In de aanloop naar het EK gaan we op zoek naar de veldjes waar de Rode Duivels voor het eerst tegen een bal trapten. Deze week: de eerste verschroeiende schoten van Romelu Lukaku in Boom.

Het eerste veldje van Romelu Lukaku lag tussen de oude Antwerpse Steenweg en de woonwijk Kruiskenslei in Boom-Noord. Het was het duiveltjesveld van Koninklijke Boom Football Club en na de fusie in 1998 van Koninklijke Rupel Boom Football Club. Zijn tweede veldje lag in de Put van Rupel, waar destijds Koninklijke Rupel Sportkring trainde en speelde en waar later onder meer ook de preminiemen van de fusieclub dat deden. Beide sites zijn nu braakliggende gronden die op bebouwing wachten. De jeugdvelden van K Rupel Boom FC zijn sinds augustus 2005 allemaal gelegen op een gloednieuw complex tussen de wijk Schommelei en het recreatiepark De Schorre, waar in de zomer in de oude kleiputten het jaarlijkse dancefestival Tomorrowland georganiseerd wordt. Maar in optimale staat blijken ook de nieuwe velden niet te zijn. Het regenwater dringt nog altijd niet makkelijk doorheen de kleigrond van de Rupelstreek. Wedstrijden worden tegenwoordig wel sneller afgelast. Vroeger werd er in Boom meer in het slijk gesjot.

Romelu voetbalde twee seizoenen in Boom. Een jaar bij de duiveltjes, onder de leiding van Erwin Wosky. En één bij de preminiemen, waar Louis De Boeck zijn trainer was. De vader van Glen De Boeck is al bijna zestig jaar bij het Boomse voetbal betrokken. Hij herinnert zich bijvoorbeeld nog helder de aankomst van de Congolese spits Roger Lukaku bij FC Boom meer dan een kwarteeuw geleden. ‘Het was in de winter en hij rilde van de kou’, zegt hij. ‘Ik heb hem toen mijn handschoenen gegeven.’ Vader Lukaku sloot dus zijn kinderen aan bij de club waar hij in België begon te voetballen, al speelde hij er zelf niet meer en woonde hij ook niet meer in de gemeente. ‘Zij woonden toen in Ruisbroek, maar dat is nauwelijks vijf kilometer hiervandaan’, zegt Louis. ‘En hij kende de club natuurlijk goed.’

ROMELI

Erwin Wosky, de eerste trainer van Romelu, ziet Romelu nog aankomen op de club. ‘Hij was heel verlegen’, vertelt hij. ‘En bij alles wat hij deed, keek hij direct naar zijn vader om te zien: deed ik het goed of deed ik het niet goed? Van Roger moest hij altijd naar doel trappen en goals maken. Ik weet nog dat hij ook video’s van zijn vader bekeek en die dan wou nadoen op training. Maar dat lukte niet altijd.’ (lacht)

Wat ook niet altijd lukte, was op tijd komen, herinnert zowel Erwin als Louis zich nog. ‘Roger was een beetje aan de gemakkelijke kant’, zegt Louis. ‘Laat ons zeggen dat punctualiteit toen niet zo in zijn woordenboek stond. (lacht) Het was dikwijls: zal ‘m komen, zal ‘m komen? Het gebeurde dat wij al aan het opwarmen waren toen hij arriveerde.’ Soms gingen ze Romelu thuis ophalen, merkt Erwin op. ‘We belden hem de zaterdagochtend dikwijls op, want we moeten daar eerlijk in zijn: we wonnen graag onze matchen; en als Romelu erbij was, maakten we meer kans. Het gebeurde dat de ploegafgevaardigde hem thuis ging halen.’ Soms kwam hij ook maar één keer trainen in plaats van twee keer, weet Louis nog. ‘Omdat de auto van Roger niet altijd wou starten. Dat was toen een nogal gammel karretje. Dan belde hij: ‘Ik krijg hem niet in gang, Romelu kan niet komen trainen.” En dan liet Louis hem de zaterdag op de bank beginnen. ‘Omdat sommige andere ouders dan redeneren: hij is maar één keer komen trainen en mijn kind twee keer… Maar eigenlijk was dat geen straf, want uiteindelijk speelde iedereen ongeveer evenveel. Ik denk niet dat we met Romelu één wedstrijd verloren.’

Erwin bracht een Duiveltjeskrant van Rupel Boom uit die tijd mee en wijst ons op een foto waarop Romelu een kop groter is dan drie ploegmaatjes die naast hem staan. ‘Maar pas op: die drie jongens naast hem zijn twee jaar ouder! Het gebeurde weleens dat als er bij een oudere ploeg een paar te kort waren en dat als Romelu hier nog rondliep hij de zaterdag twéé matchen speelde.’ Maar merkwaardig: in die Duiveltjeskrant staat bij de goalgetters in de wedstrijd tegen Bornem ‘Romeli’ in plaats van Romelu. ‘Wij dachten in het begin dat hij Romeli heette. Roger riep dat altijd langs de lijn: ‘Romeli!” (lacht)

‘Romeli’ schoot er toen ook al veel binnen, zowel bij de duiveltjes in 5 tegen 5 als bij de preminiemen in 8 tegen 8. ‘Goals maken was voor hem het enige dat telde’, zegt Erwin. ‘Hij gaf zelden zijn bal af. Maar ik ben van het principe: duiveltjes mag je niet afremmen, ze moeten een actie kunnen maken.’ Het is ook eigen aan die leeftijd. ‘Hun intrinsieke kwaliteiten mag je niet beknotten, maar als het naar egoisme begint te neigen, moet je ingrijpen’, vindt Louis. ‘En dat had hij soms wel eens. Bij mij was hij het centrale aanspeelpunt en het gebeurde dat wanneer hij van achteren de bal werd toegespeeld hij alles en iedereen voorbijliep en dan… bám! Dan zei ik: ‘Jongen, gij met uw capaciteiten, gij moet niet de eerste viool spelen in uw eigen orkest, gij moet uw orkest beter laten spelen.’ Ik probeerde hem collectiever te laten voetballen. En dan deed hij dat. En als hij weer eens een bevlieging had en de boel wou forceren, pakte ik hem eraf, gaf ik hem een reservebal en zei ik: ‘Speel jij maar alleen met dat balleke, jij hebt toch je ploegmaten niet nodig.’ Dat snapte hij wel en hij was ook iemand die snel iets aanvaardde.’

Erwin: ‘Als hij vervangen werd, zei hij: ‘Trainer, wanneer mag ik er weer op?”

Louis: ‘En: ‘Waarom moet ik eraf, trainer?” (lacht)

Erwin: ‘En: ‘Hoelang nog trainer?” (lacht)

Louis: ‘Hij stond altijd te popelen om er weer op te komen.’

Hij was in die tijd op dat niveau ook wel in staat het alleen te forceren, ontkent Louis niet. ‘Zijn schoten waren kogels. Die keeperkes verschroeiden hun vingers. Er waren gastjes die opzijgingen uit schrik. (lacht) Technisch was Romelu niet zo begaafd, maar hij profiteerde van zijn gestalte en zijn gewicht.’ Dat zorgde wekelijks voor commentaar van de tegenpartij, zegt Erwin. ‘Ze geloofden niet dat hij maar zeven jaar was. Dan zegden wij dat hij hier geboren was, in Wilrijk, en dat wat er op zijn paspoort stond, klopte. Maar dan nog geloofden ze het niet.’ Hij werd bij Rupel Boom ook niet doorgeschoven naar een hogere leeftijdscategorie, al stelde Louis dat wel ooit voor. ‘Maar dat werd afgeketst. In die tijd was het elk zijn ploegske. Dat werd serieus afgebakend toen.’

Op de vraag hoeveel keer precies Romelu op een seizoen scoorde, moeten zijn ex-trainers bij Rupel Boom het antwoord schuldig blijven. Louis adviseert ons met de glimlach ‘veel’ op te schrijven. Erwin houdt het op veertig à vijftig, met de nuance dat die generatie van 1993 sterk was en vaak met een doelpunt of tien verschil won. ‘Ooit maakten ze 302 goals in één seizoen.’

Overigens voetbalde er gelijktijdig nog een andere Lukaku bij Rupel Boom: Jordan, de één jaar jongere broer van Romelu. Louis noch Erwin was trainer van het ploegje waarin hij speelde, maar ze kenden hem wel. ‘Er was toen een groot verschil tussen die twee’, herinnert Erwin zich. ‘Ik moet zeggen: Jordan was een veel drukker kind dan Romelu, die een brave en sympathieke jongen was.’ Dat vond ook Louis. ‘En als voetballer was Jordan helemaal geen hoogvlieger.’

RODE DUIVEL

Na twee jaar vertrekt Romelu bij de toenmalige Antwerpse eersteprovincialer K Rupel Boom FC. Maar hij gaat niet hogerop. Integendeel. Zijn nieuwe club heet KFC Wintam, een kilometer of vijftien verder gelegen vierdeprovincialer zowaar. ‘Dat komt omdat Roger daar toen, in de nadagen van zijn carrière, een contractje kreeg’, zegt Louis. ‘En je weet hoe dat gaat. Dan zeggen ze: maar breng uw kinderen mee. Want ze wisten natuurlijk dat ze daar een meerwaarde zouden zijn. De familie is toen ook naar ginder verhuisd. Romelu en Jordan konden er met de fiets gaan trainen.’

Romelu blijft er maar een jaar. De eliteclub Lierse SK komt er hem halen. En nog eens twee jaar later verhuist hij naar de grootste club van het land. ‘Romelu was de ideale jeugdspeler voor Lierse’, zegt Erwin. ‘Daar speelden ze toen krachtvoetbal, met de lange bal; en daar is een spits die groot, sterk en snel is heel geschikt voor. Ze schoven er hem ook niet door naar een hogere leeftijdscategorie, omdat ze kampioen wilden spelen. Romelu is pas gevormd bij Anderlecht. Daar schoven ze hem wel snel sneller door, om hem met meer weerstand te confronteren, en begeleidden ze hem individueel.’

Intussen is Romelu bij de Rode Duivels en bij Everton in de Premier League een topspits geworden. Louis ontmoette hem nooit meer sinds hij als preminiem uit Boom vertrok. Erwin kwam hem een jaar of twee geleden eens tegen op een beloftewedstrijd van zijn zoon met Beerschot tegen Anderlecht. ‘Romelu was er om naar zijn broer te kijken’, zegt hij. ‘Hij kwam meteen af toen hij mij zag: ‘Hei trainer!’ Dat is plezant. Hij is een sympathieke jongen gebleven. Ook Roger en zijn vrouw waren er en die waren ook nog altijd even vriendelijk. Vroeger deed ik geregeld een klapke met Roger. Hij apprecieerde het wel dat we hen in Boom meteen aanvaardden.’

Het verlegen jongetje van weleer is behalve een topvoetballer ook een sterke persoonlijkheid geworden, merken ze in de media.

Louis: ‘Als je hem nu ziet, dan staat daar een heel zelfstandig mens. Hij is niet omhooggevallen.’

Erwin: ‘En ook het kind zit er nog altijd een beetje in.’

Louis: ‘Dat uitbundige. Romelu was altijd al een aimabele jongen. En hij ontwikkelde zich goed.’

Erwin: ‘Dat hij zo ’n goeie ging worden, kon je destijds niet zeggen. Hij was wel sterk, snel en kon goed naar de goal trappen, maar zoals Louis al zei: technisch was hij toen zwak. Dat hij toch zo goed is geworden, komt door de begeleiding die hij kreeg en de discipline die hij opbracht én vooral door de wil om te leren. Die zat er toen al in.’

Louis: ‘Hij was bezeten van het spelletje.’

Erwin: ‘Hij deed niks anders dan altijd met een bal bezig zijn.’

Intussen is tot hun verbazing ook Jordan Rode Duivel geworden. ‘Van Romelu kon je destijds misschien nog wel zeggen: de kans zit er ergens wel in dat hij de top haalt’, aldus Louis. ‘Van Jordan kon je zeggen: dat wordt zeker geen international. Maar ze maakten bij Anderlecht dezelfde ontwikkeling door. Daar werden ze echt gevormd.’ Al blijft er toch nog altijd een verschil in attitude, blijkt in Oostende; en vooralsnog ook in het niveau van hun respectievelijke clubs.

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘Ik denk niet dat we met Romelu één wedstrijd verloren.’ – LOUIS DE BOECK

‘Van Roger moest hij altijd naar doel trappen en goals maken.’ – ERWIN WOSKY

‘Zijn schoten waren kogels. Die keeperkes verschroeiden hun vingers.’ – LOUIS DE BOECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content