je een competitie nu gaan inkrimpen om misschien Europees mee te kunnen? Want dat heeft dramatische gevolgen voor al die clubs die moeten zakken. Soms vraag ik me trouwens af: moeten we Europees wel meekunnen? Als je ziet dat het Belgische voetbal enorm leeft, moeten we ons daar dan niet tevreden mee stellen? Je moet de werkelijkheid onder ogen zien: Anderlecht bijt zich de tanden stuk op een ploeg uit Wit-Rusland terwijl je dat soort wedstrijden een paar jaar geleden nog met 5-0 won. Intussen explodeerden de budgetten overal. Anderlecht moet leven met de economische realiteit: als het een spits wil en Portsmouth of Le Mans zijn ook geïnteresseerd, dan moeten ze passen.”
Een wildgroei
Dat betekent wel dat we binnen het Europese voetbal steeds dieper afglijden. Terwijl dat nooit de bedoeling kan zijn.
“Natuurlijk niet. Alleen: hoe lang wordt er al niet gesproken over het feit dat we beter moeten worden? Tien jaar? Vijftien jaar? De jeugdopleiding is beter, zo hoor je overal, en toch blijft er een grote vloot van buitenlanders toestromen. Er is op dat vlak ook geen enkele beperking, niet qua aantal en voor degenen uit de niet-EU-landen ook niet qua honorarium. Dat zorgt voor een wildgroei die maar blijft duren. Wat je ook merkt: clubs jagen mekaar op. Dat zal dit seizoen niet veranderen, nu er vier ploegen gaan zakken. Dat zal een invloed hebben op de competitie. Belgacom wil dat de trainers een soort intentieverklaring tekenen, dat ze beloven om offensief te voetballen, om er een feest van te maken. Dat is mooi in theorie, maar natuurlijk zeer naïef. Dirk Geeraerd had met Roeselare de naam betonvoetbal te spelen, maar als je open en bloot gaat spelen op Westerlo en met 6-0 verliest, als je met positief voetbal naar Anderlecht trekt en met 5-0 de boot ingaat, wat doe je dan? Je strijdt met de middelen die je hebt. Iedere trainer wordt afgerekend op resultaten. Dit seizoen gaan de trainers sneller vliegen dan anders. Zelfs als je tiende staat, ben je nog niet veilig. Er zal een grote transferbedrijvigheid zijn tot eind augustus. En in januari. Want je hoort ook: iedereen wil in de linkerkolom eindigen, terwijl de plaatsen daar dun gezaaid zijn. Je hebt Anderlecht, Standard, Club Brugge, RC Genk en AA Gent – de grote vijf zeg maar – en dan nog Germinal Beerschot, Cercle Brugge en wellicht Charleroi. Dan blijft er maar één plaats meer over.”
De competitie kondigt zich zeker aan de top zeer open aan.
“Ik denk dat het spannender wordt dan ooit. RC Genk zal ongetwijfeld weer meedoen, ze hebben heel doelgericht gekocht en met João Carlos de leemte die er was in het centrum van de verdediging opgevuld. En AA Gent, dat ik niet toevallig bij de grote vijf reken, zal volgens mij heel lang meedoen om de titel. Het bereiken van de bekerfinale heeft voor een enorme boost gezorgd, iedereen is weer wakker, Gent wordt een van de topclubs in België. En kijk van hoever ze komen. Toen ik er was, hadden ze 800 miljoen oude Belgische frank schulden. Dat is nog maar twaalf jaar geleden. Ze hebben goed werk geleverd, natuurlijk ook door de inbreng van hun sponsor, maar je moet die wel vinden. Ik denk dat de komst van Michel Preud’homme voor Gent een zegen is. Je merkt dat hij op en naast het veld duidelijke accenten legt. Het is niet gemakkelijk om na Sollied te komen, die zich niets van nieuwe stromingen aantrekt en successen haalt. Maar die, zo hoor je toch, vaak een puinhoop achterlaat. Als je ziet hoe Preud’homme zijn stempel drukt, met een andere manier van voetballen, met een duidelijke 4-4-2, zoals bij Standard … Sommige spelers zullen daardoor beter tot hun recht komen. Olufade is beter in een systeem met twee spitsen, Ruiz ook, hij is gevaarlijker als linkermiddenvelder. Preud’homme schoof ook Rosales een rij vooruit. Dat gaat een van de sensaties worden in de nieuwe competitie. Ook opmerkelijk vind ik de manier waarop Kenny Thompson zich als linksachter integreert. Dat is iemand die heel lang heeft moeten wachten om door te breken: bij Beerschot, Gent en Lierse was het telkens net niet. Na een goed seizoen bij Roeselare speelt hij linksachter bij een Belgische topclub. Om maar te zeggen: je moet soms geduld hebben.”
Ook Standard zoekt met een nieuwe trainer naar een andere identiteit.
“Ze hebben een grote fout gemaakt: Preud’homme had nooit mogen vertrekken. Maar dat is Luciano D’Onofrio die al jaren aan een stuk de economie boven de clubliefde zet. Misschien wel terecht, ze hebben daar uiteindelijk ook een hoop schulden weggewerkt. De inbreng van Preud’homme bij Standard kan niet genoeg benadrukt worden. Ik vind het raar dat hij niet naar het buitenland is, kennelijk schatten ze hem daar nog niet goed in. Preud’homme heeft bij Standard jongeren gebracht, hij heeft al die spitsen verbeterd, iedereen haalde daar een toprendement. En vooral: hij heeft een enorm begeesterende aanpak, hij is voor zijn spelers zeer toegankelijk, al heeft hij langs de lijn wel een vicieus kantje: een fles naar de lijnrechter gooien, Scifo een duw geven, dat zou niet mogen. Anderzijds toont dat wel zijn winnaarmentaliteit en die kan hij zeer goed overbrengen op de groep. Die groep is trouwens duidelijk meer volwassen geworden. In hitsige momenten blijven ze rustig en krijgen ze binnen de kortste keren geen gele of rode kaarten. In die zin krijgt Bölöni het niet gemakkelijk: de spelers gaan Preud’homme enorm missen. Tenzij er zoveel zelfbewustzijn in de groep is geslopen dat ze het zelf gaan doen, maar dat denk ik niet. Bovendien vallen ze in de Champions League met Liverpool op een zeer zware tegenstander.”
Een atletische spits
Club Brugge lijkt in vergelijking met vorig seizoen ook versterkt.
“Ze zijn sterker dan vorig seizoen. Toen vond ik ze zeer matig. Ze hebben nu vooral kwaliteit op de flanken. Met Vargas bijvoorbeeld die werd aangekondigd als een sensatie, maar nu is de euforie toch al wat over, merk ik. En dan heb je die Amerikaan, Jeffrey, amper achttien jaar, een enorm talent: technisch sterk, goed positiespel, voetballen in één tijd, Club zou met hem wel eens een gouden zaak kunnen gedaan hebben. En dan is er Dirar, die gaat de pannen van het dak spelen. De manier waarop Dirar op snelheid en techniek een tegenstander passeert, zo zijn er in België weinig. Alleen moet hij blessurevrij blijven want hij heeft tere enkels. Zo zie je maar dat er talent is: in Westerlo moesten ze met Dirar ook geduld hebben, hij begon rechts op het middenveld. Toen hij geblesseerd raakte, moesten ze Sarki daar neerzetten en dat bleek dan ook een erg goeie te zijn. Zo belandde Dirar op links en dan blijkt hij daar zijn grootste rendement te halen. Verder is er Akpala, iemand met een neus voor goals, een heel atletische spits, kopbalsterk. Hij kan nog progressie boeken, op voorwaarde dat hij niet aan de druk ten onder gaat. Dat denk ik echter niet, het lijkt me geen jongen die zich veel zorgen maakt. Het zal een beetje zoeken worden voor Jacky Mathijssen maar er zal zeker meer te zien zijn dan vorig seizoen. Of dat meer punten oplevert, dat moet je afwachten. Mathijssen zei vorig seizoen constant dat Club voor de titel ging terwijl we toch allemaal zagen dat er daarvoor te weinig kwaliteit was. En toch bleef hij dat maar herhalen, dat was een beetje dubbel. Terwijl hij het ook had kunnen omdraaien en zeggen: ik ben een supertrainer dat ik met dit materiaal zoveel punten heb gehaald.”
Kunnen Cercle Brugge en Germinal Beerschot bevestigen?
“Voor Beerschot wordt het moeilijk, ze zijn Losada en Colman kwijt, een serieuze aderlating. Colman nog meer dan Losada, hij is minder spectaculair, maar wel efficiënter, moderner, explosiever. De manier waarop hij een man voor de goal kon zetten, met heel direct spel, dat was vaak indrukwekkend. Beerschot heeft veel nieuwe spelers gekocht, ze kunnen probleemloos twee ploegen opstellen, maar het zijn toch allemaal andere spelers, je moet afwachten wat het geeft. De ambities zijn er in ieder geval, ik hoorde Jos Verhaegen al van een top vier spreken. Ik verwacht wel dat Cercle Brugge gaat bevestigen, ze hebben meer kwaliteit dan vorig seizoen. De Sutter is terug, De Smet is een jaartje ouder en rijper, de Zimbabwanen gaan zich verder ontplooien, Buffel is erbij gekomen, ik ben heel benieuwd wat die gaat brengen. Hasi zijn ze wel kwijt, maar Vidarsson lijkt me misschien wel een verbeterde en zeker verjongde versie van Hasi. Hij heeft wel weinig gespeeld in Nederland, maar Hasi stond bij Lokeren ook niet in de ploeg. De Boeck heeft duidelijk iets als trainer, misschien eindigt Cercle dit seizoen maar achtste, maar het zal leuk blijven om naar Cercle te gaan kijken.”
Je verheugt je op de competitie?
“Zeer zeker. Het wordt een interessant kampioenschap, dat lang gesloten zal blijven. Ik heb ook het gevoel dat het niveau ieder jaar wat stijgt, maar het probleem is dat dit in de andere landen ook het geval is en dat het daar allemaal sneller verloopt. En dan praat ik niet over Spanje of Italië, maar ook over Rusland en Oekraïne. Dat is een realiteit waar we niet naast kunnen kijken en die vorige week in die wedstrijd tussen Anderlecht en BATE Borisov nog eens op een pijnlijke manier werd getoond.”
door jacques sys – beeld: pascal broze (reporters)