DE GODDELIJKE PAARDENSTAART

© BELGAIMAGE

Legendarische nummer 10, bejubeld in heel de Laars, antiheld van het WK’94: Roberto Baggio viert zaterdag zijn vijftigste verjaardag. Een goede gelegenheid om stil te staan bij een carrière vol geniale flitsen maar ook grote ontgoochelingen.

Van daar hoog in de tribunes van de Rose Bowl in Pasadena lijkt hij heel klein. Hij buigt diep voorover in het midden van die immense rechthoek, legt de bal op de penaltystip, strekt zich weer en zet enkele stappen achteruit. Het shirt met nummer 10 hangt half uit zijn broek. Hij kijkt ernstig, zoals een man kijkt die weet dat hij op het punt staat geschiedenis te schrijven. Hij neemt een aanloop. In zeven stappen is hij bij het leer. Hij trapt met zijn rechtervoet, die de Squadra Azzurra dit toernooi al vijf goals geschonken heeft. De bal klimt. Hoog, té hoog, en schiet over de kooi van Cláudio Taffarel. Tienduizend kilometer verder staan de harten van miljoenen Italianen even stil. Vervolgens stromen de tranen. De Brazilianen van hun kant dansen van vreugde en bestormen de grasmat. Vierentwintig jaar na hun laatste bekroning, in het tijdperk-Pelé, pakken ze eindelijk een vierde wereldtitel. Daarmee eren ze ook Ayrton Senna, die twee maanden voordien bij een formule 1-race in Italië om het leven was gekomen en die ook jacht maakte op een vierde lauwerkrans.

Roberto Baggio is alleen op de wereld, hij zet zijn handen in de heupen, buigt het hoofd en stapt dan naar zijn uitgetelde ploegmaats in de middencirkel. Hij weet dan al dat deze gebeurtenis hem tot het einde van zijn dagen zal achtervolgen.

‘Die kerf in mij (die gemiste penalty, nvdr) zal daar voor de rest van mijn leven zijn’, vertelde hij negentien jaar later aan So Foot. ‘Als kind droomde ik ervan de wereldbeker te winnen met Italië, tegen Brazilië. Dat was de perfecte droom, mijn favoriete droom. Alleen wist ik niet hoe die droom afliep. En kijk: hij liep op de slechtst denkbare manier af. Ik heb altijd gedacht dat het beter geweest zou zijn om die finale te verliezen met 3-0 dan met strafschoppen. Dat is mijn grootste ontgoocheling, een vreselijke bitterheid. Als je de wedstrijd verliest, dan verlies je die, goed, dan is het over. Maar nu gaat het om een foutje, een foutje van wat? Wel? Een foutje van wat? Een bal die tien centimeter te hoog is… Ik heb dat nooit een plaats kunnen geven en dat zal ik ook nooit kunnen. Ik heb er gewoon mee leren leven, dat is al. Ik probeer er niet te veel onder te lijden, in elk geval niet méér dan ik er al onder geleden heb. Maar elke keer als ik eraan denk, als ik erover praat, komt dat terug.’

NOODLOT

Als die wonde nog steeds niet geheeld is in het hart van Roberto Baggio, dan is ze dat evenmin in het hart van de tifosi. In het collectieve geheugen zal de Italiaanse nummer 10 voor altijd geassocieerd blijven met Pasadena. Roberto Baggio was nochtans meer dan dat. Véél meer. Bijgenaamd Il Divin Codino (de goddelijke paardenstaart), naar de vreemde haartooi die hij twintig jaar lang op het veld liet bewonderen, is hij zonder discussie een van de meest verafgode voetballers in de Laars. Baggio had de elegantie van de allergrootsten en was begiftigd met een buitengewone techniek. Zijn versnellingen waren verwoestend, hij was lucide voor het doel om de keeper tegenvoets te nemen, hij kon geniale assists afleveren, had een uitzonderlijke vista en was een meester van de stilliggende ballen. Kortom, hij was de orkestmeester van een hele generatie en het idool van een land dat zich herkende in de dramatische held, the beautiful loser.

Maar vooraleer hij dat allemaal werd, was Roberto een jongen uit Venetië, een van de acht telgen van Matilde en Fiorindo Baggio, een amateurwielrenner en – zoals elke zich respecterende Italiaan – een fan van het calcio. Toen hij zich aansloot bij Caldogno, de club van zijn geboortestad, was Roby al geen speler als een andere. Het talent van de grote fan van Zico springt snel in het oog en in 1980 mag hij naar Vicenza, dat dan in de Serie C uitkomt. De vroegrijpe jongen speelt er zijn eerste wedstrijd in het fanionelftal op 5 juni 1983, wanneer hij amper zestien jaar is. Een jaar later maakt hij zijn eerste doelpunt als prof. Het seizoen erop scoort hij twaalf keer en leidt hij Vicenza naar een tweede plaats, goed voor promotie naar de Serie B. Hij is nog maar achttien, maar die club is dan al te klein voor hem.

Maar het noodlot klopt een eerste keer aan de deur. Wanneer het seizoen bijna ten einde is en hij op het punt staat een contract te tekenen bij Fiorentina, scheurt hij de kruisbanden van zijn rechterknie. Dat had alles kunnen veranderen, maar gelukkig gelooft de club uit Firenze in hem en besluit ze om hem toch aan te trekken, al had ze de deal reglementair gezien kunnen afblazen. Baggio wordt geopereerd in Saint-Etienne en mist het volledige seizoen. Pas op 21 september 1986 maakt hij zijn grote debuut in de Serie A, thuis tegen Sampdoria. Maar een week later wordt hij geraakt aan diezelfde knie, de meniscus dit keer. Hij moet opnieuw onder het mes. Het seizoen zit er bijna op wanneer hij zijn rentree maakt, maar hij weet toch nog zijn eerste goal in de Serie A mee te pikken, op een vrije trap tegen het Napoli van Diego Maradona.

Nadat zo twee seizoenen de mist zijn ingegaan en hij al een floptransfer wordt genoemd, eist hij stilaan zijn plaats op in het team. In 1987/88 maakt hij negen goals en hij breekt helemaal door in het seizoen erop. Hij scoort vijftien keer in de competitie en wordt voor het eerst geselecteerd voor de Squadra Azzurra. Op 16 november 1988 pakt hij zijn eerste cap tegen Nederland, de regerende Europese kampioen.

Het laatste seizoen van Baggio voor La Viola is wisselvallig. Ondanks de zeventien goals van de nieuwbakken international stranden de paarshemden op een twaalfde plaats. Europees kent de ploeg wel succes: ze schakelt in de UEFA Cup Atlético Madrid, AJ Auxerre en Werder Bremen uit en speelt de finale tegen Juventus. In Turijn wordt met 3-1 verloren en dat wordt in het Stadio Comunale van Firenze niet meer rechtgezet. Baggio verliest de eerste finale in zijn carrière, het begin van een slechte gewoonte.

WOEDE

Twee dagen na de terugwedstrijd staat Roberto Baggio opnieuw op de voorpagina’s: de zoon van Caldogno verkast naar Juventus voor het recordbedrag van 18 miljard lire (ongeveer 9 miljoen euro). Het leidt tot relletjes in de straten van Firenze, waarbij de carabinieri moeten ingrijpen. De fans verstoren zelfs de training van de nationale ploeg, die zich in Coverciano voorbereidt op het WK.

Na de Mondiale, waarop hij zich aan de hele wereld heeft getoond (met onder meer twee goals, vooraleer Italië in de halve finale verloor van Argentinië met strafschoppen), wordt Baggio bij Juventus in de spits gekoppeld aan Toto Schillaci, de topschutter van het WK. Aanvankelijk loopt het moeizaam, maar uiteindelijk komt hij er toch door en werpt hij zich op als leider van de bianconeri. In alle competities samen maakt hij dertig goals.

Maar voor de Goddelijke Paardenstaart zal niets ooit eenvoudig zijn. Juve draait vierkant en weet zelfs geen Europees ticket te bemachtigen. Baggio haalt zich de woede van de tifosi op de hals wanneer hij een penalty weigert te nemen tegen zijn ex-ploeg onder het voorwendsel dat de doelman van de tegenpartij hem te goed kent. Bij zijn vervanging groet hij zijn voormalige supporters en neemt hij een paarse sjaal aan. Het is een onwerkelijke sfeer, tussen boegeroep van de eigen fans en applaus van de tegenstander.

Ondanks alles blijft Roby’s torinstinct intact, want hij wordt topschutter in de Europabeker voor bekerwinnaars, waarin Juventus de kwartfinale verliest tegen het Barcelona getraind door Johan Cruijff.

Na weer een jaar van ‘net niet’ onder Giovanni Trapattoni (runner-up in de Serie A en verliezend bekerfinalist) wordt Roberto Baggio voorgoed Il Divin Codino in 1993. Als kapitein van de Oude Dame schittert hij van het begin tot het eind van het seizoen. In de competitie mag het grote AC Milan van Fabio Capello dan wel onaantastbaar zijn, Juve speelt Europa plat en pakt de UEFA Cup. Raffaello – zoals hij genoemd wordt door Gianni Agnelli, de baas van FIAT en oud-voorzitter van Juventus – demonstreert en trekt zijn galakostuum aan voor de topmatchen. Drie goals maakt hij in de halve finales tegen PSG en twee in de finalewedstrijden tegen Borussia Dortmund. Na zo veel mislukkingen wint Baggio eindelijk zijn eerste trofee, hij maakt van Europa zijn speeltuin.

Op 28 december 1993 krijgt hij de Ballon d’Or als beste speler ter wereld. Met 142 punten gaat hij ruimschoots Dennis Bergkamp (83), Eric Cantona, Alen Boksic en Michael Laudrup vooraf.

De nachtmerrie van Pasadena in de zomer van 1994 vormt een keerpunt in de carrière van de Italiaanse spelmaker. In Turijn heeft Marcelo Lippi het overgenomen van Trapattoni en hij voert een 4-3-3 in, waarin er amper plaats is voor Baggio. Lippi geeft doorgaans de voorkeur aan Gianluca Vialli, Fabrizio Ravanelli en de jonge Alessandro Del Piero. Enkele blessures doen de rest: de kapitein speelt slechts zeventien matchen in de Serie A. Toch is het seizoen 1995/96 een groot succes voor La Vecchia Signora. Baggio wint zijn eerste titel én Coppa Italia en pakt bovendien een tweede UEFA Cup door in de finale het Parma van zijn naamgenoot Dino Baggio te verslaan.

Omdat hij weet dat hij niet in de langetermijnplannen van Marcelo Lippi past, besluit Roby om Turijn te verlaten. Hij gaat in op de avances van AC Milan en Silvio Berlusconi. In Lombardije vormt hij een indrukwekkende trojka met Dejan Savicevic en George Weah. Zijn tien doelpunten dragen bij aan een nieuwe titel voor de rossoneri, maar Baggio weet zich nooit echt helemaal aan te passen aan het systeem van Fabio Capello.

BOEDDHISME

Il Divin Codino is dan 29 jaar. Hij weet het op dat moment nog niet maar hij heeft dan al de laatste trofee uit zijn carrière gewonnen. In de UEFA Cup moet hij de duimen leggen tegen het Bordeaux van de latere grote vedette van Juventus, Zinédine Zidane, en het EK in Engeland moet hij vanuit zijn zetel bekijken omdat hij door Arrigo Sacchi geslachtofferd wordt op het altaar van de efficiëntie.

Het is een nieuwe tegenslag voor Baggio, die zijn heil zoekt in het boeddhisme, dat hij ontdekt na zijn eerste zware blessure bij Vicenza. Tijdens zijn tweede seizoen in San Siro komen Oscar Tabarez en Arrigo Sacchi aan het hoofd van de rood-zwarten, maar geen van beiden heeft echt vertrouwen in de Ballon d’Or, die desondanks zijn eerste wedstrijden speelt in de Champions League, waarin Milan maar een bleek figuur slaat. Omdat hij ervan overtuigd is dat hij titularis moet zijn om mee te mogen naar het WK in Frankrijk, laat hij zich een seizoen uitlenen aan Bologna. Daar vindt hij de benen van de twintigjarige Baggio terug en hij scoort over het hele seizoen 35 keer. De strategie loont, want Cesare Maldini neemt hem op in zijn selectie van 23 spelers. Zijn favoriete nummer 10 moet hij wel aan Del Piero laten, maar hij mag niettemin starten in de eerste twee wedstrijden. Tegen Chili zet hij zelfs een penalty om. Als invaller vindt hij de weg naar het net tegen Oostenrijk, wat de Squadra de kwalificatie voor de volgende ronde oplevert. Na de uitschakeling van Noorwegen kruist Frankrijk de weg van de Italianen. Na verlengingen staat het nog altijd 0-0 en komen er strafschoppen aan te pas. Als eerste schutter voor de azzurri aarzelt Baggio niet en klopt hij Fabien Barthez. Zijn bijna-naamgenoot Luigi Di Biagio heeft minder succes en trapt de bal op de lat. Voor de derde opeenvolgende keer gaat Italië eruit na de penaltyloterij.

Terug in Italië tekent Baggio bij Inter, de club waar hij als kind voor supporterde. Maar zoals vaak in zijn carrière wordt het sprookje een nachtmerrie. Veelal verwezen naar de flank of zelfs de bank speelt hij geen overtuigend eerste seizoen. Inter zwalpt en Marcelo Lippi neemt over in het Meazzastadion. Net zoals bij hun vorige samenwerking zit er ook nu weer ruis op de lijn tussen Lippi en Baggio. Toch laat Raffaello nog enkele klasseflitsen bewonderen, met name een knalprestatie in de barrages tegen Parma, die Inter de kwalificatie voor de Champions League oplevert en daardoor het vel van Lippi redt.

Baggio is dan 33 en heeft geen toekomst meer bij Inter. Hij trekt naar het pas gepromoveerde Brescia. Velen voorspellen dat hij er geen potten zal breken en dat Brescia zoals gewoonlijk snel weer zal degraderen, maar Little Buddah heeft nog wat moois in petto. Vier jaar na elkaar rondt hij als nummer 10 achter de spitsen de kaap van tien doelpunten. Daardoor weet liftploeg Brescia zich al die jaren probleemloos in de Serie A te handhaven.

Ondanks dat mooie fin de carrière neemt Trapattoni hem niet mee naar het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea. Trap gunt hem nog wel een 56e en laatste cap, op 28 april 2004 – waarin hij typisch genoeg niet weet te scoren. Bij zijn vervanging kort voor tijd geeft het Luigi Ferrarisstadion een staande ovatie aan Il Divin Codino, op de maat van de speler die hij geweest is: een artiest die op zijn eentje een wedstrijd kon doen kantelen maar die er ook in slaagde om in zijn laatste seizoen bij Brescia drie strafschoppen te missen.

DOOR JULES MONNIER – FOTO’S BELGAIMAGE

Roberto Baggio zet zijn handen in de heupen en buigt het hoofd. Hij weet dat deze gebeurtenis hem tot het einde van zijn dagen zal achtervolgen.

‘Baggio is een schepper, een uitvinder, een vertolker van de grootste volkskunst ter wereld.’ – MICHAEL FABER (ENGELSE JOURNALIST)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content