Ruud Vormer: bankzitter bij Feyenoord, opengebloeid in het Jan Breydelstadion. Op bezoek in Hoorn, bij een warme familie op een koude winteravond.
De avond valt over Hoorn, officieuze hoofdstad van West-Friesland en gelegen aan het Markermeer, in de zeventiende eeuw de levensader van de stad. De historische schepen en huizen langs de Veermanskade en Oude Doelenkade herinneren aan de ongekende rijkdom van de Nederlandse Gouden Eeuw, toen de Verenigde Oost-Indische Compagnie het monopolie op de handel met Azië had en Hoorn een belangrijke uitvalsbasis was.
Winkelstraten, terrasjes, musea, boottochtjes op het IJsselmeer, wandelingen langs de Hoornsche Hop. Een vredige plek om op te groeien. Stad – iets meer dan 71.000 inwoners – met de allures van een dorp, waar iedereen nog iedereen kent en de sociale controle maximaal is. Ronald en Frank de Boer woonden op een boogscheut – Grootebroek – van het centrum, Lorenzo Ebecilio (ex-Ajax) en Ruud Vormer zetten er hun eerste voetbalpasjes.
Wanneer de zon achter de riante huizen is verdwenen en de temperatuur tot onder het vriespunt is gezakt, zoeken de wandelaars troost en warmte in een van de vele horecazaken. Zoals in café ’t Visserhuis, waar Vader Abraham in 1975 Het kleine café aan de haven schreef. Een klassieker die bol staat van de nostalgie.
Daar in dat kleine café aan de haven,
daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine café aan de haven,
daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.
Langs de kade zegt iemand vriendelijk goeiendag, gastvrijheid is geen ijdel begrip in Noord-Holland. Dat blijkt in huize Vormer, gelegen in de wijk Zwaag. “Vroeger woonden we in de binnenstad, drie jaar geleden zijn we verhuisd. Ruudje was toen al lang weg hoor”, zegt Mieke, de goedlachse moeder, die achtereenvolgens warme appeltaart, belegde broodjes en koffie laat aanrukken. Als een echte moederkloek ontfermt ze zich over de gasten, lege kopjes of glazen worden meteen bijgevuld. “Wil je iets fris? Glaasje water? Een wijntje? Neem nog een broodje. Suiker of melk bij de koffie?”
Kim, Ruuds oudste zuster, kijkt en luistert geboeid, Ruud senior leunt ontspannen achteruit in de zetel. Ruud en Ruud. “Onze zoon ook Ruud noemen was zeker niet mijn idee. Hopeloos ouderwets.” Mieke brengt opheldering. “Ik had geen andere naam. Ik kom uit een gezin met alleen maar meisjes en dacht dat ik, na Kim, ook opnieuw een meisje zou krijgen. Ik zat al een tijdje met Kelly in mijn hoofd. Kim en Kelly, vond ik leuk. En toen werd er een jongetje geboren. Tja, Ruud dan maar.” (schatert)
Amsterdammer
Op de tafel ligt een tiental boeken met krantenknipsels, persoonlijke aantekeningen, uitgeprinte verslagjes van websites en een pagina met Vormers eerste contract bij AZ, inclusief jaarloon en premies. Vader, vastberaden: “Laten we dit maar snel omdraaien.”
Zijn dialect en tongval verraadt Amsterdamse roots. “Klopt. Ik woonde in de Jordaan, een gezellige volksbuurt in de binnenstad. Maar toen Kim werd geboren, vonden we de grootstad geen ideale plek om op te groeien.” Kim, lachend: “Ruud baalt er nog van dat wij geboren Amsterdammers zijn en hij de enige Horinees (geboren en getogen in Hoorn, nvdr) is.”
Maar, pikt vader in: “Hij is wel opz’n Amsterdams opgevoed. Veel assertiever dan de andere jongetjes. Altijd zeggen wat hij denkt. Vrij direct, zonder arrogant te zijn. Daar moesten ze bij Roda, in het rustige Limburg, toch even aan wennen.” Mieke: “Ruudje is meer Amsterdammer dan Horinees. De mensen zijn hier wat stugger, meer afwachtend.” Kim: “Een beetje boeren, toch?” (schatert)
Het boek gaat open, de eerste pagina wordt volledig gevuld door Ruud Vormer. Piepkuiken, in het rood-witte shirt van de Hoornse Voetbalvereniging Hollandia. Mieke: “Amper vijf jaar, een jaartje te jong, maar hij mocht meteen meespelen.” Vader pikt in: “Toen hij op het strand, twee jaar oud, met zijn kleine pootjes tegen een balletje trapte, dacht ik meteen: hier zit iets in. Kim kon ook heel goed voetballen, maar ze was een beetje lui. Als de bal niet voor haar voeten kwam, dan ging ze er niet achteraan hoor. Wat een verschil met Ruud.” (lacht)
Hij legt de link naar de middenvelder die ze in Brugge kennen. Onvermoeibaar, groot volume, infiltrerend. “Bij zijn andere clubs zag ik dat bijna nooit. Bij Roda sporadisch eens, iets wat Michel Preud’homme, toen nog als trainer van Twente, blijkbaar niet vergeten was. Diepe bal, Ruud die scoorde. Bij Feyenoord moest hij in positie blijven en gedisciplineerd voetballen, terwijl een bewegende speler moeilijker af te stoppen is. Daarom vindt Ruud het zo leuk in Brugge, waar veel directer wordt gevoetbald en er meer strijd is. Hier wordt het balletje vaak eindeloos rond getikt. Breien…”
Een beeld in de zaal, bij Hoornsche Veerhuys. Ruud: “Zaalvoetbal vond hij enorm leuk. Leren spelen op een kleine ruimte, bal goed aannemen, snel beslissen… Heel nuttig, maar de meeste trainers waren geen voorstander. Op zijn dertien, veertien jaar is hij ermee gestopt.” Mieke: “Ruudje vond eigenlijk alles leuk, zolang het maar met een bal was.” Kim: “Tenzij dan hockey. Een kaksport. Héél elitair.”
Op weg naar AZ
Een eerste hoogtepunt: D1-pupillen VV Hollandia, seizoen 1998/99, kampioen! Een titel met een bittere nasmaak. Op het einde zetten de meeste jongens de stap naar een hogere categorie, Ruud – klein en compact – moet blijven. Mieke: “De trainer zei: ‘Als hij nu overgaat, dan moet hij op zijn tenen lopen.’ Tja.” Vader schudt het hoofd. “De meeste jeugdtrainers kiezen voor grote en sterke jongens, maar op een bepaalde leeftijd verdwijnt dat fysieke voordeel. Ruud is nu 1,78 meter, toch niet zó klein.”
Bij VV De Blokkers mag de middenvelder wél een reeks hoger spelen. Mieke: “Ik herinner me een groot jeugdtoernooi voor de B’s, waarin hij als C’tje tot beste speler werd uitgeroepen. Al die andere ouders kwaad natuurlijk.” Ruud: “Hij kreeg een trainingspak waar ik zelfs in kon.” (lacht)
Vader wijst naar een brief van de KNVB: uitnodiging voor de regioselectie West-Friesland. “Het enige spelertje dat nog niet bij een BVO (Betaald Voetbal Organisatie, nvdr) zat, waardoor er heel snel interesse van profclubs kwam.” Mieke: “We kregen het ene telefoontje na het andere.”
Een handgeschreven A4’tje. Brief van AZ. Telefoontje van Utrecht. Brief van Ajax. Brief van Vitesse. Telefoontje van Volendam.Brief van Haarlem. Telkens geïllustreerd met het logootje van de club en de datum, gesitueerd in de periode 2000-2001. Mieke: “AZ wilde hem meteen nemen, terwijl hij bij Ajax eerst op proef moest.”
Voetballen bij Ajax, de natte droom van elke geboren Amsterdammer. “Natuurlijk had ik dat het liefst, maar ik heb Ruud zelf laten kiezen.” Kim pikt in: “Bij AZ zeiden ze: ‘Als je bij Ajax op proef gaat, hoef je niet meer naar Alkmaar te komen.’ Vitesse was ook een mogelijkheid, maar dan moest hij in een gastgezin wonen en dat wilden mijn ouders niet.”
Het wordt AZ, in de knipselmap steekt een ontroerende boodschap. Toen je bij De Blokkers kwam, wisten we al dat je weer weg zou gaan. Veel succes bij AZ. Ik hoop dat we je nog vaak mogen terugzien. Je trainer. Mieke: “Ruud vertelde al op de lagere school dat hij voetballer wilde worden. En toen ik zei dat het misschien niet zou lukken, antwoordde hij meteen: ‘Ik wil het wel proberen, mama.'” Ruud: “Ik vind dat je kinderen moet stimuleren in wat ze leuk vinden.”
Ruud Vormer, dertien jaar jong, wordt elke morgen om zeven uur door een busje van de club opgehaald en exact twaalf uur later netjes aan huis afgezet. “Wij zagen hem amper. Eigenlijk werd hij vanaf dan op de club en op school opgevoed, en mocht hij doen wat hij het liefst deed: voetballen”, vertelt moeder. Kim: “Hij haatte school. Stilzitten was niet aan mijn broertje besteed.”
Moeder vult aan. “Ruud was een buitenkind. Als het niet regende, dan rende hij meteen naar buiten. Wanneer een match of training werd afgelast, was hij enorm verdrietig. Huilen… Maar hij moest wel zijn best doen op school, anders werd hij door de mensen van AZ op de vingers getikt. Alleen had hij het voordeel dat hij samen met andere sporters – skiërs, hockeyers, honkballers – in de klas zat, waardoor het lesprogramma aan de trainingen werd aangepast…”
Kim: “Ruud wilde ook beter worden, ’s avonds nog op zijn mindere linkervoet oefenen. Dan kwam pa thuis en mocht hij meteen mee naar het park. ‘Ik moet oefenen met links, want dat is helemaal niet goed.’ We hebben uren samen gevoetbald, steeds weer ballen op twee lantaarnpalen schieten.” Ruud: “Voetballen leer je op die leeftijd op straat, niet op een trainingsveld.”
Wie waren Vormers voorbeelden? Ruud: “Edgar Davids vond hij geweldig, ze noemden hem soms de blanke Davids. AndreaPirlo, ZinédineZidane… Hij verzamelde ook prentjes van Panini, maar op zijn kamer hing geen enkele voetbalposter. Alleen maar tekeningen of foto’s van auto’s, nog altijd een van zijn hobby’s.” Kim: “Hij was ook veel bezig met speelgoedautootjes, net als zijn zoontje Valente nu.”
Kapitein van de ploeg
Vader gaat iets sneller door de boeken, straks speelt zijn zoon immers tegen KV Mechelen de kwartfinale van de beker van België. De eerste oproepingsbrief voor het jeugdteam van Oranje, wedstrijdbeelden in het shirt van AZ, brieven van jonge fans… “Ik hoor soms: ‘Die voetballers verdienen toch veel geld.’ Akkoord, maar ze hebben er ook veel voor gelaten. Om negen uur naar bed, gezond eten… En als de vriendjes uit de buurt op stap gingen, zei hij meteen: ‘Neen, ik moet morgen voetballen.’ Hij was daar heel strikt in. Het ging ook lekker: altijd aanvoerder, elk jaar probleemloos de stap naar de hogere categorie kunnen zetten.”
Geen rebel, vult moeder aan. “Wel aanwezig. Druk, dat zegt zijn vriendin ook. Maar: een lieve jongen, al moest ik hem altijd wel ergens op straat gaan zoeken. Geen problemen mee gehad, tot hij met de brommer begon te rijden.” Kim: “Zonder rijbewijs! Hij keek steeds achterom om te zien of er geen politie in de buurt was.” Mieke: “Toen hij de brommer total loss reed, was hij er ook klaar mee.”
Een positief kind, benadrukt Mieke. “Altijd vrolijk.” Vader: “Mooie eigenschap in een mens.” Moeder begint spontaan te lachen. “Ik herinner me wel nog dat Ruudje ooit zijn middelvinger aan vader toonde. (lacht) Toch een beetje puberen… Als hij verloor, dan kon hij wel chagrijnig zijn. Nog altijd eigenlijk. En hij wilde ook altijd weten wat wij van de wedstrijd vonden.”
Nog steeds, zegt vader. “Ik ben dan wel eerlijk. ‘Dit en dit kon beter…’ Even mopperen, maar de volgende dag belt hij terug: ‘Je hebt gelijk, pa.’ Je doet je kind geen plezier door hem op te hemelen.”
WK in Peru
Een wedstrijdblad van een oefeninterland in 2005 met de U17 tegen België trekt de aandacht. “Steven Defour zat op de bank.” Bij de Belgen vooral namen van jongens die het niet gemaakt hebben, bij de Nederlanders enkele bekende voetballers. Doelman Tim Krul en Vurnon Anita (Newcastle), Jeffrey Sarpong (ex-Ajax, nu NAC), John Goossens (ex-Feyenoord), Erik Pieters (Stoke City), Ismaïl Aissati (ex-Ajax, nu Terek Grozny) en Ruud Vormer, altijd onbetwist basisspeler. Senior: “De lichting van 1988, goed hoor… Finale op het EK, derde op het WK in Peru.”
De laatste pagina’s worden omgedraaid. Enkele schrijfsels van Ruud Vormer, die op het WK na elke wedstrijd een column naar het Noordhollands Dagblad doorstuurt. Gambianen lijken wel dertig. Applaus voor de kok. Een vergeeld knipsel: nominatie voor sportjongere van West-Friesland. Vader, kort: “Ga maar door, hij werd het niet. Die twee trutten weer, hé.” Moeder en dochter proesten het uit. “Die twee meiden, een paar keer wereldkampioen zeilen geworden.”
Een rode draad door de foto’s: Ruud Vormer met lange wapperende haren. Niet gekunsteld, geen gel. “Te lang, precies een matje.” (lacht) Mieke: “Zijn haar vindt hij nog altijd belangrijk. Vroeger zat er een fijn bandje in, zijn gelukbrengertje. O wee als hij het niet meteen vond.”
Vader klapt het boek dicht. “Graziano Pellè, met wie Ruud nog bij AZ en Feyenoord samen speelde, was ook de hele tijd met zijn haar bezig. In Rotterdam gingen ze zelfs naar de dezelfde kapper. Ach, die Pellè, wat was die slecht in Alkmaar zeg… De mensen vroegen zich af waarom ze die kerel in godsnaam uit Italië (voor een recordbedrag van zes miljoen euro, nvdr) hadden gehaald. Pas bij Feyenoord is hij helemaal doorgebroken.” Kim: “Dat had Louis van Gaal toch weer goed gezien.”
Louis van Gaal, de naam is gevallen. Ruud: “Hij kwam altijd naar de A1 kijken. De dag voor zijn achttiende verjaardag zei Van Gaal dat Ruud naar zijn kantoor moest komen. ‘Gefeliciteerd, vanaf nu zit je bij mij in de groep.’ Nou, een mooier verjaardagscadeau kan je niet krijgen. Hij mocht Jong AZ overslaan, na het WK tekende hij zijn eerste profcontract. Ruud kon het goed vinden met Van Gaal, die hem bij AZ liet debuteren.
“Dat Van Gaal hem járen later (in augustus 2011, nvdr) de Bronzen Schoen – een prijs van De Telegraaf – overhandigde, vond Ruud geweldig. Hij zat nochtans in Portugal, maar kwam speciaal voor hem naar Nederland.” Van Gaals speech is in het geheugen van de familie gegrift. Ik zie een jongetje die man is geworden. Een man in het voetbal. Hij staat open voor zijn coach en wil nog aan zichzelf werken. Veel succes!
De televisie wordt aangeknipt. Nog een halfuurtje tot de aftrap. Afscheid nemen, bedanken voor de vriendelijke ontvangst, voor de taart en broodjes. Mieke: “Belgen zijn toch ook gastvrij? Weet je wat ik daar zo leuk vind? Dat je bij een koffie meestal zo’n lekker glaasje advocaat krijgt.” Ruud: “En de benzine is lekker goedkoop. Als we eens naar Brugge rijden, dan tank ik mijn wagentje vol hoor…”
DOOR CHRIS TETAERT IN HOORN
“Toen ik hem op het strand, amper twee jaar oud, met zijn kleine pootjes tegen een balletje zag trappen, dacht ik meteen: hier zit iets in.” Ruud senior