Je hebt van die afkortingen waarmee je op quizzen kunt scoren. Om er twee te noemen: Barack Obama is de POTUS en BMW staat voor Bayerische Motoren Werke. Ook GOAT staat in dat rijtje. GOAT is de afkorting voor Greatest Of All Time. In sportmiddens graag gehanteerd.

Afgelopen dagen nestelde de GOAT-discussie zich weer eens in de tennissport. Dat gebeurde voor aanvang en na afloop van de halve finale op de Australian Open tussen Roger Federer en Rafael Nadal. Nadal won en dat al voor de 23e keer in 33 ontmoetingen. De Spanjaard bleef uiteindelijk wel steken op 13 grandslamtitels, maar zit op zijn 27e de vijf jaar oudere Federer, met 17 stuks tot op heden beschouwd als de GOAT, op de hielen. Het is vrij realistisch om te zeggen dat Nadal het record van Federer in de toekomst kan benaderen.

Resten die onderlinge duels. Kun je het GOAT-label claimen als je meer dan twee op de drie keer verliest van je grootste rivaal? Tenminste als je Federer en Nadal al als generatiegenoten ziet, wat ze eigenlijk niet zijn want de Zwitser is van 1981 en eerder generatiegenoot van Hewitt, Safin en Roddick, terwijl de in 1986 geboren Nadal in het rijtje Djokovic en Murray (beiden 1987) thuishoort. Ziehier het eerste vraagteken.

Maar toch doen we het zo graag, sporters vergelijken en de ene boven de andere plaatsen. Maar steeds komen we bij dergelijke waardeoordelen niet verder dan statistiekjes en worden generaties met elkaar vergeleken. U en ik, fans en tooghangers, mogen dat. Maar van onze sportvolgers verwachten we meer.

In de hele tennisdiscussie wordt al eens vergeten dat lange tijd de Australian Open nauwelijks voor vol werd aangezien als grandslamtoernooi en dat slechts een handvol toppers de trip maakte. En als ze die al maakten, was het hoogstens enkele keren. Björn Borg speelde er enkel in 1974, Jimmy Connors in 1974 en 1975 en John McEnroe pas vanaf 1983, toen hij al drie US Opentitels en één Wimbledonkroon op zak had. Roger Federer bereikte daarentegen afgelopen week voor de elfde (!) opeenvolgende keer de halve finales van het toernooi. We kunnen ons nu niet voorstellen dat toppers bewust niet afreizen naar Melbourne.

Je merkt de onzin van dit alles, want je kunt simpelweg niet vergelijken. Wat met de schoonheid van de uitgevoerde actie en de persoonlijkheid buiten de sportarena? Wat met de maatschappelijke relevantie van een sport? Wat met de sterkte en omvang van de concurrentie? Hier zijn vraagtekens twee, drie en vier.

Het is in één ruk ook het failliet van en de hypocrisie die je bij sportprijzen ziet. Prijzen die, net als het oordeel over de GOAT, worden uitgedeeld door mensen. En die zijn per definitie subjectief, hoe graag die ook objectief willen zijn.

Sven Vantomme, Heestert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content