NIETS ZO VERRIJKEND ALS EEN ONGEHOORDE MENING DIE INSPIREERT. DEZE WEEK: PHYSICAL COACH JAN VAN WINCKEL, SINDS AFGELOPEN WEEKEND IN SAUDI-ARABIË AAN DE SLAG, OVER DE WETENSCHAPPER IN DE VOETBALTRAINER.
Jan Van Winckel: “Het contact met Al Ahli is er gekomen via Eric Viscaal. We werkten ooit samen bij KV Mechelen, hij als speler en ik als physical coach, en zijn nadien contact blijven houden. Eric was jeugdtrainer bij Al Ahli. Toen ze met ongewoon veel blessures kregen af te rekenen, tipte hij hun Nederlandse physical coach en werd ik uitgenodigd om er onder leiding van de federatie opleiding te komen geven. De derde keer deden ze me een aanbod, maar ik besliste om er niet op in te gaan. Bij mijn vierde bezoek werd mij beloofd dat ik een team van eigen mensen mocht meenemen. Toen heb ik ja gezegd.
“Ik word coördinator van alles wat niet met het technische en het tactische te maken heeft: de artsen, de fysiotherapeuten, de physical coaches, het sportlab en het mental & perception lab. Zie mij vooral niet als een directeur die de hele dag achter zijn bureau doorbrengt. Als ik één kwaliteit heb, is het dat ik goed training kan geven en mensen kan enthousiasmeren. Ik zal dus zo vaak mogelijk op het veld staan.
“De voorzitter van Al Ahli is de broer van de voorzitter van Al Hilal, waar ik tien jaar geleden werkte. Dat was mijn grote geluk. Hij is een van de oudste zonen van de koning en beschouwt het als zijn missie om van Al Ahli een sociaal project te maken dat vanuit de jeugd wordt gevoed. Een van de eerste dingen die hij deed, was Simon Tahamata aantrekken. Eric was er jeugdtrainer, maar vertrekt nu met Johan Cruijff naar Guadalajara, in Mexico. De hele jeugdopleiding wordt door Sporting Lissabon verzorgd. Zij installeerden er hun filosofie en zetten er de technisch directeur en enkele jeugdtrainers.”
Team van specialisten
“Ik had nog maar pas toegezegd of ze wilden een van hun artsen ontslaan. Daar heb ik me tegen verzet. De medische staf is te vaak de zondebok. Als het misgaat, ligt het zogezegd altijd aan de fysieke conditie of de blessures, maar een medische staf is daar niet alleen voor verantwoordelijk. In veel gevallen is het de fout van de trainers. Wanneer raakt een speler geblesseerd? Op het veld, onder leiding van de trainers. De medische staf moet maar één ding doen: de intrinsieke risicofactoren wegwerken en ‘herblessures’ vermijden.
“De physical coach heeft het ook niet altijd makkelijk. Vaak is hij er maar voor de schone schijn, om de indruk te wekken dat een club wetenschappelijk werkt. Off the record hoor je vaak dat hij niets te zeggen heeft. Dat wil ik niet.
“Omdat ik goed overweg kan met een computer, word ik in al mijn clubs misbruikt om ook videoanalyses te maken. Puur tijdverlies, maar het gevolg van wat ik noem een tekort aan human resources. Ik was onlangs bij de Seattle Sounders, een club met een van de laagste budgetten in de Amerikaanse MSL, maar wel twee keer op rij bekerwinnaar. Daar staan ze met dertien trainers op het veld. Dértien. Stel bijvoorbeeld dat Westerlo enkele spelers minder had aangetrokken en verder geïnvesteerd in extra gespecialiseerde trainers, dan had het misschien niet zoveel blessures gehad. Misschien, zeg ik wel.
“Veel clubs zien het belang van human resources nog steeds niet in. Ze tellen veel te weinig stafleden, en zeker stafleden in het sportwetenschappelijke domein. De trainer van de toekomst zal niet meer op het veld staan, maar observeren en leiding geven aan een team van specialisten. Dus verminder je kern met vier, vijf spelers, haal daarvoor extra stafleden in huis en je zal zien dat je betere resultaten boekt.”
Overvloed aan data
“Mijn geluk als wetenschapper is geweest dat we sinds een vijftal jaar over kwantificeerbare data beschikken. Tot dan ging ik af op mijn gevoel, net als de coach, en was het mijn gevoel tegen het zijne. Goed, je had een Polarsysteem, maar dat kon je manipuleren. Nu heb je Polar, gps, omegawave, I-pad… De uitdaging met al die technologieën is om uit de overvloed aan data een aantal key performance indicators te halen en die cijfers op een begrijpelijke manier aan de coach voor te leggen. Soms om mijn gelijk te halen, soms om het gelijk van de coach aan te tonen.
“Vermoeidheidsmanagement is mijn stokpaardje. Volgens mij is dat dé key. Op bepaalde momenten in de week moet je zoveel vermoeidheid creëren bij je spelers dat je tegen de blessuregrens aanzit en een overload creëert. Het is de taak van de physical coach om de spelers tot tegen dat randje te pushen. Alleen zo maak je progressie. Vroeger werd er te ver onder de blessuregrens getraind. Met als gevolg: geen blessures, maar ook geen prestatieverbetering. Op het einde van de week moet je er dan weer voor zorgen dat de vermoeidheid genoeg daalt om je spelers fris te krijgen.
“Datamining en bio-informatica zijn op dit moment de sleutelbegrippen in de sportwetenschap. Data van het menselijk lichaam verzamelen, dat in algoritmen stoppen en met die output aan de slag gaan. Ik geloof heilig in het DIKW-model: data, information, knowledge en wisdom. Je verzamelt data – bijvoorbeeld het gewicht van je spelers – en zet die om in informatie, bijvoorbeeld door ze in grafieken te gieten. Daar voeg je vervolgens kennis aan toe. Zoals: als je gewicht afneemt, verbetert je prestatie en kunnen we de workload hoger zetten.
“Waar ik mij alleen maar mee bezig wil houden, is het wisdomgedeelte. Iedereen kan data verwerken, maar het belangrijkste is de interpretatie ervan. Dat is voor de coach. Ik wil kant-en-klare cijfers en daarmee ga ik aan de slag. De rest – de I en de K – moet door software gebeuren. Dat is wat wij met TopSportsLab doen. Wij hebben drie mensen die de hele dag niets anders doen dan kennis programmeren en algoritmen ontwikkelen.”
DOOR JAN HAUSPIE
“Vermoeidheidsmanagement is mijn stokpaardje. Volgens mij is dat dé key.”