Spanje voetbalt niet zo sprankelend als op Euro 2008 of het WK 2010, maar La Roja lijkt opnieuw op weg naar glorie. Als Spanje woensdagavond buur Portugal klopt, staat het op 90 minuten van een unieke treble. Spanje kan het eerste land worden dat zijn Europese titel verlengt en drie grote toernooien op een rij wint.

Voetbal is een simpel spelletje met 22 spelers en aan het einde wint… Spanje. De Selección heeft een lange geschiedenis van fraai voetbal en een lege prijzenkast achter de rug, sinds het in 1964 Europees kampioen werd.

De traditionele mislukkelingen zijn echter eeuwige winnaars gewonnen. De laatste nederlaag op een EK of WK dateert van de achtste finale van het WK in Duitsland in 2006. Frankrijk was de laatste ploeg die de Spanjaarden op een groot toernooi kon kloppen (3-1).

Spanje had nog nooit in een wedstrijd met inzet gewonnen van Les Bleus, maar de ploeg van Vicente del Bosque maakte zaterdag in Donetsk komaf met die traditie. Twee goals van Xabi Alonso, die zes jaar terug in Hannover nog in het verliezende kamp stond, bezegelden in zijn honderdste interland het lot van een ultradefensieve Franse ploeg.

Vicente del Bosque was nochtans niet gerust in de afloop tegen Frankrijk. ‘We zullen de geschiedenis moeten herschrijven’, zei hij, refererend aan het feit dat Spanje in echte duels nog nooit van de Fransen won en dat zijn ploeg in de groepsfase vaak glans miste.

“De kritiek is overdreven”, oordeelde Del Bosque. “Wij hebben problemen vanwege de lof die we van overal krijgen voor ons superieur voetbal”, aldus de Castilliaan. “Niemand durft tegen ons vooruit te voetballen. Uiteraard geef je dan ook weleens kansen weg op de counter.”

In het derde groepsduel, dat niet mocht worden verloren, had Spanje de heilige Iker ( Casillas) en Jesus ( Navas) himself – plus wat hulp van de spelleiding – nodig om Kroatië te bedwingen. “In die partij hadden we opnieuw zeventig procent balbezit en schoten we zestien of zeventien keer op doel. Zij kwamen niet verder dan zeven, acht doelpogingen. Zo slecht deden we het dus niet.”

Del Bosque weet echter dat de criticasters niet helemaal ongelijk hadden. “We gaan voor balbezit, maar evenzeer voor verticaal spel en diepgang”, vervolgde hij.

Diepte ontbrak zaterdag echter ook in de Donbass Arena in het spel van de regerende Europese en wereldkampioen. Del Bosque had zelf ook zijn twijfels en verkoos Cesc Fàbregas boven Fernando Torres. Spanje pakte, in afwezigheid van de geblesseerde David Villa, met een 4-6-0 uit.

Maar ook met tiki-takanaccio, zonder echte aanvaller en met Fàbregas als ‘valse 9’ kan Spanje scoren. Zelfs met het hoofd. De cijfers ogen dan ook indrukwekkend. De Selección behield in de laatste veertien wedstrijden op een EK of WK elf keer de nul en incasseerde slechts drie tegendoelpunten. Het scoorde zelf in achttien opeenvolgende duels op het hoogste vlak.

La Roja

Met Portugal wordt het vandaag/woensdag andere koek. El derbi ibérico, een van de oudste voetbalrivaliteiten van het continent. Op Euro 2004 had Portugal in de groepsfase een zege nodig om de volgende ronde te bereiken. “Dit is oorlog”, declameerde Luiz Felipe Scolari, de toenmalige bondscoach. “Het is de tegenstander afmaken of zelf sterven.”

Portugal won met 1-0 en verloor finaal de eindstrijd van Griekenland. Twee jaar terug nam Spanje revanche. In Kaapstad kegelde het de Iberische buur in de achtste finales uit de Wereldbeker.

Spanje-Portugal wordt in zeker zin ook een herhaling van de clásico van de Primera División: Cristiano Ronaldo (plus Pepe en Coentrão) tegen FC Barcelona, zonder LionelMessi maar met de Realspelers Iker Casillas, Sergio Ramos, Xabi Alonso en Alvaro Arbeloa.

Het Spaanse succesverhaal begon op het WK 2006, met Luis Aragonés als bondscoach. Aragonés, die eind jaren 30 geboren werd, had alle watertjes in het Spaanse voetbal doorzwommen. Hij had onder andere voor Real Madrid en Atlético Madrid – waarmee hij nationaal topschutter werd – gespeeld en FC Barcelona getraind.

Aragonés was in de jaren 80 al eens als bondscoach naar voren geschoven, maar zijn kandidatuur werd afgewezen omdat hij te zeer bekend stond als iemand die van zijn hart geen moordkuil maakte en de straffe uitspraken niet schuwde. Hij kende echter de spelsystemen van alle clubs uit de Primera División en stond bekend als een pragmaticus. Zijn bijnaam was El Sabio de Hortaleza, de wijze man van Hortaleza, een plaatsje vlak bij Madrid.

Aragonés moest een einde maken aan meer dan veertig jaar mislukkingen. Hij koos voor passie, geduld en balbezit en bouwde voort op de erfenis die Johan Cruijff in Spanje nagelaten had en kwam automatisch uit bij de jonge talenten van Barcelona.

Aragonés was ook de man die de bijnaam La Roja ingang deed vinden. Tot dan stond de ploeg bekend als La Selección National of La furia española, de Spaanse furie. Een naam die teruggaat naar de plundering van Antwerpen in november 1576 en het rücksichtlose optreden van de Spaanse troepen aan de Schelde.

Franco hield van de term La Furia, schrijft Jimmy Burns in zijn nieuwe boek La Roja. De dictator was van oordeel dat La Furia het best de Spaanse identiteit uitdrukte.

Toen Aragonés het voor het eerst over La Roja had, waren de rapen dan ook gaar bij extreemrechts. Politici uit die hoek noemden het een provocatie. Roja was tijdens de Burgeroorlog van de jaren 30 de omschrijving voor een tegenstander van Franco, een communist.

De bondscoach werd ervan beschuldigd dat hij wilde meesurfen op de populariteit van de socialistische regering van José Luis Zapatero, die haar wittebroodsperiode beleefde. Aragonés, die in de aanloop naar het WK door de Engelse pers was beschuldigd van racistische uitspraken aan het adres van Thierry Henry, weigerde echter een diepere betekenis aan de nieuwe bijnaam te geven. Hij beweerde dat hij alleen het voorbeeld volgde van de Azzurri, Les Bleus en Oranje. Ook nationale ploegen die de naam kregen van de kleur waarin ze voetballen.

Maar er was duidelijk meer aan de hand. La Furia stond al ten tijde van de generalissimo voor een viriele en agressieve aanpak. Kortom, destructief voetbal. Met de nieuwe naam verschoof de nadruk van de stier naar de torero of de matador. La Roja was de kleur van de wijn, van het bloed. Iets vitaals, iets dat leven geeft. Dat een ander, beter Spanje vorm geeft. Ook op voetbalgebied.

Brug

In Duitsland lukte het nog niet echt voor La Roja, maar in de zomer van 2008 kroonde de Selección zich in het Ernst Happel van Wenen tot Europees kampioen.

Aragonés was zeventig en wilde na afloop een laatste grote slag slaan en de titel verzilveren. Hij vertrok naar Fenerbahçe in Turkije, maar keerde binnen de kortste keren onbegrepen en vernederd terug.

De Spaanse bond stond voor de moeilijke taak een opvolger voor ‘de wijze man uit Hortaleza’ te vinden. De keuze viel op Vicente del Bosque. De man uit Salamanca had een heel andere reputatie dan zijn voorganger. Hij was een minder controversiële figuur, immer bedachtzaam in zijn uitspraken. “Aan mij is niets excentrieks”, zei hij bij zijn aanstelling op de persconferentie.

Del Bosque had bij Real Madrid gevoetbald. Tussen 1974 en 1980 werd hij vijf keer kampioen met de Koninklijke. Hij speelde achttien keer voor La Furia, en scoorde één keer in het nationale tricot.

Hij coachte later gedurende vier jaar ook Real Madrid, won twee keer de Primera División en evenveel keer de Champions League. Meteen na zijn tweede landstitel werd hij ontslagen door Florentino Perez. Het was precies één week nadat David Beckham zijn handtekening had gezet in Santiago Bernabéu. De flamboyante voorzitter was van oordeel dat Del Bosque niet met supersterren om kon en niet paste bij het imago van de galácticos.

Vicente del Bosque lijkt een karikatuur van een lid van de Guardia Civil die op zijn pensioen wacht als hij uit de dug-out stapt. Een man met flink wat overgewicht en de onvermijdelijke snor.

Na zijn ontslag bij Real was Del Bosque ook naar Turkije getrokken. Zijn verblijf bij Besiktas was nog korter dan dat van Aragonés enkele jaren later bij Fenerbahçe.

De rust die Del Bosque uitstraalde, was echter ideaal om een brug naar iets nieuws te leggen. Maar hij was ook weer een Castilliaan, die door de andere regio’s moest aanvaard worden. Del Bosque was zo slim in interviews meteen te benadrukken dat zijn vader een republikein was en tijdens de Burgeroorlog gevangen was genomen door de troepen van Franco. “En Real Madrid is geen ploeg van Franco”, stelde hij. “Het is een pluralistische club. De aanhangers behoren tot alle mogelijke strekkingen.”

Als bondscoach borduurde hij voort op de arbeidsethos en de speelstijl van Pep Guardiola. De Spaanse nationale ploeg werd afhankelijker dan ooit in de geschiedenis van het spel van Barcelona.

Vriendschap

Bij het vertrek naar het WK 2010 had Spanje slechts één keer verloren in 49 interlands. In Zuid-Afrika ging het echter meteen mis in de eerste match tegen Zwitserland (0-1). De pers was vernietigend en de charge werd geleid door ‘de wijze man van Hortaleza’, die vooral kritiek had op het feit dat Xabi Alonso en Sergio Busquets samen op het middenveld opereerden.

Del Bosque reageerde niet. “Ik zeg geen verkeerd woord over hem”, zei hij. “Er is maar één Spanje. Geen Spanje van Del Bosque en een ander van Aragonés.”

Hij trok zich in de schaduw terug en loodste zijn spelers naar de wereldkroon. In het afgelegen basiskamp in Potchefstroom heerste peis en vree. Honderden journalisten zaten dagelijks boven op de spelersgroep, maar konden geen onvertogen woord – laat staan een vorm van rebellie – noteren.

“Onze overwinning tegen Duitsland betekende een keerpunt in het toernooi”, stelde hij achteraf. “Toen verloren we onze angst.”

De eenheid die señor marqués de Del Bosque – na de zomer van 2010 werd hij door koning Juan Carlos in de adelstand verheven – tot stand had gebracht, werd de voorbije jaren bedreigd door het gedrag van de ‘agent provocateur’ José Mourinho, die de rivaliteit tussen Real Madrid en FC Barcelona op de spits dreef. De clásicos van de voorbije jaren draaiden geregeld uit op regelrechte schoppartijen.

De samenhang in La Roja steunt op de jarenlange vriendschap en het wederzijdse professionele respect tussen aanvoerder Iker Casillas (Real) en Xavi (de patron van Barça). “De menselijke component is in het voetbal uiterst belangrijk om succes te boeken”, aldus Del Bosque. “De meeste spelers doorliepen samen de jeugdrangen van de nationale jeugdteams en bouwden een relatie op die niet meer stuk kan.”

Zij worden daarbij geholpen door een man die lak heeft aan uiterlijke schijn en luxe en een toonbeeld van bescheidenheid is. “De weg van de arrogantie leidt nergens heen”, zei hij onlangs aan Die Welt. “Ik ben maar een voetbaltrainer en zij slechts voetballers. Niks meer. Zo moeten spelers zich ook gedragen. Als voetballers.

“Ik kan alleen het goede voorbeeld geven. Met woorden, en met daden. Zo bewaren we de normaliteit in de groep. Als mensen uit het voetbal hebben we de opdracht de maatschappij iets terug te geven. Ondanks de huidige problemen is Spanje een land dat zich sterk ontwikkeld heeft. Dankzij het voetbal heeft het een goed imago, of toch een beter imago dan zonder het voetbal.”

De bijna 62-jarige Del Bosque verlengde net voor Euro 2012 zijn contract tot de zomer van 2014. Of hij na het WK nog doorgaat, weet hij nog niet. “Vast staat alleen dat ik na het bondscoachschap niet meer aan iets nieuws begin”, kondigde hij al aan.

DOOR FRANÇOIS COLIN

La Roja was de kleur van de wijn, het bloed. Iets vitaals, dat leven geeft.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise